ECLI:NL:RBSGR:2012:BY4543

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/8677, 12/8679
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Tamil vrouw in verband met verslechterde veiligheidssituatie in Sri Lanka

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 18 oktober 2012 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres, een Tamil vrouw van Srilankaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiseres stelde dat de veiligheidssituatie voor Tamils in Sri Lanka is verslechterd en dat zij risico loopt op schending van artikel 3 van het EVRM bij terugkeer. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres nieuwe feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die de eerdere afwijzing van haar asielaanvraag kunnen beïnvloeden. De rechtbank oordeelde dat de informatie die eiseres heeft overgelegd, waaronder rapporten van Amnesty International en Human Rights Watch, aannemelijk maakt dat de situatie voor terugkerende afgewezen Tamil asielzoekers is verslechterd ten opzichte van de periode waarop het eerdere besluit was gebaseerd. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het belang daarvan was komen te vervallen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12/8677 (beroep)
AWB 12/8679 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningenrechter van 18 oktober 2012 in de zaak tussen
[eiseres]
geboren op [geboortedatum], van Srilankaanse nationaliteit,
eiseres, verzoekster,
hierna te noemen eiseres,
(gemachtigde: mr. R.S. Nandoe, advocaat te Alkmaar),
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder,
(gemachtigde: mr. S. Söylemez, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage).
Procesverloop
Bij besluit van 15 februari 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiseres heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Zij verzoekt verweerder te verbieden haar uit te zetten tot vier weken nadat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
Verweerder heeft op 29 augustus 2012 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2012. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiseres heeft eerder, op 16 juli 2009, een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Aan deze aanvraag heeft eiseres het volgende ten grondslag gelegd. Eiseres heeft problemen ondervonden vanwege het feit dat zij als Tamil verdacht werd van samenwerking met de LTTE. Haar dochter is in 1996 gedwongen zich aan te sluiten bij de LTTE en is daarbij omgekomen. Haar zoon is in 1998 naar Europa gevlucht omdat eiseres niet wilde dat hij ook door de LTTE geronseld zou worden. Eiseres heeft dikwijls moeten vluchten voor het oprukkende Srilankaanse leger en op 15 maart 2009 is haar man bij een bombardement omgekomen. Haar dochter, schoonzoon en kleinkind is eiseres bij dit bombardement kwijt geraakt. Eiseres is daarna zelf opgepakt door het Srilankaanse leger en ondervraagd over mogelijke betrokkenheid bij de LTTE. Hierbij is zij geslagen, geschopt en heeft zij gezien hoe meisjes verkracht werden. Vanwege medische klachten heeft zij in het ziekenhuis gelegen. Met hulp van een vriend heeft zij Sri Lanka verlaten. Verweerder heeft deze aanvraag bij besluit van 6 mei 2010 afgewezen aangezien het relaas positieve overtuigingskracht ontbeert. Het hiertegen ingestelde beroep heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats Middelburg, bij uitspraak van 2 december 2010 (AWB 10/19900) ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft deze uitspraak op 28 maart 2011 (201012806/1/V1) bevestigd waarmee het besluit van 6 mei 2010 in rechte is komen vast te staan.
2. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar aanvraag de volgende documenten overgelegd:
1. een arrestatiebevel van 3 december 2010;
2. vertaling van de overlijdensakte van haar dochter van 24 februari 2011;
3. een verklaring van het dorpshoofd van 12 februari 2011;
4. een brief van haar neef van 25 april 2010;
5. een brief van een kennis/huurder van 2 december 2010;
6. kopie van het rouwbericht naar aanleiding van het overlijden van haar dochter;
7. een artikel uit de volkskrant van 16 juni 2011;
8. een uitdraai van de website ‘www.maaveerarillam.com’;
9. een verklaring van “Voice for Human Rights” van 10 maart 2011.
Voorts meent eiseres dat sprake is van een verslechtering van de veiligheidssituatie in Sri Lanka voor Tamils en dat familieleden van LTTE leden een risico lopen op schending van artikel 3 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres verwezen naar de volgende rapporten:
- bericht op www.srilankaguardian.org van 29 december 2010;
- persbericht van Amnesty International van 17 juni 2011;
- rapport van Schweizerische Fluchtelingshilfe van 22 september 2011;
- het rapport van de International Crisis Group (ICG) van 20 december 2011;
- rapport van Human Rights Watch van 29 mei 2012;
- email bericht van een medewerker van Vluchtelingenwerk Nederland van 28 juni 2012;
- bericht van Tamilnet van 31 mei 2012;
- bericht van Global Peace Support Group van 31 mei en 1 juni 2012;
- artikel uit The Independent van 1 juni 2012;
- verschillende nieuwsberichten van Channel 4;
- rapport van Tamils against Genocide (TAG) van mei 2012;
- bericht van Human Rights Watch van 7 augustus 2012.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen met toepassing van artikel 4:6 Algemene wet bestuursrecht (Awb), aangezien eiseres geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden aan haar aanvraag ten grondslag heeft gelegd.
4. De rechtbank stelt vast dat het onderhavige besluit materieel vergelijkbaar is met het besluit van 6 mei 2010.
5. Uit het ne bis in idem beginsel vloeit voort dat, indien na een eerder afwijzend besluit een materieel vergelijkbaar besluit wordt genomen, op voorhand moet worden aangenomen dat laatstgenoemd besluit door de bestuursrechter niet mag worden getoetst als ware het een eerste afwijzing. Slechts indien door de vreemdeling in de bestuurlijke fase nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn aangevoerd, kunnen dat besluit, de motivering ervan en de wijze waarop het tot stand is gekomen door de bestuursrechter worden getoetst. Dat geldt ook indien uit hetgeen de vreemdeling heeft aangevoerd kan worden afgeleid dat zich een voor hem relevante wijziging van het recht voordoet. Dit is slechts anders, indien zich bijzondere, op de individuele zaak betrekking hebbende, feiten en omstandigheden als bedoeld in overweging 45 van het arrest van het EHRM van 19 februari 1998 (Bahaddar tegen Nederland; JV 1998/45) voordoen. De rechtbank beoordeelt ambtshalve of aan de aanvraag nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden ten grondslag zijn gelegd. Daaronder moeten worden begrepen feiten en omstandigheden die zijn voorgevallen na het nemen van het eerdere besluit of die niet voor het nemen van dat besluit konden worden aangevoerd en bewijsstukken van reeds eerder aangevoerde feiten of omstandigheden die niet voor het nemen van het eerdere besluit konden worden overgelegd. Dergelijke nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden rechtvaardigen echter geen nieuwe rechterlijke beoordeling, indien op voorhand is uitgesloten dat hetgeen alsnog is aangevoerd of overgelegd kan afdoen aan het eerdere besluit.
6. Allereerst heeft eiseres een arrestatiebevel gedateerd 3 december 2010 overgelegd waaruit volgens haar blijkt dat de Srilankaanse autoriteiten op zoek zijn naar eiseres. Verweerder heeft door Bureau Documenten onderzoek laten verrichten naar de echtheid van dit document. Op 6 september 2011 is een onderzoeksrapport uitgebracht waarin geconcludeerd wordt dat, gelet op de kwaliteit van het document, het document mogelijk echt is. Aangezien er echter bijzonderheden zijn aangetroffen voor wat betreft de opmaak en afgifte van het document, wordt geconcludeerd dat het document zeer wel mogelijk niet opgemaakt en afgegeven is door de daartoe bevoegde autoriteiten. Daarnaast wordt de conclusie getrokken dat getwijfeld kan worden over de inhoudelijke juistheid van het document. In beroep is deze conclusie door Bureau Documenten bijgesteld naar ‘hoogstwaarschijnlijk niet opgemaakt en afgegeven door de daartoe bevoegde autoriteiten’.
Eiseres heeft naar aanleiding van dit rapport een contra-expertise laten verrichten door S. Jayasuriya, met tussenkomst van dr. Smith. Blijkens de gronden van beroep en de daarbij overgelegde stukken is mevrouw Jayasuriya sinds januari 2000 advocaat en thans ingeschreven bij het Supreme Court van Sri Lanka. Bij haar onderzoek heeft zij de hulp ingeroepen van een sinds 2010 gepensioneerde politieagent de heer [naam] (hierna [naam]), die de laatste jaren werkzaam is geweest bij de Sri Lankaanse veiligheidsdienst. Jayasuriya heeft in haar rapport opgenomen dat zij [naam] heeft gevraagd na te gaan of er een zaak loopt zoals genoemd in het arrestatiebevel met dat betreffende referentienummer. De Vavuniya rechtbank heeft dit volgens [naam] bevestigd. Ook het politiebureau in Vavuniya heeft volgens [naam] bevestigd dat een arrestatiebevel is uitgevaardigd ten aanzien van eiseres, zo schrijft Jayasuriya.
6.1 Uit de door de gemachtigde van eiseres beschreven gang van zaken blijkt dat zij (via Vluchtelingenwerk Nederland) dr. Smith heeft ingeschakeld voor het (laten) verrichten van een contra-expertise. Dr. Smith heeft vervolgens mevrouw Jayasuriya gevraagd het onderzoek te verrichten. Mevrouw Jayasuriya heeft haar onderzoeksresultaten gebaseerd op verklaringen van [naam], welke verklaringen niet zijn bijgevoegd. Nog daargelaten dat uit het onderzoeksverslag niet blijkt of [naam] zijn conclusies heeft gebaseerd op zijn eigen bevindingen of dat hij ook iemand heeft ingeschakeld, is de rechtbank van oordeel dat reeds vanwege de voornoemde bewandelde weg niet gezegd kan worden dat de contra-expertise een onafhankelijk en controleerbaar onderzoek betreft. Dit zou mogelijk anders zijn indien het onderzoek via een ambassade dan wel een (bij Bureau Documenten bekend) onderzoeksinstituut zou zijn uitgevoerd, zoals verweerder in zijn brief van 26 juli 2011 (productie 2 bij de beroepsgronden) noemt. Het rapport van de contra-expertise kan daarmee niet gelden als voldoende betwisting van het onderzoek door Bureau Documenten. Uit het voorgaande volgt dat eiseres niet de authenciteit van het document heeft aangetoond, hetgeen volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 17 februari 2012, 201101762/1/V2) wel op haar weg lag. Dat verweerder een onderzoek heeft laten verrichten door Bureau Documenten is om aan eiseres tegemoet te komen en neemt de verantwoordelijkheid van eiseres niet weg. Nu de authenticiteit van het arrestatiebevel niet door eiseres is aangetoond, kan op voorhand worden uitgesloten dat het document aan het eerdere besluit kan afdoen, zodat een nieuwe rechterlijke beoordeling daarvan niet gerechtvaardigd is.
7. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangegeven dat de door eiseres overgelegde overlijdensakte in de onderhavige procedure niet meer als nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid wordt aangevoerd, waardoor deze akte geen nadere bespreking behoeft.
8. Eiseres heeft in de onderhavige procedure voorts een rouwbericht overgelegd. Het rouwbericht is echter niet gedateerd waardoor niet kan worden vastgesteld of dit bericht nieuw is ten opzichte van de eerdere procedure. Bovendien kan volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling een document pas als een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid worden aangemerkt als de verklaring afkomstig is van een objectieve verifieerbare bron. Nu dit bericht is opgesteld door eiseres zelf, is het niet van een objectieve bron afkomstig. Het overlijdensbericht kan dan ook niet worden aangemerkt als een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid.
9. Voorts heeft eiseres verwezen naar de website ‘www.maaveerarillam.com’. Dit is volgens eiseres een website van de LTTE waarop wordt aangegeven wie is omgekomen tijdens de strijd. Aangezien de naam van de dochter van eiseres wordt genoemd, blijkt hieruit volgens eiseres dat haar dochter is omgekomen vanwege de LTTE. Hieromtrent overweegt de rechtbank dat eiseres tijdens haar eerste procedure heeft verklaard dat haar dochter in 1996 is overleden, terwijl uit de gegevens van deze website blijkt dat haar dochter in 1995 zou zijn overleden. Nu deze gegevens niet met elkaar overeenkomen, kan op voorhand worden uitgesloten dat de verwijzing naar de gegevens op de website aan het eerdere besluit van 6 mei 2010 kan afdoen. De verwijzing naar de website kan derhalve evenmin worden aangemerkt als een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid, die een nieuwe rechterlijke beoordeling rechtvaardigt.
10. Ten aanzien van de verklaring van de neef van eiseres overweegt de rechtbank dat, nu de verklaring afkomstig is van een familielid van eiseres en deze niet als een objectieve verifieerbare bron is aan te merken, deze verklaring niet als een nieuw gebleken feit of veranderde omstandigheid kan worden aangemerkt.
11. De verklaringen van het dorpshoofd, de huurder en de verklaring van Voice for Human rights zijn evenmin als een novum aan te merken. Zoals door de gemachtigde van eiseres ter zitting is erkend is de authenticiteit van deze verklaringen niet komen vast te staan. Zoals eerder is overwogen, ligt het volgens de Afdeling in opvolgende aanvragen op de weg van de vreemdeling om de authenticiteit aan te tonen. Nu de gemachtigde van eiseres heeft erkend dat de authenticiteit van deze documenten niet is komen vast te staan, zijn ook deze documenten niet aan te merken als nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden op grond waarvan een nieuwe rechterlijke beoordeling gerechtvaardigd is.
12. Voorts heeft eiseres een beroep gedaan op de verslechtering van de veiligheidssituatie in Sri Lanka voor Tamils en hiertoe verwezen naar de documenten genoemd in rechtsoverweging 2. Uit de door eiseres overgelegde stukken blijkt, onder meer, het volgende.
In het rapport van Tamils against Genocide van mei 2012 staat onder meer het volgende: “There is credible evidence showing that failed asylum seekers are at a heightened risk of torture and arbitrary detention immediately upon return simply on the basis of their status as failed asylum seekers. (…). Furthermore the report also documents that the risk of torture, re-arrest and arbitrary detention continues beyond the point of immediate return by providing evidence that failed asylum seekers were targeted at varying time periods following their return. (…). There is a strong presumption that asylum seekers and refugees are linked to the LTTE. It was reported in The Australian on 29 May 2012 that “the Sri Lankan government has accused the remnants of defeated terrorist group the Tamil Tigers of funding the passage of asylum-seekers to Australia”. Furthermore, “Sri Lankan says it is part of a campaign to convince the world that Sri Lanka is not safe for Tamils” and “the claim – dismissed by the Tamil community and doubted by the Gillard government – came as authorities in Sri Lanka detained 113 asylum-seekers and six organisers as they prepared to leave for Australia.” Moreover this presumption may be more readily applied to asylum seekers returning from countries such as Britain with an active Tamil Diaspora community. This is because the activities of the Tamil Diaspora communities have been consitently associated with terrorism by the Sri Lankan government. Sri Lankan President Mahinda Rajapaksa characterized the Diaspora as “LTTE remnants” and Defence Secretary Gotabaya Rajapaksa has mentioned “we consider those who talk about Eelam are terrorists”. (…). The Research Directorate Immigration and Refugee Board of Canada, Sri Lanka reported on 22/08/2011: In a June 2011 telephone interview with the Research Directorate, an adjunct professor of political science at Temple University, who is currently conducting research on Sri Lanka, indicated that information from sources in Sri Lanka suggests that the government has stationed former Tamil Tigers, who have sided with the government and are working with the Sri Lankan security forces, at the Bandaranaike International Airport where they screen arriving individuals. The professor noted that if you are a Tamil and have any connection to the Tamil causes, it is very likely that you would be screened at the airport and taken into police custody. It is very hard for anyone that has a connection to the Tamil Tigers to go back to Sri Lanka. (Adjunct Professor 30 June 2011). He also said that Tamils without any connection to the Tamil Tigers but with a history of opposing government policies would be considered associated with the Tigers and be screened at the airport (ibid). The professor further stated that a person who has any past connection to the Tamil Tigers or a history of opposing the government will be detained and questioned (ibid). He added that there have been reports of “abuse and torture” of airport detainees (ibid).”
In het rapport van Human Rights Watch van 29 mei 2012 staat onder meer het volgende:
“(…). The Sri Lankan security forces have long used torture against people deemed to be linked to the Liberation Tigers of Tamil Eelam (LTTE), and growing evidence indicates that Tamils who have been politically active abroad are subject to torture and other ill-treatment, Human Rights Watch said. Four of the five cases recently reported to Human Rights Watch were corroborated by medical reports. (…). The UK Borders Agency Operational Guidance Note on Sri Lanka updated in April 2012, acknowledges reports of torture as a widespread practice in Sri Lanka, but omits guidance on the risk of torture based on participation in demonstrations and other political activity abroad. Human Rights Watch’s investigations indicate that their torturers interrogated deportees about their political activities abroad.”
In The Independent van 1 juni 2012 staat onder meer het volgende:
“As freedom of torture’s ongoing forensic documentation of torture shows, the risk factors are clear: Tamils with a perceived or actual association to the Tamil Tigers are at significant risk of torture on return to Sri Lanka. For many of our clients who have returned after a period abroad, their activities outside the country, including claiming asylum and participation in peaceful demonstrations, have been recorded and have been used against them in interrogation by Sri Lankan officials”
In de brief van Human Rights Watch aan verweerder van 7 augustus 2012 staat het volgende:
“The attached document, based on extensive interviews by Human Rights Watch, describes 13 cases in which Tamils who returned to Sri Lanka were allegedly tortured. All 13 individuals are now in the United Kingdom. We understand that six have nog been granted asylum. While some sensitive material had been withheld, the document shows the serious risk of torture and ill-treatment faced by Tamils who return to Sri Lanka. (…) We have not included it in this particular document, but Human Rights Watch als has new research that shows that a far larger number of Tamils who returned voluntarily to Sri Lankahave been subject to torture and ill-treatment there from the Sri Lankan authorities. This indicates that there is a serious risk factor facing Tamils who return to Sri Lanka from various countries where they have sought asylum. In our judgment, these risks are sufficient as to warrant a fundamental review of your government’s policy on Tamil returns. Recent legal rulings in the United Kingdom on Tamil returns to Sri Lanka (…) further reinforce the need for your government te review its policy in this area.”
12.1 Het eerdere besluit van 6 mei 2010 is gebaseerd op het algemeen ambtsbericht van de minister van Buitenlandse zaken van augustus 2009 inzake Sri Lanka (het ambtsbericht). In dit ambtsbericht is over terugkeer het volgende opgenomen (p. 109):
“Na aankomst op het vliegveld worden de meeste repatrianten gecontroleerd door de Sri Lankaanse immigratiemedewerkers. Voor zover bekend wordt bij de inreiscontrole geen onderscheid gemaakt naar afkomst. Na het uitstappen worden alle passagiers gecontroleerd. Er worden volgens een bron wel vragen gesteld bij terugkeer in verband met LTTE betrokkenheid. Indien er twijfel bestaat over de identiteit van de betrokken persoon, dan wordt deze door de Immigratiedienst doorverwezen naar de Criminal Investigation Department (CID). Bij de CID ondergaan de repatrianten een identiteitsonderzoek waarbij de personalia van betrokkene worden onderzocht en wordt nagegaan of de desbetreffende repatriant wellicht in het verleden betrokken is geweest bij criminele activiteiten. Ook wordt soms bij het National Intelligence Bureau (NIB) gecontroleerd of de betrokken persoon voorkomt in zijn registers. Indien bepaalde strafrechtelijke gegevens worden gevonden, wordt de persoon langer vastgehouden. De geautomatiseerde databases van de CID, NIB en de Immigration and Emigration Department zijn met elkaar verbonden. Sinds 2001 mag het merendeel van de repatrianten na controle van de identiteitsgegevens het vliegveld verlaten. Een repatriant kan zich in beginsel voor zover bekend direct na aankomst in Sri Lanka
identificeren met een laissez-passer, maar vanwege veiligheidsmaatregelen is het aangewezen om een nationale identiteitskaart hiervoor te gebruiken (zie ook
paragraaf 3.3.4). Bovendien zou de acceptatie in de praktijk van andere documenten dan de NIC bij een identiteitscontrole, sterk afhankelijk zijn van de controlerende autoriteiten.
Er zijn geen aanwijzingen dat terugkerende Sri Lankanen als zodanig negatief in de belangstelling staan van de Sri Lankaanse autoriteiten. Het aanvragen van asiel in het buitenland wordt niet gezien als oppositie tegen de staat. Bij terugkeer worden voor zover bekend geen maatregelen genomen tegen afgewezen asielzoekers. Er is geen aanwijzing dat ze mishandeld worden vanwege hun verblijf in het buitenland.”
12.2 De rechtbank is van oordeel dat eiseres met de hiervoor weergegeven informatie aannemelijk heeft gemaakt dat de situatie van terugkerende afgewezen Tamil asielzoekers is verslechterd ten opzichte van de in het ambtsbericht beschreven periode. Diverse gevallen van marteling zijn gerapporteerd, terwijl niet vastgesteld kan worden dat de personen, waarover is gerapporteerd, zich in een andere situatie bevonden dan die waarin eiseres zal komen te verkeren als zij terugkeert. In zoverre is dan ook sprake van nieuwe feiten en omstandigheden. Voorts is niet op voorhand uitgesloten dat deze nieuwe feiten en omstandigheden kunnen afdoen aan het eerdere besluit. Nu verweerder de aanvraag heeft afgewezen met toepassing van artikel 4:6 Awb en derhalve geen inhoudelijke toets heeft verricht, zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren.
13. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 3:46 Awb en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
14. Nu het een meeromvattende beschikking betreft, komt ook het terugkeerbesluit te vervallen. Aangezien het terugkeerbesluit ten grondslag ligt aan de motivering van het inreisverbod, is de oplegging van het inreisverbod dientengevolge eveneens onvoldoende gemotiveerd en behoeven de gronden daartegen thans geen bespreking.
15. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiseres heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 874,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
Verzoek om een voorlopige voorziening
16. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
17. Nu in de hoofdzaak wordt beslist, is aan het verzoek het belang komen te ontvallen, zodat dit reeds daarom niet voor toewijzing in aanmerking komt. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
18. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiseres heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 437,- in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening (1 punt voor het verzoekschrift, wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 874,- te betalen aan eiseres in verband met het beroep.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 437,- te betalen aan eiseres in verband met het verzoek.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. van Dijk, rechter, tevens voorzieningenrechter in aanwezigheid van J. van Roode, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 oktober 2012.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.