ECLI:NL:RBSGR:2012:BY3985

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
405303 / HA ZA 11-2557 en 411735 / HA ZA 12-128
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadeplichtigheid bij CMR-vervoer van filters van Bremen naar Lelystad

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, gaat het om de aansprakelijkheid van [A] Transport B.V. voor schade aan filters die zijn vervoerd van Bremen naar Lelystad. De rechtbank heeft op 19 september 2012 uitspraak gedaan in twee gevoegde zaken, met zaaknummers 405303 / HA ZA 11-2557 en 411735 / HA ZA 12-128. Eiseres, [A] Transport B.V., heeft de filters in opdracht van Hellmann Worldwide Logistics GmbH & Co.KG vervoerd, die de filters had verkocht aan Alstom AG. De filters waren bestemd voor Electrabel Nederland, waar ze zouden worden gebruikt voor bouwwerkzaamheden aan een elektriciteitscentrale.

Eiseres vorderde een verklaring voor recht dat gedaagden niet-ontvankelijk zijn in hun eventuele schadevorderingen jegens haar, dan wel dat zij slechts aansprakelijk is in evenredigheid tot de mate waarin zij ingevolge het CMR-verdrag aansprakelijk mocht zijn. De rechtbank oordeelde dat eiseres geen belang had bij de gevorderde verklaringen, omdat vaststond dat zij niet meer aangesproken kon worden tot betaling van de gestelde schade. De rechtbank concludeerde dat de CMR-vrachtbrief niet correct was ingevuld, waardoor deze niet kwalificeerde als een CMR-vrachtbrief en het bewijsvermoeden niet gold.

De rechtbank heeft de vorderingen van eiseres afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. De zaak tegen Alstom cs en Electrabel werd niet-ontvankelijk verklaard, terwijl de vorderingen tegen Hellmann en BIS werden afgewezen. De rechtbank heeft verder bepaald dat de zaak tegen Watra en Gebr. [B] voortgezet zal worden, waarbij eiseres in de gelegenheid wordt gesteld bewijs te leveren. De uitspraak benadrukt de noodzaak van correcte invulling van vrachtbrieven en de gevolgen daarvan voor de aansprakelijkheid in het kader van CMR-vervoer.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
Vonnis in gevoegde zaken van 19 september 2012
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 405303 / HA ZA 11-2557 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] TRANSPORT B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M. Spanjaart te Rotterdam,
tegen
1.de rechtspersoon naar buitenlands recht
HELLMANN WORLDWIDE LOGISTICS GMBH & CO.KG,
gevestigd te Bremen (Duitsland),
gedaagde,
niet verschenen,
2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALSTOM POWER NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.C. van Zuethem te Breda,
3.de rechtspersoon naar buitenlands recht
ALSTOM (SCHWEIZ) AG,
gevestigd te Baden (Zwitserland)
gedaagde,
advocaat mr. J.C. van Zuethem te Breda,
4.de rechtspersoon naar buitenlands recht
BIS GAS TURBINE SYSTEMS GMBH,
gevestigd te Bremen (Duistland),
gedaagde,
niet verschenen,
5.de naamloze vennootschap
ELECTRABEL NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde,
niet verschenen.
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 411735 / HA ZA 12-128 van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] TRANSPORT B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M. Spanjaart te Rotterdam,
tegen
1.de rechtspersoon naar buitenlands recht
WATRA II TRANSPORT DROGOWY SEBASTIAN WERESZCZYNSKI,
gevestigd te Gdynia (Polen),
gedaagde,
advocaat mr. J.P. Heering te 's-Gravenhage,
2.de besloten vennootschap met beperkte aansprkalijkheid
LCM B.V.,
gevestigd te De Schiphorst (gem. Meppel),
gedaagde,
niet verschenen,
3.de rechtspersoon naar buitenlands recht
JUHNKE IRENEUSZ PRZEDSIEBIORSTWO HANDLOWOUSLUGOWE,
gevestigd te Kamien Krajenski (Polen),
gedaagde,
advocaat mr. J.B. Houtappel te Rotterdam,
4.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DHL FREIGHT B.V.,
gevestigd te Tiel,
gedaagde,
advocaat mr. W.P. den Hertog te 's-Gravenhage,
5.de vennootschap onder firma
GEBR. [B] TRANSPORT,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde
advocaat mr. R.P.J.L. Tjittes te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als: "[eiseres]", "Hellmann", "Alstom", "Alstom AG", "Alstom cs" (Alstom en Alstom Ag tezamen), "BIS", "Electrabel", "Watra", "LCM", "Juhnke". "DHL" en "gebr. [B]".
1.De procedure
in de zaak 405303 / HA ZA 11-2557
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 september 2010;
- de akte houdende overlegging producties van [eiseres];
- de conclusie van antwoord van Alstom cs met productie;
- het tussenvonnis van 2 mei 2012 waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 28 augustus 2012.
in de zaak 405303 / HA ZA 11-2557
1.3Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 14 december 2011, waarin de zaak ter voeging is verwezen naar deze rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde stukken;
- de oproeping van [eiseres] om voor deze rechtbank voort te procederen na verwijzing;
- de conclusies van antwoord van DHL, Watra, Juhnke en Gebr. [B];
- het tussenvonnis van 2 mei 2012 waarin een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 28 augustus 2012.
in beide zaken
1.3Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2.De feiten
in beide zaken
2.1BIS heeft filters verkocht aan Alstom AG, die de filters vervolgens heeft verkocht aan Alstom, die in Lelystad in opdracht van Electrabel bouwwerkzaamheden verrichte aan een electriciteitscentrale, gelegen aan de IJsselmeerdijk 101 te Lelystad.
Deze filters worden hierna ook aangeduid als: "de filters".
2.2Hellmann, die zich jegens General Transport had verbonden om de filters te vervoeren van Bremen (Duitsland) naar Lelystad, heeft dit vervoer uitbesteed aan [eiseres]. De vervoerovereenkomst tussen Hellmann en [eiseres] hield in dat de filters moesten worden afgeleverd bij Electrabel, tav [C], IJsselmeerdijk 101 te Lelystad.
2.3[eiseres] heeft het vervoer van de filters, verdeeld in zes zendingen (hierna ook: "de zendingen" en als het om één zending gaat: "de zending"), uitbesteed aan onder meer Watra, LCM, Jahnke, DHL en Gebr. [B]. Op 24 juni 2010 heeft [eiseres] per fax transportopdrachten gezonden aan Watra, LCM, Juhnke en DHL. [eiseres] heeft de opdracht aan Gebr. [B] per sms gegeven en heeft op 6 juli 2010 de transportopdracht per fax toegezonden aan Gebr. [B].
De onder 2.2. en 2.3 bedoelde vervoerovereenkomsten zullen hierna tezamen ook worden aangeduid als "de vervoerovereenkomsten".
2.4De onder 2.3 bedoelde, op 24 juni 2010 en 6 juli 2010 verzonden transportopdrachten (hierna: "de transportopdrachten") vermelden steeds als "deliveryadress":
"Electrabel Nederland
Oude magazijn
Ijssemeerdijk 101
NL-8221 Lelystad".
2.5Voor het vervoer van de zendingen zijn vrachtbrieven afgegeven (hierna: de "vrachtbrieven"). Deze vermelden BIS als afzender "ex Seepack". In vakje 22 ("Unterschrift des Absenders Signature et timbre de l'expediteur") staat het stempel van Seepack en is namens Seepack getekend. Als geadresseerde is vermeld:
"Alstom Power Nederland B.V.
Mr. [D]
Ijsselmeerdijk 101
8219 Lelystad
Netherlands"
2.6Watra, LCM, Juhnke en Gebr. [B] hebben het vervoer zelf uitgevoerd, DHL heeft het uitbesteed aan [E] B.V. voor het traject Bremen-Hengelo en aan Jassies Transport B.V. voor het traject Hengelo-Lelystad.
2.7Op 25, 28 en 29 juni 2010 zijn de zendingen te Lelystad op het terrein aan de IJsselmeerdijk 101 overgedragen aan een medewerker van Alstom. Deze heeft de zendingen gelost en de vrachtbrieven getekend en van een stempel voorzien.
2.8Bij brief van 2 juli 2010 heeft Hellmann [eiseres] aansprakelijk gesteld voor schade en kosten in verband met het vervoer van de zendingen, die zouden zijn afgeleverd aan de verkeerde ontvanger, die de zendingen vervolgens buiten zou hebben laten liggen waardoor een deel van de filters waterschade zou hebben opgelopen. De totale schade zou circa € 1.000.000 bedragen.
Deze gestelde schade aan de filters wordt hierna aangeduid als: "de gestelde schade".
2.9Op 27 juli 2012 heeft het Landgericht Bremen een tussenvonnis gewezen in een procedure van General Transport tegen Hellmann, die betrekking heeft op waterschade aan de filters ten bedrage van € 65.936,98.
in zaak 405303 / HA ZA 11-2557 ten aanzien van Alstom cs
2.10Bij brief van 3 oktober 2011 hebben Alstom cs afstand gedaan van hun vorderingsrecht jegens [eiseres] met betrekking tot de gestelde schade. Zij hebben [eiseres] te kennen gegeven dat schadeloosstelling heeft plaatsgehad door hun transportverzekeraar Allianz.
3.Het geschil
in zaak 405303 / HA ZA 11-2557
3.1[eiseres] vordert dat bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad voor recht wordt verklaard dat - samengevat - :
primair: gedaagden niet-ontvankelijk zijn in een eventuele schadevordering jegens [eiseres] althans dat [eiseres] niet aansprakelijk is jegens gedaagden voor schade voortkomend uit het vervoer van de zendingen;
subsidiair: dat [eiseres] slechts in evenredigheid tot de mate aansprakelijk is waarin de factoren waarvoor [eiseres] ingevolge artikel 17 lid 1 CMR aansprakelijk mocht zijn tot de schade hebben bijgedragen;
meer subsidiair: dat [eiseres] niet verder aansprakelijk is dan tot het verschuldigde bedrag ingevolge artikel 23 CMR-verdrag
met veroordeling van gedaagden in de kosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2[eiseres] stelt daartoe dat is afgeleverd aan de in de vrachtbrieven genoemde geadresseerde, die geen bemerkingen heeft gemaakt op de vrachtbrieven en dat is gehandeld volgens de daarbij gegeven instructies.
3.3Gedaagden voeren verweer.
in zaak 411735 / HA ZA 12-128
3.4[eiseres] vordert dat bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad voor recht wordt verklaard dat gedaagden jegens [eiseres] aansprakelijk is/zijn voor schade (aan) de zending en gehouden is/zijn de schade aan [eiseres] te betalen die [eiseres] eventueel aan haar opdrachtgeefster en/of ladingbelanghebbenden verschuldigd mocht blijken te zijn, met veroordeling van gedaagden in de kosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.5[eiseres] stelt daartoe dat de zendingen niet zijn afgeleverd, aangezien zij niet zijn overdragen aan de geadresseerde uit de door [eiseres] met gedaagden gesloten vervoerovereenkomsten. De gestelde schade is daarom tijdens het vervoer ontstaan.
3.6Gedaagden voeren verweer.
4. De beoordeling
in beide zaken
4.1Nu de vervoerovereenkomsten zien op internationaal vervoer van goederen over de weg tussen twee landen die partij zijn bij de CMR, is dit verdrag daarop van toepassing. Aanvullend worden de vervoerovereenkomsten beheerst door Nederlands recht: daar zijn de gewone verblijfplaatsen van de vervoerders [eiseres] (onder de onder 2.2 bedoelde vervoerovereenkomst), LCM, DHL en Gebr. [B] (onder de onder 2.3 bedoelde vervoerovereenkomsten) en daar is de plaats van aflevering gelegen. Daar is ook de door [eiseres] met Watra en Juhnke overeengekomen plaats van aflevering gelegen.
in zaak 411735 / HA ZA 12-128 ten aanzien van DHL en Juhnke
nietigheid dagvaarding
4.2Het naar Nederlands recht te beoordelen beroep op nietigheid van de dagvaarding faalt. De dagvaarding vermeldt de feiten en omstandigheden die voor de gevraagde verklaring voor recht van belang zijn. De rechtsgrond blijkt ook voldoende duidelijk uit de dagvaarding. Dat de dagvaarding - naar [eiseres] heeft gesteld noodgedwongen - summier is en geen uitgebreide toelichting en onderbouwing bevat en dat verder (nog) niet alles duidelijk is, bijvoorbeeld de schadeomvang en de precieze toedracht van het ontstaan van de schade, neemt niet weg dat het voor gedaagden voldoende duidelijk moet zijn waar de procedure over gaat en dat zij voldoende in staat moeten zijn om verweer te voeren. Daarmee voldoen de dagvaardingen aan het in artikel 111 Rv gestelde.
in zaak 411735 / HA ZA 12-128 voorts ten aanzien van DHL
subsitiantieringsplicht
4.3Het betoog dat [eiseres] met haar summiere dagvaarding ook niet heeft voldaan aan de in het toepasselijke artikel 21 Rv neergelegde substianteringsplicht stuit af op het onder 4.2 overwogene.
in beide zaken voorts
belang ?
4.4Alstom cs, DHL, Watra en Gebr. [B] hebben betwist dat [eiseres] (nog) belang heeft bij de gevraagde verklaringen voor recht.
Als uitgangspunt geldt dat [eiseres] belang heeft bij de gevorderde verklaringen voor recht over aansprakelijkheid en schadeplichtigheid in verband met de gestelde schade i) zolang zij kan worden aangesproken tot betaling van de gestelde schade en ii) ten aanzien van (rechts)personen a) die haar daarvoor hebben aangesproken of kunnen aanspreken en b) op wie zij regres kan nemen. Daarbij geldt dat niet vereist is dat [eiseres] zelf (reeds) in rechte is betrokken in verband met de gestelde schade.
[eiseres] heeft dus geen belang bij de gevorderde verklaringen voor recht i) als vaststaat dat zij niet (meer) zal of kan worden aangesproken tot betaling van de gestelde schade en ii) jegens een (rechs)persoon a) van wie vaststaat dat deze geen vordering zal/kan indienen met betrekking tot de gestelde schade en b) ten aanzien van wie zij geen regresvordering kan instellen.
4.5Als vaststaat dat Allianz, die de gestelde schade aan de filters heeft gedragen, het daarmee door haar verkregen vorderingsrecht niet heeft aangewend of dit niet zal doen, zal nooit enige betalingsverplichting kunnen ontstaan voor [eiseres]. In dat geval heeft [eiseres] geen belang bij de door haar ingestelde vorderingen. Het is niet bekend of Allianz enige actie heeft ondernomen en het staat dus niet vast dat dit niet is gebeurd/niet zal gebeuren.
4.6De aansprakelijkstelling door Hellmann geeft [eiseres] in beginsel voldoende belang voor de verklaring voor recht jegens de door haar ingeschakelde vervoerders. De betwisting van DHL en Gebr. [B] van het belang van [eiseres] bij de gevraagde verklaring voor recht stuit hierop af.
in zaak 411735 / HA ZA 12-128 voorts ten aanzien van Watra
4.7Als, zoals Watra heeft gesteld, de vordering van Hellmann op [eiseres] en/of de vordering van [eiseres] op Watra is/zijn verjaard, heeft [eiseres] geen belang bij haar jegens Watra gevraagde verklaring voor recht.
4.8[eiseres] heeft onweersproken gesteld dat zij de onder 2.8 bedoelde aansprakelijkstelling van Hellmann - die een schriftelijke vordering is met schorsende werking als bedoeld in artikel 32 lid 2 CMR - niet heeft afgewezen. De schorsing van de verjaring is dus niet opgeheven. Reeds hierom is geen sprake van verjaring van de vordering van Hellmann op [eiseres].
4.9[eiseres] heeft niet weersproken dat haar vordering op Watra is verjaard als de verjaring niet voor het uitbrengen van de dagvaarding van 11 augustus 2011 is geschorst of gestuit. Tijdens comparitie van partijen is namens [eiseres] gesteld en dat zij over een stuk beschikt waaruit blijkt dat de verjaring tijdig is gestuit/geschorst/onderbroken. [eiseres] zal in de gelegenheid worden gesteld dit stuk (alsnog) bij akte in geding te brengen, waarna Watra daarop zal kunnen reageren.
4.10Thans kan in het midden blijven of voor een door [eiseres] eventueel in de toekomst in te stellen vordering tot schadevergoeding geldt als een aparte vordering met een eigen verjaringstermijn, aangezien er geen enkel aanknopingspunt is om te oordelen dat zo'n vordering, als deze als aparte vordering kan/moet worden beschouwd, te zijner tijd niet zou zijn verjaard. Aan het beroep van Watra op het gestelde in het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 16 februari 2011 (S&S 2011/109) wordt dan ook voorbij gegaan.
4.11Bij de verdere beoordeling wordt veronderstellenderwijs aangenomen dat de vordering van [eiseres] op Watra niet verjaard is.
in zaak 405303 / HA ZA 11-2557 voorts ten aanzien van Alstom cs
4.12Onduidelijk is of en aan wie de filters waren geleverd uit hoofde van de onder 2.1 bedoelde koopovereenkomsten toen de gestelde schade werd toegebracht. Alstom cs zijn dus mogelijk ladingbelanghebbende. Dit geeft [eiseres] in beginsel voldoende belang bij een verklaring voor recht omtrent haar rechtsverhouding met Alstom cs. Dit belang is echter voor het uitbrengen van de dagvaarding komen te vervallen door de onder 2.10 bedoelde afstandsverklaring. Daarmee stond vast dat nooit enige betalingsverplichting van [eiseres] jegens Alstom cs zou kunnen ontstaan in verband met de gestelde schade.
De verwijzing van [eiseres] naar artikel 6:145 BW baat haar niet: op grond van deze bepaling kan [eiseres] verweermiddelen die zij aan Alstom cs kan tegenwerpen ook tegenwerpen aan Allianz. Daarvoor is niet vereist dat (eerst) de rechtsbetrekking tussen [eiseres] en Alstom cs in rechte is vastgesteld. Ten overvloede wordt overwogen dat hiermee geen oordeel is gegeven over de toepasselijkheid van de door [eiseres] aangehaalde bepaling op de rechtsverhouding tussen [eiseres] en Allianz.
4.13Het voorgaande betekent dat Alstom het gelijk aan hun zijde hebben met hun stelling dat [eiseres] jegens hen een nodeloze vordering heeft ingesteld, die niet-ontvankelijk moet worden verklaard. [eiseres] zal worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Alstom cs. Deze kosten worden begroot op € 1.464 (€ 560 aan griffierecht en € 904 (2 punten, tarief II) aan salaris voor de advocaat).
in zaak 411735 / HA ZA 12-128 voorts ten aanzien van DHL
4.14Of DHL, zoals zij heeft gesteld, heeft te gelden als opvolgend vervoerder kan in het midden blijven, aangezien [eiseres], als afzender onder de onder 2.3 bedoelde vervoerovereen-komst, DHL hoe dan ook kan aanspreken voor de gestelde schade.
in beide zaken voorts
4.15Kern van het geschil is of de zendingen zijn afgeleverd. In alle zaken, behalve die tegen Gebr. [B] staat vast dat Electrabel de geadresseerde was op grond van de vervoerovereenkomst.
in zaak 411735 / HA ZA 12-128 voorts ten aanzien van Gebr. [B]
4.16[eiseres], die zich op het rechtsgevolg beroept, zal worden toegelaten tot het bewijs van haar door Gebr. [B] betwiste stelling dat de door [eiseres] per sms aan Gebr. [B] gegeven opdracht inhield dat moest worden gelost bij Electrabel, IJsselmeerdijk 101 te Lelystad.
4.17Bij de verdere beoordeling wordt veronderstellenderwijs aangenomen dat de vervoerovereenkomst tussen [eiseres] en Gebr. [B] inhield dat Electrabel de geadresseerde was.
in beide zaken voorts
4.18De gestelde schade is ontstaan nadat de zendingen door Alstom waren gelost te Lelystad. Als de overdracht van de zendingen aan Alstom geldt als aflevering, is de gestelde schade na afloop van de vervoerperiode ontstaan en is de vervoerder daar niet voor aansprakelijk. Als deze overdracht niet geldt als aflevering, is de schade tijdens de niet geëindigde vervoerperiode ontstaan en is de vervoerder daar in beginsel voor aansprakelijk.
4.19Gesteld noch gebleken is dat de partijen bij de vervoerovereenkomsten op enig moment met zoveel woorden (nader) zijn overeengekomen dat moest worden afgeleverd bij Alstom in plaats van Electrabel.
4.20Anders dan Watra heeft betoogd kan de aanduiding van Alstom als geadresseerde op de vrachtbrieven hier niet worden gezien als een nadere specificatie van de vervoerovereenkomst in de vrachtbrief; het is een van het overeengekome afwijkende aanduiding.
4.21De CMR-vrachtbrief dient de inhoud van de vervoerovereenkomst weer te geven. De inhoud van de vervoerovereenkomst wordt echter niet bepaald door de weergave daarvan op de CMR-vrachtbrief, maar door de overeenkomst zelf.
Uit artikel 4 CMR volgt dat het verkeerd invullen van de CMR-vrachtbrief de overeenkomst niet aantast. Een foutieve - van de overeenkomst afwijkende - vermelding op de vrachtbrief heeft in beginsel tot gevolg dat dit document niet kwalificeert als een CMR-vrachtbrief en dat bijvoorbeeld het in de CMR aan dit document verbonden bewijsvermoeden niet geldt.
4.22Als door of namens een van de partijen een van de vervoerovereenkomst afwijkende vermelding op de vrachtbrief is geplaatst, wordt deze partij geacht in te stemmen met de inhoud van de vrachtbrief. Dat is hier niet aan de orde, nu niet blijkt dat Seepack, die de vrachtbrieven heeft opgesteld, dat in opdracht van of namens [eiseres] heeft gedaan. [eiseres] kan dan ook niet geacht worden (als afzender) te hebben ingestemd met de vermelding van Alstom als geadresseerde. Het enkele feit dat [eiseres] afzender is in de onder de 2.3 bedoelde vervoeroverkomst is daartoe onvoldoende.
DHL heeft erop gewezen dat Hellmann in het vonnis van het Landgericht wordt genoemd als opdrachtgever aan Seepack om de vrachtbrieven op te stellen. Dit maakt het voorgaande niet anders. Ook als dat zo zou zijn - wat in deze zaken in het midden kan blijven - is daarmee niet gezegd dat deze opdracht van Hellmann ook het opnemen van Alstom als geadresseerde omvatte. En, ook dit leidt er niet tot dat de vermelding van Alstom als geadresseerde op de vrachtbrief aan [eiseres] kan worden toegeschreven.
Het voorgaande betekent dat moest worden afgeleverd bij de geadresseerde uit de vervoerovereenkomsten, Electrabel.
4.23Het betoog van de (feitelijk) vervoerders dat zij de vermelding van Alstom als geadresseerde op de vrachtbrieven konden tegenwerpen aan de afzender ([eiseres]/Hellmann) is gestoeld op het bewijsvermoeden van de CMR-vrachtbrief en stuit reeds af op het niet gelden van dit vermoeden omdat de vrachtbrieven van de vervoerovereen-komsten afwijken en dus geen CMR-vrachtbrieven zijn.
Voor zover dit betoog (mede) inhoudt dat de vervoerders meer in het algemeen konden en mochten afgaan op de inhoud van de vrachtbrieven, gaat dit ten onrechte voorbij aan het gegeven dat niet de vrachtbrief maar de vervoerovereenkomst bepalend is voor de inhoud van de verplichtingen van de vervoerder. Als partij bij de vervoerovereenkomsten moeten de (feitelijk) vervoerders worden geacht de inhoud van deze overeenkomsten te kennen. Het moet hen dus duidelijk zijn geweest dat de vrachtbrieven niet de juiste geadresseerde vermeldden.
4.24Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de overdracht van de zendingen aan Alstom niet geldt als aflevering. De vervoerders zijn op grond van artikel 17 lid 1 CMR in beginsel aansprakelijk voor de gestelde schade.
4.25Het beroep van de (feitelijk) vervoerders op artikel 17 lid 2 CMR faalt, nu niet blijkt van enige instructie van de afzender om aan Alstom af te leveren. De bij de overdracht van de zendingen gegeven instructies van de medewerker van Alstom zijn geen instructies als bedoeld in artikel 17 lid 2 CMR.
4.26Het voorgaande betekent dat [eiseres] jegens Hellmann aansprakelijk is voor de gestelde schade. Gelet op de schadeomvang zoals die blijkt uit het vonnis van het Landgericht blijft de schadeomvang onder de grens van de beperkte aansprakelijkheid van artikel 23 CMR.
4.27 DHL en Juhnke zijn jegens [eiseres] aansprakelijk voor de gestelde schade aan de door hen vervoerde zendingen. Dat geldt ook voor Watra ten aanzien van de door haar vervoerde zending, als de vordering van [eiseres] niet is verjaard, en voor Gebr. [B] als [eiseres] slaagt in het onder 4.16 bedoelde bewijs.
4.28 Als [eiseres] niet slaagt in het onder 4.16 bedoelde bewijs en het is gegaan zoals de heer [B] te comparitie van partijen heeft verklaard - namelijk dat in het sms bericht geen naam stond van een bedrijf waar moest worden afgeleverd, maar alleen een losplaats/adres - heeft te gelden dat de vervoerovereenkomst tussen [eiseres] en Gebr. [B] niet inhoudt dat moet worden afgeleverd bij Electrabel.
Dan wijkt de vermelding van de geadresseerde op de CMR-vrachtbrief niet af van de vervoerovereenkomst, maar heeft deze voor Gebr. [B] te gelden als een nadere specificatie van de niet in de vervoerovereenkomst genoemde geadresseerde. In dat geval geldt de overdracht van de zending aan Alstom door Gebr. [B] als aflevering en is Gebr. [B] niet aansprakelijk voor de gestelde schade aan de door haar vervoerde zending.
4.29Het betoog van [eiseres] over hoofdelijke verbondenheid van de door haar ingeschakelde vervoerders en haar beroep op het DES-arrest, stuit reeds af op het feit dat de door [eiseres] ingeschakelde vervoerders ieder voor zich jegens [eiseres] aansprakelijk zijn voor de schade aan de door hen vervoerde zending - en dus niet voor dezelfde schade - en thans niet valt in te zien waarom niet kan worden vastgesteld welke filters zich in welke zending bevonden.
in zaak 405303 / HA ZA 11-2557 voorts ten aanzien van Hellmann
4.30De feiten en het onder 4.21 overwogene staan in de weg aan toewijzing van de vordering.
in zaak 405303 / HA ZA 11-2557 voorts ten aanzien van Electrabel
4.31De enkele hoedanigheid van Electrabel als geadresseerde leidt niet tot een vorderingsrecht jegens [eiseres] ter zake van de gestelde schade. Nu ook overigens niet blijkt van enig vorderingsrecht ter zake van de gestelde schade van Electrabel jegens [eiseres], heeft [eiseres] geen belang bij de gevraagde verklaring voor recht omtrent haar rechtsbetrekking met Electrabel. [eiseres] zal niet-ontvankelijk worden verklaard.
in zaak 405303 / HA ZA 11-2557 voorts ten aanzien van BIS
4.32Nu onduidelijk is of en aan wie de filters waren geleverd uit hoofde van de onder 2.1 bedoelde koopovereenkomsten toen de gestelde schade werd toegebracht is BIS mogelijk ladingbelanghebbende. Het onder 4.17 tot en met 4.25 overwogene leidt tot afwijzing van de vordering.
in zaak 411735 / HA ZA 12-128 voorts ten aanzien van LCM
4.33De vordering komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom in het eindvonnis worden toegewezen.
in beide zaken voorts
4.34[eiseres] heeft onweersproken gesteld belang te hebben bij een snelle uitspraak en ook andere partijen hebben te kennen gegeven snel een oordeel over de vorderingen te wensen. Ten aanzien van vrijwel alle verschenen gedaagden zijn hiervoor eindbeslissingen gegeven. Alleen ten aanzien van Watra en Gebr. [B] is sprake van tussenbeslissingen. In zaak 405303 / HAZA 11-2557 zal daarom een eindvonnis worden gewezen en tegen het tussenvonnis in zaak 411735 / HA ZA 12-128 zal hoger beroep worden toegestaan.
in zaak 411735 / HA ZA 12-128 voorts
4.35Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
5.De beslissing
in zaak 405303 / HA ZA 11-2557
5.1verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering jegens Alstom cs en Electrabel;
5.2wijst de vordering jegens Hellmann en BIS af;
5.3veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Alstom cs tot op heden begroot op € 1.464,
5.4verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in zaak 411735 / HA ZA 12-128
ten aanzien van Watra
5.5verwijst de zaak naar de rol van 17 oktober 2012 voor het nemen van de onder 4.9 bedoelde akte door [eiseres];
ten aanzien van Gebr. [B]
5.6laat [eiseres] toe tot het onder 4.16 bedoelde bewijs;
5.7bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 17 oktober 2012 voor uitlating door [eiseres] of zij bewijs wil leveren door het overleggen van bewijsstukken, door het horen van getuigen en / of door een ander bewijsmiddel,
5.8bepaalt dat [eiseres], indien zij geen bewijs door getuigen wil leveren maar wel bewijsstukken wil overleggen, die stukken direct in het geding moet brengen,
5.9bepaalt dat [eiseres], indien zij getuigen wil laten horen, de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden november 2012 tot en met januari 2013 direct moet opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,
5.10bepaalt dat dit getuigenverhoor zal plaatsvinden op de terechtzitting van mr. L. Alwin in het paleis van justitie te Den Haag aan Prins Clauslaan 20,
5.11bepaalt dat alle partijen uiterlijk twee weken voor het eerste getuigenverhoor alle beschikbare bewijsstukken aan de rechtbank en de wederpartij moeten toesturen,
ten aanzien van alle gedaagden
5.12bepaalt dat van dit vonnis hoger beroep kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen,
5.13houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Alwin en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2012.