1. Indien tegen een besluit beroep bij de rechtbank is ingesteld, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Ingevolge artikel 8:86, eerste lid, Awb heeft de voorzieningenrechter na behandeling ter zitting van het verzoek om een voorlopige voorziening de bevoegdheid om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, indien hij van oordeel is dat nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. Er bestaat in dit geval aanleiding om van deze bevoegdheid gebruik te maken.
3. Verzoeker heeft ter onderbouwing van zijn aanvraag het volgende aangevoerd.
Verzoeker heeft zijn land van herkomst verlaten, omdat zijn ouders en broer door de Ethiopische autoriteiten zijn vermoord, vanwege verdenking van lidmaatschap van de Ogaden National Liberation Front (ONLF). Het ouderlijk huis, waar verzoeker woonachtig was, is door de Ethiopische autoriteiten in brand gestoken. Verzoeker wordt ook verdacht van betrokkenheid bij de ONLF en wordt om deze reden gezocht door de Ethiopische autoriteiten.
4. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen op de volgende gronden. Verzoeker heeft toerekenbaar geen originele documenten heeft overgelegd ter staving van zijn nationaliteit, identiteit en reisroute. Verzoeker heeft geen enkel indicatief bewijs overgelegd van de reis, noch is hij in staat gebleken gedetailleerde en verifieerbare verklaringen omtrent de reisroute te geven. Het asielrelaas van verzoeker bezit geen positieve overtuigingskracht en wordt niet geloofwaardig geacht. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in zijn land van herkomst gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Het relaas van verzoeker vormt, mede bezien in het licht van de huidige politieke en maatschappelijke situatie in het land van herkomst, voor verweerder geen reden om aan te nemen dat verzoeker bij terugkeer zal worden onderworpen aan een door artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) verboden behandeling. Verzoeker komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op een van de gronden van artikel 29 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
5. Verzoeker voert allereerst aan dat tijdens zijn eerste en nader gehoor in het kader van asielaanvraag ten onrechte geen gebruik is gemaakt van een in het tolkenregister geregistreerde tolk Somalisch. Verweerder heeft daardoor in strijd met artikel 28 Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv) gehandeld en om die reden is het besluit op onzorgvuldige wijze tot stand gekomen. Ter adstructie verwijst verzoeker naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State (de Afdeling) van 11 oktober 2012 (201111105/1/V2).
5.1 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat geen geregistreerde tolken in de taal Somalisch beschikbaar zijn. Dat is gemotiveerd vastgelegd op de voorbladen van het eerste en nader gehoor. Verzoeker had eerder in de procedure dienen aan te voeren dat hij geen genoegen wenst te nemen met een niet geregistreerde tolk en dat sprake is van vertaalproblemen. Daarbij zijn er geen vertaalfouten gemaakt.
5.2 Artikel 28 Wbtv luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. De volgende diensten en instanties maken in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht uitsluitend gebruik van beëdigde tolken of vertalers:
a. de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State;
b. de tot de rechterlijke macht behorende gerechten;
c. het Openbaar Ministerie;
d. de Immigratie- en Naturalisatiedienst;
e. de politie;
f. de Koninklijke Marechaussee.
2. (..)
3. In afwijking van het eerste en tweede lid kan gebruik worden gemaakt van een tolk die geen beëdigde tolk is of van een vertaler die geen beëdigde vertaler is indien wegens de vereiste spoed een ingeschrevene in het register niet tijdig beschikbaar is of indien het register voor de desbetreffende bron- of doeltaal dan wel bron- of doeltalen geen ingeschrevene bevat.