ECLI:NL:RBSGR:2012:BY4538

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/34730 en 12/34727
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluit tot afwijzing verblijfsvergunning asiel wegens onzorgvuldige procedure met betrekking tot tolken

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 november 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel. Verzoeker, van Ethiopische nationaliteit, heeft zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze is door verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het ontbreken van originele documenten ter staving van verzoekers nationaliteit, identiteit en reisroute, en het asielrelaas werd niet geloofwaardig geacht. Verzoeker heeft echter aangevoerd dat er tijdens zijn gehoren geen gebruik is gemaakt van een geregistreerde tolk Somalisch, wat in strijd zou zijn met artikel 28 van de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv). De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er wel degelijk geregistreerde tolken beschikbaar waren, en dat verweerder dit niet correct heeft vastgelegd in de verslagen van de gehoren. Hierdoor is de procedure onzorgvuldig verlopen. De voorzieningenrechter heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met de opdracht aan verweerder om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat de hoofdzaak nu is beslist. Verweerder is veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn gemaakt in verband met het verzoek om voorlopige voorziening en het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 12 / 34730 (voorlopige voorziening)
AWB 12 / 34727 (beroep)
uitspraak van de voorzieningenrechter van 20 november 2012 in de zaak tussen
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum], van Ethiopische nationaliteit,
verzoeker,
(gemachtigde: mr. F.A.M. te Braake, advocaat te Goes),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, voorheen de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel,
verweerder,
(gemachtigde: mr. C. Brand, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage).
Procesverloop
Bij besluit van 2 november 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten tot vier weken nadat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 november 2012. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Er bestaat in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd.
Verzoeker heeft zijn land van herkomst verlaten, omdat zijn ouders en broer door de Ethiopische autoriteiten zijn vermoord, vanwege verdenking van lidmaatschap van de Ogaden National Liberation Front (ONLF). Het ouderlijk huis, waar verzoeker woonachtig was, is door de Ethiopische autoriteiten in brand gestoken. Verzoeker wordt ook verdacht van betrokkenheid bij de ONLF en wordt om deze reden gezocht door de Ethiopische autoriteiten.
4. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen op de volgende gronden. Verzoeker heeft toerekenbaar geen originele documenten heeft overgelegd ter staving van zijn nationaliteit, identiteit en reisroute. Verzoeker heeft geen enkel indicatief bewijs overgelegd van de reis, noch is hij in staat gebleken gedetailleerde en verifieerbare verklaringen omtrent de reisroute te geven. Het asielrelaas van verzoeker bezit geen positieve overtuigingskracht en wordt niet geloofwaardig geacht. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in zijn land van herkomst gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Het relaas van verzoeker vormt, mede bezien in het licht van de huidige politieke en maatschappelijke situatie in het land van herkomst, voor verweerder geen reden om aan te nemen dat verzoeker bij terugkeer zal worden onderworpen aan een door artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) verboden behandeling. Verzoeker komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op een van de gronden van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5. Verzoeker voert allereerst aan dat tijdens zijn eerste en nader gehoor in het kader van asielaanvraag ten onrechte geen gebruik is gemaakt van een in het tolkenregister geregistreerde tolk Somalisch. Verweerder heeft daardoor in strijd met artikel 28 Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) gehandeld en om die reden is het besluit op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen. Ter adstructie verwijst verzoeker naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling) van 11 oktober 2012 (201111105/1/V2).
5.1 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat geen geregistreerde tolken in de taal Somalisch beschikbaar zijn. Dat is gemotiveerd vastgelegd op de voorbladen van het eerste en nader gehoor. Verzoeker had eerder in de procedure dienen aan te voeren dat hij geen genoegen wenst te nemen met een niet geregistreerde tolk en dat sprake is van vertaalproblemen. Daarbij zijn er geen vertaalfouten gemaakt.
5.2 Artikel 28 Wbtv luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. De volgende diensten en instanties maken in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers:
a. de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;
b. de tot de rechterlijke macht behorende gerechten;
c. het Openbaar Ministerie;
d. de Immigratie- en Naturalisatiedienst;
e. de politie;
f. de Koninklijke Marechaussee.
2. (..)
3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan gebruik worden gemaakt van een tolk die geen beëdigde tolk is of van een vertaler die geen beëdigde vertaler is indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat.
4. Indien van het eerste of tweede lid wordt afgeweken wordt dit met redenen omkleed schriftelijk vastgelegd. Ingeval geen sprake is van spoedeisende inzet van een tolk of vertaler, dient deze voorafgaand aan zijn inzet een recente verklaring omtrent het gedrag dan wel een integriteitsverklaring over te leggen. Indien het vanwege de spoedeisendheid niet mogelijk is voorafgaand aan de inzet een verklaring omtrent het gedrag over te leggen geschiedt dit na de inzet. De artikelen 29 en 32 zijn van overeenkomstige toepassing op een tolk of vertaler als bedoeld in het derde lid.
In de uitspraak van de Afdeling van 31 januari 2012 (LJN:BV2899) wordt, onder verwijzing naar de Memorie van Toelichting bij de Wbtv, overwogen dat de wet de kwaliteit en integriteit van tolken beoogt te waarborgen en dat afwijking van de verplichting om een geregistreerde tolk in te schakelen daarom zorgvuldigheidshalve schriftelijk en voorzien van een motivering dient te worden vastgelegd, zodat in het vervolg van de procedure duidelijk is wie als tolk is opgetreden.
5.3 Verweerder heeft op het voorblad van de verslagen van de gehoren vermeld dat geen tolken Somalisch met een registervermelding beschikbaar zijn.
Op het voorblad van het rapport van eerste gehoor is na de naam van de betreffende tolk, op de plaats waar vermeld kan worden of sprake is van een registertolk vermeld: “Nee, want er zijn geen tolken met een registervermelding in deze taal beschikbaar voor de IND”.
Op het voorblad van het rapport van nader gehoor is na de naam van de betreffende tolk, op de plaats waar vermeld kan worden of sprake is van een registertolk vermeld: “Nee, want er zijn geen tolken met een registervermelding in deze taal”.
Bij raadplegen van het register is echter gebleken van vier inschrijvingen van beschikbare tolken in de taal Somalisch. Nu is gebleken dat er wel tolken Somalisch beschikbaar waren voor verweerder, verwijt verzoeker hem terecht dat daarvan gebruik had dienen te worden gemaakt. Voor zover verweerder bedoeld heeft te zeggen dat in verband met de te verwachten spoed deze geregistreerde tolken niet konden worden gebruikt, dan had verweerder dat dienen te vermelden op de voorbladen van de verslagen van het eerste en ander gehoor. Nu dat niet is gebeurd, heeft verweerder gehandeld in strijd met artikel 28 Wbtv. De voorzieningenrechter heeft er nota van genomen dat verzoeker reeds eerder in de procedure heeft gewezen op een misverstand, als gevolg van een mogelijk foutieve vertaling en in de zienswijze en beroepsfase de grief nader heeft geconcretiseerd in die zin dat hij heeft aangewezen waar in de verslagen van de interviews sprake zou zijn een onzorgvuldigheid. Hoewel dit, gelet op de onder rechtsoverweging 5.2 genoemde uitspraak van de Afdeling strikt genomen niet relevant is, blijkt daaruit dat de door de Wbtv bedoelde waarborg in de voorliggende zaak ook inhoudelijk van belang is. De beroepsgrond treft doel.
6. De voorzieningenrechter zal het beroep, gelet op het voorgaande, gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met de artikelen 28 Wbtv en 3:2 Awb. De voorzieningenrechter komt thans niet toe aan bespreking van de overige gronden.
7. De voorzieningenrechter zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
8. Nu in de hoofdzaak wordt beslist, zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
9. Vanwege de gegrondverklaring van het beroep zal de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de door verzoeker gemaakte kosten. De kosten zijn ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht € 874,- in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1) en € 437,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1). Omdat aan verzoeker een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, worden deze bedragen ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb betaald aan de griffier.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 874,- te betalen aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening en € 437,- in verband met het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kleij, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 november 2012.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak, voor zover het de hoofdzaak betreft, kan binnen een week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.