ECLI:NL:RBSGR:2012:BY3974

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
419975 - HA ZA 12-645
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van aannemer jegens Recreatieschap Rottemeren tot betaling meerwerk afgewezen wegens gebrek aan schriftelijke overeenkomst

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Ingenieursbureau Oranjewoud B.V. betaling van meerwerk door het openbaar lichaam Recreatieschap Rottemeren. De vordering werd afgewezen omdat in de algemene voorwaarden was opgenomen dat meerwerk schriftelijk overeengekomen moest worden. De rechtbank oordeelde dat er geen schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid was van de projectleider, aangezien Oranjewoud op de hoogte was dat deze niet tekenbevoegd was. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van ongerechtvaardigde verrijking, omdat Oranjewoud zelf het risico had genomen door de schriftelijke overeenkomst niet na te leven.

De procedure begon met een dagvaarding op 8 mei 2012, gevolgd door een conclusie van antwoord op 11 juli 2012. Tijdens een comparitie op 2 oktober 2012 werd het geschil verder toegelicht. De feiten wezen uit dat het Recreatieschap Oranjewoud had opdracht gegeven voor het project "Herinrichting Eendragtspolder" voor een totaalprijs van € 240.000,- exclusief BTW. De algemene inkoopvoorwaarden van de Provincie Zuid-Holland waren van toepassing, waarin expliciet werd vermeld dat meerwerk schriftelijk moest worden overeengekomen.

Oranjewoud stelde dat er mondelinge afspraken waren gemaakt met de projectmanager, maar de rechtbank oordeelde dat deze afspraken niet rechtsgeldig waren, omdat de projectmanager niet bevoegd was om deze te maken. De rechtbank concludeerde dat Oranjewoud geen recht had op betaling van het meerwerk, omdat er geen schriftelijke overeenkomst was en de vordering op basis van ongerechtvaardigde verrijking ook niet kon worden toegewezen. De rechtbank wees de vordering af en veroordeelde Oranjewoud in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 419975 / HA ZA 12-645
Vonnis van 14 november 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap
INGENIEURSBUREAU ORANJEWOUD B.V.,
gevestigd te Heerenveen,
eiseres,
advocaat mr. C.J. Groenewegen te Heereveen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon,
openbaar lichaam op basis van gemeenschappelijke regeling
RECREATIESCHAP ROTTEMEREN,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde,
advocaat mr. J.A.N. Baas te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna Oranjewoud en het Recreatieschap genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 mei 2012, met producties;
- de conclusie van antwoord van 11 juli 2012, met producties;
- het tussenvonnis van 25 juli 2012 waarin een comparitie van partijen is bevolen;
- het proces-verbaal van comparitie van 2 oktober 2012 en het daarin genoemde gedingstuk;
- de brief van 19 oktober 2012 van de zijde van het Recreatieschap, houdende aanvullingen/wijzigingen op het proces-verbaal van comparitie.
1.2.De brief van 19 oktober 2010 is aan het proces-verbaal gehecht en de rechtbank neemt de daarin voorgestelde wijzigingen over.
1.3.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.Op of omstreeks 12 augustus 2008 heeft het Recreatieschap aan Oranjewoud opdracht gegeven een RAW-bestek voor te bereiden en op te stellen ten behoeve van het project "Herinrichting Eendragtspolder" voor een totaalprijs van € 240.000,- exclusief BTW.
2.2.Op de overeenkomst zijn - onder andere - de algemene inkoopvoorwaarden van de Provincie Zuid-Holland (hierna: de algemene inkoopvoorwaarden) van toepassing. Daarin is - onder meer - opgenomen:
"(...)
4.Meerwerk en/of minderwerk
4.1Meer- en of minderwerk is een wijziging van de overeenkomst en wordt uitsluitend schriftelijk overeengekomen.
(...)
4.5Meerwerk dat niet vooraf schriftelijk is overeengekomen, wordt niet door de Provincie vergoed.
(...)"
2.3.In afwijking van de oorspronkelijke opdracht is in het voorjaar van 2010 gekozen voor aanbesteding op basis van "Engineer and Construct" (hierna: E&C). Hierdoor zijn onderdelen van de oorspronkelijke opdracht geheel dan wel deels vervallen. Tussen partijen staat vast dat de prijs voor de oorspronkelijke opdracht van € 240.000,- exclusief BTW is gewijzigd in maximaal € 201.000,- exclusief BTW. De totaalprijs van de gewijzigde opdracht is uitgekomen op € 193.286,50 exclusief BTW. Dit bedrag is door het Recreatieschap betaald.
2.4.Door het Recreatieschap is een aanvullende opdracht verstrekt voor het vervaardigen van een E&C contract. Deze opdracht is op 28 mei 2010 namens het dagelijks bestuur door mevrouw [A] ondertekend. De ter zake door Oranjewoud gezonden factuur voor een bedrag van € 24.860,- exclusief BTW is door het Recreatieschap betaald.
2.5.Op 17 juni 2010 heeft Oranjewoud aan het Recreatieschap een factuur gestuurd voor een bedrag van € 28.814,07 betreffende "Voortgang werkzaamheden project herinrichting Eendragtspolder (VGR 5)". Het Recreatieschap heeft deze factuur onbetaald gelaten.
3.Het geschil
3.1.Oranjewoud vordert veroordeling van het Recreatieschap tot betaling van primair € 23.966,60, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 17 juli 2010 en subsidiair € 20.140,- als schadevergoeding op basis van ongerechtvaardigde verrijking, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 mei 2012, met veroordeling van het Recreatieschap in de proceskosten.
3.2.Ter onderbouwing van haar primaire vordering stelt Oranjewoud dat zij met projectmanager [B] is overeengekomen dat aan de gewijzigde overeenkomst met betrekking tot het E&C contract een onderdeel "4.18 "Annexen bij het E&C contract" zou worden toegevoegd voor een maximumprijs van € 20.140,- exclusief BTW. Ondanks dat het dagelijks bestuur van het Recreatieschap deze opdrachtovereenkomst niet heeft ondertekend, heeft het Recreatieschap volgens Oranjewoud de schijn gewekt dat [B] bevoegd was om namens het Recreatieschap afspraken met Oranjewoud te maken. Het Recreatieschap heeft goedgevonden dat [B] alle uit de wijziging van de overeenkomst voortvloeiende afspraken in mailverkeer met Oranjewoud heeft vastgelegd. De annexen bij het E&C contract waren een noodzakelijke en onontbeerlijke aanvulling op de opdracht tot het vervaardigen van een E&C contract en alle vervaardigde producten in dit kader zijn goedgekeurd door [B], de inkoper en het afdelingshoofd van het Recreatieschap. Gezien deze omstandigheden mocht Oranjewoud er gerechtvaardigd op vertrouwen dat het Recreatieschap de opdracht met betrekking tot genoemd onderdeel 4.18 als hamerstuk zou bekrachtigen, aldus Oranjewoud.
Omdat met [B] een maximumprijs is afgesproken van € 20.140,- exclusief BTW dient de factuur van 17 juni 2010 ter hoogte van het bedrag voor de werkelijk verrichte werkzaamheden (vergelijk onder 2.5.) gecrediteerd te worden en is het Recreatieschap het maximum overeengekomen bedrag van (€ 20.140,- exclusief BTW =) € 23.966,60 inclusief BTW verschuldigd.
3.3.Subsidiair stelt Oranjewoud dat het Recreatieschap voor het bedrag van € 20.140,- ongerechtvaardigd is verrijkt omdat zij de door Oranjewoud vervaardigde annexen heeft aanvaard en heeft gebruikt voor de inmiddels tot stand gekomen aanbesteding. Voor de verrijking is geen redelijke grond zodat Oranjewoud schade heeft geleden ter hoogte van de opdrachtsom, hetgeen een zeer concurrerende prijs was, aldus Oranjewoud.
3.4.Het Recreatieschap voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.Veronderstellenderwijs aannemende dat met betrekking tot de vervaardiging van de annexen bij het E&C contract sprake is van meerwerk - zoals door Oranjewoud wordt betoogd en door het Recreatieschap gemotiveerd wordt betwist - is tussen partijen niet in geschil dat voor dit meerwerk enkel mondelinge afspraken zijn gemaakt met [B] (en daarvoor met GZH). Oranjewoud heeft tijdens de comparitie verklaard dat zij wist dat [B] niet mocht tekenen en derhalve niet bevoegd was de opdracht voor dit uit te voeren meerwerk namens het Recreatieschap te verstrekken. Oranjewoud heeft [B] meermalen verzocht om de gemaakte afspraken schriftelijk vast te leggen. Uiteindelijk heeft de heer [C] (voorzitter van het dagelijks bestuur van het Recreatieschap) de factuur voor de technische werkzaamheden met betrekking tot de annexen bij het E&C contract niet gehonoreerd.
Deze omstandigheden in aanmerking nemend en gezien het feit dat in de algemene inkoopvoorwaarden uitdrukkelijk is bepaald dat meerwerk schriftelijk overeengekomen moet worden, komt Oranjewoud geen beroep toe op een door het Recreatieschap opgewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid van [B]. Nu door het Recreatieschap geen schriftelijke opdracht voor het onderhavige meerwerk is gegeven, komt Oranjewoud op basis van de primaire grondslag geen vordering toe.
4.2.Om te kunnen komen tot toewijzing van de vordering van Oranjewoud op basis van haar subsidiaire grondslag ongerechtvaardigde verrijking moet aan vier vereisten zijn voldaan. Er moet sprake zijn van 1) een verrijking van het Recreatieschap waardoor 2) Oranjewoud schade heeft geleden (is verarmd), er moet 3) een causaal verband bestaan tussen de verrijking en de verarming en 4) de verrijking moet ongerechtvaardigd zijn.
4.3.Veronderstellenderwijs aannemende dat sprake is van daadwerkelijk verricht meerwerk en derhalve van een verrijking van het Recreatieschap en een daarmee verband houdende verarming van Oranjewoud, is deze verrijking niet ongerechtvaardigd. Oranjewoud heeft zelf het risico genomen op het onvergoed blijven van meerwerk door de strikte voorwaarde van het schriftelijk overeenkomen van dit meerwerk niet na te leven. Dat betekent dat de verrichte werkzaamheden vallen onder de met het Recreatieschap gesloten (gewijzigde) overeenkomst met betrekking tot het E&C contract waarvoor een prijsafspraak is gemaakt. De gerechtvaardigdheid van de eventuele verrijking vindt daarmee haar grondslag in de overeenkomst.
De vordering van Oranjewoud op basis van de subsidiaire grondslag zal worden afgewezen.
4.4.Oranjewoud zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen.
5.De beslissing
De rechtbank
5.1.wijst de vordering af,
5.2.veroordeelt Oranjewoud in de proceskosten, aan de zijde van het Recreatieschap tot op heden begroot op € 1.158,- aan salaris van de advocaat en € 575,- aan verschotten,
5.3.verklaart de veroordeling onder 5.2. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Brand en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.