Parketnummer 09/754222-11
Datum uitspraak: 22 november 2012
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de [verdachte B]:
[[verdachte B] B],
geboren op [geboortedatum]1985 te [geboorteplaats],
adres: [woonadres en woonplaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [naam PI]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 januari 2012, 12 april 2012, 31 mei 2012, 16 augustus 2012, 1 november 2012 en 8 november 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M.A.F. Tielens en van hetgeen door de raadsman van [verdachte B] mr. G.N. Weski, advocaat te Rotterdam, en door de [verdachte B] naar voren is gebracht.
Het slachtoffer [slachtoffer A] heeft ter terechtzitting gebruik gemaakt van het spreekrecht.
Aan de [verdachte B] is- na aanpassing omschrijving tenlastelegging ter terechtzitting van 31 mei 2012- ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een
persoon (te weten [slachtoffer A], een medewerker van de Explosieven
Opruimingsdienst), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans
opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten een (deels) weggeslagen
(rechter)hand, met bloot liggende botten en/of ernstig letsel aan de weke
delen, waardoor een amputatie van de rechter onderarm op 7 centimeter van het
gewricht noodzakelijk was, en/of letsel aan (het hoornvlies van) het
rechteroog, (met aanzienlijk verlies van gezichtsvermogen) heeft toegebracht,
door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg, een
(zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom te vervaardigen/fabriceren en/of
vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom te bevestigen aan een (zich op de
openbare weg bevindende) flitspaal en/of dit/deze explosief/(vuurwerk)bom
(aldaar) achter te laten, welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig
moment in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer A] (deels) is geëxplodeerd;
art 302/303 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1, ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk,
althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een
(zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom heeft vervaardigd/gefabriceerd en/of
vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom heeft bevestigd aan een (zich op
de openbare weg bevindende) flitspaal en/of dit/deze explosief/(vuurwerk)bom
(aldaar) heeft achtergelaten, welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op
enig moment in de (directe) nabijheid van een persoon, te weten [slachtoffer A]
(een medewerker van de Explosieven Opruimingsdienst), (deels) is
geëxplodeerd, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die
[slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel (te weten een (deels) weggeslagen
(rechter)hand, met bloot liggende botten en/of ernstig letsel aan de weke
delen, waardoor een amputatie van de rechter onderarm op 7 centimeter van het
gewricht noodzakelijk was, en/of letsel aan (het hoornvlies van) het
rechteroog (met aanzienlijk verlies van gezichtsvermogen) heeft bekomen,
althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of
verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze
[slachtoffer A] was ontstaan;
art 308 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1, ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
primair
hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een
persoon (te weten [slachtoffer B], een medewerker van de Explosieven
Opruimingsdienst), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans
opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten (een) geheel en/of deels
weggeslagen, althans (een) geheel en/of deels beschadigd(e)
trommelvlies/trommelvliezen en/of (blijvend) oogletsel) heeft toegebracht,
door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met
dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg, een
(zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom te vervaardigen/fabriceren en/of
vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom te bevestigen aan een (zich op de
openbare weg bevindende) flitspaal en/of dit/deze explosief/(vuurwerk)bom
(aldaar) achter te laten , welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig
moment in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer B] (deels) is
geëxplodeerd;
art 302/303 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter
uitvoering van het door [verdachte B](n) voorgenomen misdrijf om aan een persoon
(te weten [slachtoffer B], medewerker van de Explosieven Opruimingsdienst)
opzettelijk en met voorbedachte raad, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en
rustig overleg, een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom heeft
vervaardigd/gefabriceerd en/of vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom
heeft bevestigd aan een (zich op de openbare weg bevindende) flitspaal en/of
dit/deze explosief/(vuurwerk)bom (aldaar) heeft achtergelaten, welk(e)
explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig moment in de (directe) nabijheid
van die [slachtoffer B] (deels) is geëxplodeerd, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302/302 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1, ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig
een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom heeft vervaardigd/gefabriceerd
en/of vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom heeft bevestigd aan een
(zich op de openbare weg bevindende) flitspaal en/of dit/deze
explosief/(vuurwerk)bom (aldaar) heeft achtergelaten, welk(e)
explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig moment in de (directe) nabijheid
van een persoon, te weten [slachtoffer B] (medewerker van de Explosieven
Opruimingsdienst), (deels) is geëxplodeerd, waardoor het aan zijn schuld te
wijten is geweest dat die [slachtoffer B] zwaar lichamelijk letsel, te
weten (een) weggeslagen en/of beschadigd(e) trommelvlies/trommelvliezen
en/of (blijvend) oogletsel, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel
dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de
ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
art 308 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art. 47, lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3.
primair
hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een
persoon (te weten [slachtoffer C], een medewerker van de Forensische
Opsporingsdienst van de Politie Hollands Midden), opzettelijk en met
voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten
(blijvende) gehoorschade) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en - al dan niet - na
kalm beraad en rustig overleg, een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom te
vervaardigen/fabriceren en/of vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom te
bevestigen aan een (zich op de openbare weg bevindende) flitspaal en/of
dit/deze explosief/(vuurwerk)bom (aldaar) achter te laten, welk(e)
explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig moment in de (directe) nabijheid
van die [slachtoffer C] (deels) is geëxplodeerd;
art 303/302 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter
uitvoering van het door [verdachte B] en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer C] (een medewerker van de
Forensische Opsporingsdienst van de Politie Hollands Midden), opzettelijk en
met voorbedachte raad, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg,
een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom heeft vervaardigd/gefabriceerd
en/of vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom heeft bevestigd aan een
(zich op de openbare weg bevindende) flitspaal en/of dit/deze
explosief/(vuurwerk)bom (aldaar) heeft achtergelaten , welk(e)
explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig moment in de (directe) nabijheid
van die [slachtoffer C] (deels) is geëxplodeerd, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 303/302 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1, ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer C], een medewerker van de
Forensische Opsporingsdienst van de Politie Hollands Midden), heeft
mishandeld, immers heeft/hebben [verdachte B] en/of zijn mededader(s) een
(zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom vervaardigd/gefabriceerd en/of
vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom bevestigd aan een (zich op de
openbare weg bevindende) flitspaal en/of dit/deze explosief/(vuurwerk)bom
(aldaar) achtergelaten , welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig
moment in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer C] (deels) is geëxplodeerd,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk,
althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een
(zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom heeft vervaardigd/gefabriceerd en/of
vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom heeft bevestigd aan een (zich op
de openbare weg bevindende) flitspaal en/of dit/deze explosief/(vuurwerk)bom
(aldaar) heeft achtergelaten , welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op
enig moment in de (directe) nabijheid van een persoon, te weten [slachtoffer C]
(een medewerker van de Forensische Opsporingsdienst van de Politie Hollands
Midden), (deels) is geëxplodeerd, waardoor het aan zijn schuld te wijten is
geweest dat die [slachtoffer C] zwaar lichamelijk letsel, te weten (blijvende)
gehoorschade, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit
tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of
beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
art 308 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
4.
primair
hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een (zwaar/zware)
explosief/(vuurwerk)bom te vervaardigen/fabriceren, voorzien van een of meer
springstof(fen) (te weten RDX en/of PETN en/of TNT) en/of een of meer
pyrothechnische stof(fen) en/of een (grote) hoeveelheid flitspoeder (op basis
van kaliumperchloraat en aluminium), en/of (vervolgens) dit/deze
explosief/(vuurwerk)bom te bevestigen aan een aan/op een flitspaal en/of
snelheidscamera (gelegen op de openbare weg, in de middenberm van de
Voorschoterweg, nabij de kruising met de Leidseweg) en/of dit/deze
explosief/(vuurwerk)bom (aldaar) achter te laten , terwijl daarvan
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer A]
en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of een of meer ander(en) in elk
geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander
of anderen, en/of gemeen gevaar voor de flitspaal en/of (ander)
straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
art 157 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair:
hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter
uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om opzettelijk een
ontploffing te weeg te brengen,
met dat opzet:
-een (metalen/ijzeren) pijp/buis/koker heeft (dicht)gelast en/of (vervolgens)
-deze (metalen/ijzeren) pijp/buis/koker heeft gevuld met een of meer
springstof(fen) (te weten RDX en/of PETN en/of TNT) en/of een of meer
pyrotechnische stof(fen) en/of flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en
aluminium) en/of (vervolgens)
-aan deze (metalen/ijzeren) pijp/buis/koker een lont, althans een
ontstekingsmechanisme, heeft bevestigd, en/of
-(aldus) een (zwaar) explosief en/of een zelfgemaakte (vuurwerk)bom heeft
vervaardigd/gefabriceerd en/of (vervolgens)
-dit/deze explosief en/of zelfgemaakte (vuurwerk)bom aan/op een flitspaal
en/of snelheidscamera (gelegen op de openbare weg, in de middenberm van de
Voorschoterweg, nabij de kruising met de Leidseweg), heeft bevestigd, en/of
-dit/deze explosief/(vuurwerk)bom (aldaar) heeft achtergelaten (teneinde op
een later tijdstip terug te keren om (het lont van) het/de
explosief/zelfgemaakte (vuurwerk)bom af/aan te steken,
terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
[slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C] en/of een of meer
ander(en) in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander of anderen, en/of gemeen gevaar voor de flitspaal en/of
(ander) straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of te
duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 157 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland,
tezamen en vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter
voorbereiding van het door [verdachte B] en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om opzettelijk een ontploffing te weeg te brengen (terwijl daarvan
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer A]
en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C], in elk geval levensgevaar en/of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten
was en/of gemeen gevaar voor de flitspaal en/of (ander) straatmeubilair, in
elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was), opzettelijk
-een explosief en/of een (metalen/ijzeren) pijpbom en/of een (metalen/ijzeren)
(dicht)gelaste pijp/buis/koker en/of
-een of meer springstof(fen) (RDX en/of PETN en/of TNT) en/of
-(een grote hoeveelheid) pyrotechnische stof(fen) en/of een (grote)
hoeveelheid flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en aluminium);
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft vervaardigd en/of verworven
en/of voorhanden heeft gehad;
art 157onder 2º en 1º jo. art 46 Wetboek van Strafrecht
meest subsidiair:
hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk,
althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam:
-een (metalen/ijzeren) pijp/buis/koker heeft (dicht)gelast en/of (vervolgens)
-deze (metalen/ijzeren) pijp/buis/koker heeft gevuld met een of meer
springstof(fen) (te weten RDX en/of PETN en/of TNT) en/of een of meer
pyrotechnische stof(fen) en/of flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en
aluminium) en/of (vervolgens)
-aan deze (metalen/ijzeren) pijp/buis/koker een lont, althans een
ontstekingsmechanisme, heeft bevestigd, en/of
-(aldus) een (zwaar) explosief en/of een zelfgemaakte (vuurwerk)bom heeft
vervaardigd/gefabriceerd en/of (vervolgens)
-dit/deze explosief en/of zelfgemaakte (vuurwerk)bom aan/op een flitspaal
en/of snelheidscamera (gelegen op de openbare weg, in de middenberm van de
Voorschoterweg, nabij de kruising met de Leidseweg), heeft bevestigd,
-en/of dit/deze explosief/(vuurwerk)bom (aldaar) heeft achtergelaten
waarna dit/deze explosief/(vuurwerk)bom op enig moment (deels) is
geexplodeerd, althans waarna op enig moment een ontploffing is ontstaan,
terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
[slachtoffer A] en/of [slachtoffer B] en/of [slachtoffer C], in elk geval
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of
anderen, ontstond en/of gemeen gevaar voor de flitspaal en/of (ander)
straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen ontstond;
art 158 onder 2º en 1º Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een
(zelfgemaakt) explosief en/of een (zelfgemaakte) (vuurwerk)bom en/of een
pijpbom (te weten een (metalen/ijzeren) pijp/buis/koker, gevuld met een of
meer springstof(fen) (te weten RDX en/of PETN en/of TNT) en/of een of meer
pyrotechnische stof(fen) en/of flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en
aluminium),in elk geval een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van
Categorie II, genoemd onder 7, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het
treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing,
voorhanden heeft/hebben gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet Wapens en Munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 jo. art 55 lid 3 ahf/ond a Wet Wapens en munitie.
3. Schending van artikel 6 EVRM
3.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat artikel 6 EVRM geschonden is nu de verdediging onvoldoende haar ondervragingsrecht heeft kunnen effectueren omdat het rapport van de Commissie van Intern Onderzoek van de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (hierna: EOD) die onderzoek heeft verricht naar het incident met de vuurwerkbom op 23 oktober 2011 te Voorschoten staatsgeheim is en de verdediging geen inzage in het rapport heeft gekregen. De raadsman is van mening dat juist dit rapport van belang is om aan te kunnen tonen of er essentiële handelingen zijn verricht die wellicht de ontploffing hebben doen ontstaan. [X] die als lid van de Commissie van Intern Onderzoek van de EOD over de gang van zaken bij de rechter-commissaris is gehoord heeft tijdens dit verhoor ook aangegeven dat de inhoud van het rapport staatsgeheim is. De verdediging heeft dus ook ondanks het verhoor van [X] onvoldoende mogelijkheden gehad haar ondervragingsrecht te effectueren. Dit zou moeten leiden tot het volgen van de stelling van de verdediging dat de onzekerheidsmarge voor het aannemen van de toerekening (van het tenlastegelegde) aan [verdachte B] niet meer redelijk is, aldus de verdediging.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat naar haar oordeel de EOD inzage in de rapportage heeft gegeven door de conclusies van het onderzoek in de vorm van de appreciatie van de commandant aan de verdediging en de rechtbank te overleggen. Ook [X] heeft daarover kunnen verklaren. Alleen de details van de gevolgde procedure zijn ter bescherming van de medewerkers van de EOD als staatsgeheim gekwalificeerd.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verdediging en de rechtbank door de appreciatie van de commandant van de EOD1 en het horen van [X] -lid van de commissie die het onderzoek heeft verricht- voldoende zijn geïnformeerd over de door de EOD verrichte handelingen bij de ontmanteling van de vuurwerkbom op 23 oktober 2011 -mede in het licht van de overige, hierna te bespreken, processtukken -. Weliswaar is de interne rapportage van de EOD als staatsgeheim gekwalificeerd, omdat hierin de (algemene) werkwijze van de EOD is beschreven, welke werkwijze zowel voor de veiligheid van de staat als voor de veiligheid van de medewerkers van de EOD geheim dient te blijven, maar de hiervoor vermelde appreciatie behelst de conclusies die door de interne commissie van de OED over de gevolgde procedure zijn getrokken, waaronder de conclusies met betrekking tot de communicatie ten tijde van de ontmanteling van het explosief en met betrekking tot het geven van het sein veilig.
De rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat de conclusies die in de appreciatie staan niet dekkend zijn voor de inhoud van het rapport. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het feit dat de verdediging geen inzage heeft gekregen in de volledige rapportage van de EOD, niet met zich brengt dat zij daardoor haar ondervragingsrecht onvoldoende heeft kunnen effectueren. De rechtbank is mitsdien van oordeel dat geen sprake is van schending van artikel 6 EVRM.
4.1 Inleiding2
Op zondag 23 oktober 2011 omstreeks 03.23 uur krijgt de politie een melding dat twee personen met een trapje iets bevestigen aan een flitspaal op de Voorschoterweg te Voorschoten. Ter plaatse gekomen, ziet de politie dat er op een hoogte van ongeveer drie meter een voorwerp - een ijzeren staaf van ongeveer 16 centimeter met daaraan een stok en een lont - is bevestigd. Er wordt assistentie gevraagd van de EOD. Tijdens de ontmanteling door de EOD is om 07.10 uur het explosief in de hand van één van de medewerkers van de EOD tot ontploffing gekomen. Bij deze ontploffing raken twee medewerkers van de EOD, [slachtoffer A] en [slachtoffer B], zwaar gewond en ook een medewerker van de Forensische Opsporingsdienst van de politie, [slachtoffer C], raakt gewond. [slachtoffer A]3 loopt ernstig letsel op aan zijn ogen en zijn rechterhand wordt door de explosie deels weggeslagen4. [slachtoffer B]5 raakt ernstig gewond aan zijn trommelvliezen en ogen6. [slachtoffer C] raakt gewond aan beide ogen en aan zijn gehoor7.
Onderzoek aan het explosief wijst uit dat het gaat om een zelfgemaakte vuurwerkbom, gevuld met flitspoeder, een zeer krachtig laagexplosief materiaal.
Op 28 oktober 2011, vier dagen later worden twee verdachten -na uitgebreid onderzoek door de politie- aangehouden8. [verdachte B] heeft tijdens zijn eerste verhoor op die dag verklaard de vuurwerkbom samen met een ander te hebben opgehangen9.
De belangrijkste rechtsvraag die de rechtbank dient te beantwoorden is -kortgezegd- of [verdachte B] en zijn medeverdachte [verdachte A] verantwoordelijk zijn voor de ontploffing en het daaruit bij de medewerkers van de EOD en FO ontstane letsel en zo ja -hoe dit juridisch dient te worden gekwalificeerd.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte B] dient te worden vrijgesproken van de onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair en 3 meer subsidiair tenlastegelegde feiten ((poging tot) het opzettelijk toebrengen van (zwaar lichamelijk) letsel aan de in de tenlastelegging genoemde personen) aangezien in haar visie [verdachte B] met zijn handelen niet het opzet heeft gehad om [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C] (zwaar lichamelijk) letsel toe te brengen.
De officier van justitie heeft eveneens vrijspraak gevorderd van feit 4 primair en subsidiair.
De officier van justitie heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat [verdachte B] de onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 meest subsidiair, 4 meer subsidiair en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de feiten 1 tot en met 4 wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De raadsman heeft betoogd dat er geen sprake is van een causaal verband tussen het handelen van [verdachte B] en het ingetreden gevolg omdat niet duidelijk is geworden welke handeling(en) tot dit ingetreden heeft dan wel hebben geleid. Nu zich tal van andere handelingen hebben voorgedaan die tot de explosie kunnen hebben geleid, kan dit gevolg niet in redelijkheid aan [verdachte B] worden toegerekend.
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 5 (het voorhanden hebben van een verboden wapen in de zin van de WWM) gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Vrijspraak opzetdelicten
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen dat [verdachte B] opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C]. Evenzo ontbreekt het opzet, ook in voorwaardelijke zin, ten aanzien van de poging zware mishandeling van [slachtoffer B] en [slachtoffer C] alsook ten aanzien van de mishandeling van [slachtoffer C]. De rechtbank zal [verdachte B] vrijspreken van de feiten 1 primair, 2 primair en subsidiair en 3 primair, subsidiair en meer subsidiair.
Vrijspraak feit 4 primair
De rechtbank zal [verdachte B] eveneens vrij spreken van feit 4 primair. De rechtbank is evenals de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat [verdachte B] de vuurwerkbom niet daadwerkelijk tot ontploffing heeft gebracht.
De schulddelicten
[verdachte B] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij samen met de medeverdachte [verdachte A] naar de schuur is gegaan en dat hij heeft staan toekijken hoe [verdachte A] de buis voor de vuurwerkbom heeft dichtgelast. Na het lassen zijn [verdachte B] en [verdachte A] naar de keuken gegaan. [verdachte B] heeft verklaard dat hij heeft toegekeken hoe [verdachte A] de buis heeft gevuld met kruit dat uit een aantal Cobra's, die [verdachte A] nog had liggen, was gehaald10. Volgens [verdachte B] zou het kunnen dat de inhoud van ongeveer acht Cobra's is gebruikt. Nadat de buis was dicht gemaakt, heeft [verdachte A] een groen lont van ongeveer 80 centimeter lengte aan de buis bevestigd. [verdachte B] heeft verteld dat hij het lont aan [verdachte A] heeft gegeven, maar dat hij zich niet meer kan herinneren wanneer dit was. De [verdachte B] heeft verder ter terechtzitting verklaard dat [verdachte A] al eerder die dag tijdens het gezamenlijke uitje naar Hellendoorn over het opblazen van de flitspaal had gesproken.
Toen de vuurwerkbom gereed was, zijn [verdachte B] en [verdachte A] in de auto van [verdachte B] naar de flitspaal gereden. Daarbij had [verdachte B] een keukentrapje gepakt en in zijn auto gelegd. Nadat zij op de Voorschoterweg waren uitgestapt hield [verdachte A] het explosief vast en droeg [verdachte B] het trapje. Eenmaal bij de flitspaal aangekomen is [verdachte A] op het trapje gaan staan en heeft het explosief op de flitspaal geplakt terwijl [verdachte B] de trap vast hield. [verdachte B] heeft bij de politie11 en ter terechtzitting verklaard dat hij de trap heeft vastgehouden en stukken tape heeft afgescheurd en aangegeven om het explosief te bevestigen. Nadat de vuurwerkbom aan de flitspaal was bevestigd zijn [verdachte B] en [verdachte A] in de auto teruggereden naar het huis van [verdachte B] met de bedoeling dat [verdachte A] later op de fiets terug zou keren naar de flitspaal om het lont aan te steken en de vuurwerkbom tot ontploffing te brengen. [verdachte B] is, nadat hij [verdachte A] had afgezet, naar huis gegaan.
De verklaringen van [verdachte B] over de gang van zaken op de Voorschoterweg voor en tijdens het bevestigen van de vuurwerkbom aan de flitspaal wordt bevestigd door de verklaringen van verschillende getuigen.
De getuige - en melder - [getuige 1]heeft bij de politie 12 verklaard dat hij omstreeks 03:10 uur voor de eerste keer langs de flitspaal reed. Hij zag toen twee mannen op de middenberm staan op een afstand van ongeveer 5 meter van de flitspaal. De ene man had een soort statief vast, de andere een soort plaat. Daaruit stak een soort koker met een bol erop. De getuige kwam ongeveer 10 minuten later voor de tweede keer langs de flitspaal. Op dat moment stonden de beide mannen bij de flitspaal. De getuige zag dat het voorwerp waarvan hij aanvankelijk dacht dat het een statief was, een keukentrapje met een boog erop was. Eén van de mannen stond op de trap, bovenop de boog, terwijl de andere man hem en de trap vasthield. De getuige heeft verklaard dat het leek alsof de mannen iets aan het monteren waren omdat de man op de trap met beide handen omhoog stond aan de voorzijde van de flitspaal. De getuige heeft om 03:23 uur besloten de politie te bellen.
De [getuige 2] 13 heeft ook gezien dat er op zondag 23 oktober 2011 omstreeks 03:15 uur twee personen bij de flitspaal stonden. Hij zag dat er een ladder tegen de flitspaal stond en dat één van de personen op de ladder stond. De getuige zag dat deze persoon op gelijke hoogte was met de kast van flitspaal. Deze persoon had iets in zijn handen wat leek op tape, het was niet groot en licht van kleur. De tweede persoon had de ladder vast waarop de eerste persoon stond.
Deze beide verklaringen worden ondersteund door de verklaringen van de [getuige 3]14 en de [getuige 4]15.
De rechtbank acht het onwaarschijnlijk dat [verdachte B] -zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard- er tot het moment van het arriveren bij de flitspaal, vanuit ging dat de vuurwerkbom zou worden afgestoken in recreatiegebied de Vlietlanden. Zij overweegt daartoe dat die dag in Hellendoorn door [verdachte B] en [verdachte A] reeds was gesproken over de flitspaal, dat [verdachte B] bij de politie heeft verklaard dat [verdachte A] het al enige tijd op deze flitspaal had gemunt en op die avond, nadat de vuurwerkbom was vervaardigd, om 03:00 uur zei dat het een goede tijd was omdat het wat rustiger was op straat. 16
Inhoud van de vuurwerkbom
De deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) 17 heeft op basis van de analyseresultaten vastgesteld dat de lading van de constructie hoofdzakelijk een flitspoeder op basis van kaliumperchloraat en aluminium betrof. De deskundige concludeert dat indien bij een intacte constructie de explosieve lading tot ontbranding zou worden gebracht, de metalen constructie door de explosieve verbranding van de lading en de zeer snelle drukopbouw vrijwel zeker zou verscherven en een zeer luide knal veroorzaken. Hierbij ontstaat gevaar voor ernstig tot dodelijk letsel voor personen in de nabije omgeving tot circa 10 meter en ontstaat gevaar voor lichamelijk letsel zoals oogletsel en gehoorschade in de omgeving tot tientallen meters.
Op basis van het onderzoek door het NFI is nader onderzoek gedaan door het Forensic Explosives Laboratory (FEL) 18. Ook uit dit onderzoek komt naar voren dat de buis hoogstwaarschijnlijk gevuld was met flitspoeder, een zeer krachtig laagexplosief materiaal. Indien dit bijvoorbeeld in een zware metalen buis wordt gestopt en wordt aangestoken dan zou er zeer snel een explosieve verbranding kunnen plaatsvinden. Als de afsluiting voldoende is zou een ontploffing kunnen plaatsvinden. Flitspoeder is gevoelig voor ontbranding door een vonk, hitte, vlam, frictie of impact. In het aanvullend rapport van het FEL 19 komt de deskundige tot de
conclusie dat geïmproviseerde pijpbommen van nature gevaarlijk zijn en zich onvoorspelbaar kunnen gedragen maar dat een pijpbom gevuld met een mengsel van voor handelsdoeleinden vervaardigd buskruit en flitspoeder niet spontaan tot ontsteking komt. Om af te gaan is er voor een pijpbom van dit type een of andere vorm van fysieke stimulus vereist.
Ontploffing tijdens de ontmanteling
Toen de vuurwerkbom na de melding werd ontdekt is de EOD, bestaande uit een ploeg van twee ruimers -een ploegcommandant en een tweede man- en een chauffeur, ter plaatse gekomen. Na beoordeling van de situatie ter plaatse is door de EOD overwogen hoe het explosief verwijderd moest worden. Vervolgens heeft de ploegcommandant, in beschermende kleding, het voorwerp van de flitspaal verwijderd 20. Daarna zijn door hem röntgenfoto's gemaakt. Terwijl de politie op een veilige afstand meekeek, is de ploegcommandant, gekleed in het veiligheidspak, vervolgens overgegaan tot het openen van het explosief. Na overleg zijn de twee ruimers van de EOD zonder beschermende kleding teruggelopen naar de plaats waar het explosief lag. Door de ploegcommandant van de EOD is besloten dat het explosief veilig genoeg was, om door de medewerker van Forensische Opsporing te laten bekijken. De tweede man van de EOD heeft gecontroleerd of de lading geheel uit het explosief was verwijderd. Bij deze handelingen is omstreeks 07:10 uur het explosief in de hand van deze EOD medewerker ontploft21. Bij de explosie raken [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C] gewond.
Naar aanleiding van de ontploffing is intern onderzoek verricht door de EOD naar de gang van zaken tijdens de ontmanteling. Uit de appreciatie van de commandant van de EOD 22 blijkt dat de Commissie van Intern Onderzoek geen aanwijzingen heeft gevonden voor nalatigheid of verwijtbaar gedrag bij de gevolgde procedure ten tijde van de ontmanteling. Wel concludeert de commissie dat op enkele belangrijke punten in de communicatie is tekort geschoten en dat het sein veilig onterecht dan wel voortijdig is gegeven. De commissie benadrukt ten slotte de complexiteit van een dergelijke operatie.
Causaal verband
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of er causaal verband is tussen het handelen van [verdachte B] en de ontploffing van het explosief met de gevolgen die zich daarbij hebben voorgedaan.
De rechtbank overweegt dat [verdachte B] samen met zijn medeverdachte [verdachte A] een vuurwerkbom met zeer krachtig, laag explosief materiaal heeft vervaardigd en deze samen met zijn medeverdachte [verdachte A] op de openbare weg aan een flitspaal heeft bevestigd. Vervolgens zijn [verdachte B] en zijn medeverdachte [verdachte A] weg gegaan en hebben de vuurwerkbom onbeheerd achtergelaten op de openbare weg waar ook op dat tijdstip mensen passeerden, waardoor zij een zeer gevaarzettende situatie hebben gecreëerd. Uit de rapportages van de deskundigen volgt dat een geïmproviseerde vuurwerkbom als de onderhavige van nature gevaarlijk is en zich onvoorspelbaar kan gedragen. Na ontdekking is prudent gehandeld door inschakeling van de EOD, een dienst gespecialiseerd in het onschadelijk maken van gevaarlijke explosieven. Het explosief bleek zo gevaarlijk dat het uitsluitend door ontmanteling onschadelijk kon worden gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [verdachte B], door een dergelijk laagexplosief materiaal onbeheerd op die flitspaal op de openbare weg achter te laten een dusdanig gevaar in het leven geroepen dat een mogelijke ontploffing in beginsel aan hem valt toe te rekenen. Immers, [verdachte B] had redelijkerwijs moeten en kunnen voorzien dat de onbeheerd achtergelaten en zeer gevaarlijke vuurwerkbom op enig moment, bijvoorbeeld door handelen van willekeurige voorbijgangers, dan wel door handelingen die bij het verwijderen en ontmantelen van het explosief zouden worden verricht, tot ontploffing zou kunnen komen. Dit betekent dat het causale verband tussen het bevestigen van het explosief en een mogelijke ontploffing in beginsel gegeven is. De vraag die resteert is of zich voorafgaand en tijdens de ontmanteling zodanige omstandigheden hebben voorgedaan dat de ontploffing redelijkerwijs niet meer aan de [verdachte B] is toe te rekenen. De rechtbank ziet hiertoe geen aanleiding en overweegt hieromtrent het volgende. Hoewel niet duidelijk is geworden wat de exacte oorzaak van de explosie is geweest, blijkt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting genoegzaam dat de medewerkers van de EOD de complexe procedure bij de ontmanteling op een zorgvuldige en correcte wijze hebben doorlopen. Dat daarbij hun onderlinge communicatie tekort is geschoten en zij ten onrechte dan wel te vroeg hebben gemeend dat de situatie veilig genoeg was, is niet van dien aard dat daardoor de causale keten wordt doorbroken.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de ontploffing en daarmee het letsel van [slachtoffer A], [slachtoffer B] en [slachtoffer C] redelijkerwijs als gevolg van de handelingen van [verdachte B] aan hem kunnen worden toegerekend.
Dat [verdachte B] de gevolgen zoals deze zijn opgetreden niet heeft gewild, doet hieraan niet af.
Gevolgen van de ontploffing
Bij [slachtoffer A] is door de ontploffing van de vuurwerkbom een deel van zijn rechterhand weggeslagen. Gezien de ernst van de verwonding was het noodzakelijk de onderarm op 7 centimeter van het gewricht te amputeren. 23 Tevens heeft [slachtoffer A] letsel aan beide ogen opgelopen, waaraan hij blijvend verlies van het gezichtsvermogen heeft overgehouden 24. [slachtoffer A] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij nog steeds last heeft van fantoompijnen en dat hij recent een prothese heeft gekregen waarmee hij moet leren omgaan. Met betrekking tot het letsel aan zijn ogen heeft [slachtoffer A] ter terechtzitting verklaard dat hij geen licht in zijn ogen kan verdragen, zodat hij is aangewezen op het dragen van een bril met donkergekleurde glazen.
[slachtoffer B] heeft ten gevolge van de ontploffing van de vuurwerkbom ernstig letsel aan beide trommelvliezen en beide ogen opgelopen. Het letsel aan de trommelvliezen is nog niet hersteld en [slachtoffer B] heeft last van permanente oorsuizingen. [slachtoffer B] heeft ter terechtzitting verklaard dat er mogelijk nog een operatie aan de trommelvliezen volgt in de hoop de klachten te doen verminderen.
[slachtoffer C] heeft ten gevolge van de ontploffing van de vuurwerkbom letsel aan de ogen en oren opgelopen. [slachtoffer C] heeft door dit letsel enige tijd zijn werk niet kunnen uitoefenen.
De rechtbank kwalificeert op grond van de medische verklaringen het letsel van [slachtoffer A] en van [slachtoffer B] als zwaar lichamelijk letsel. Het letsel van [slachtoffer C] kwalificeert de rechtbank als zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden is ontstaan.
Medeplegen
[verdachte B] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aanwezig is geweest bij het vervaardigen van de vuurwerkbom en dat hij in zijn auto samen met de medeverdachte [verdachte A] naar de Voorschoterweg is gereden. [verdachte B] heeft tevens verklaard dat hij samen met de medeverdachte [verdachte A] de vuurwerkbom aan de flitspaal heeft bevestigd en dat zij vervolgens samen zijn weggereden en de vuurwerkbom onbeheerd op de openbare weg hebben achtergelaten. De rechtbank is van oordeel dat uit dit handelen een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte B]n volgt, dat sprake is van medeplegen van de tenlastegelegde feiten.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande en in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank de feiten 1 subsidiair, 2 meer subsidiair en 3 meest subsidiair wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4 subsidiair
De rechtbank heeft in het voorgaande geoordeeld dat [verdachte B] samen met de medeverdachte [verdachte A] een zeer gevaarzettend explosief heeft vervaardigd en op de openbare weg aan een flitspaal heeft bevestigd. Vast is komen te staan dat door de ontploffing van het explosief gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was en dat [verdachte B] zich hiervan bewust had moeten zijn. De rechtbank weegt hierbij mee dat ook op dat tijdstip met regelmaat mensen passeerden.
Het ophangen van het explosief en het vervolgens per fiets terugkeren door [verdachte A] naar de flitspaal om het lont aan te steken kan naar het oordeel van de rechtbank worden beschouwd als een handelen dat gericht was op de voltooiing van het misdrijf. De rechtbank overweegt daarbij dat [verdachte A] heeft verklaard 25 dat hij uitsluitend niet het lont heeft aangestoken en het explosief tot ontploffing heeft gebracht, omdat hij bij aankomst op de fiets een auto met oranje knipperlichten bij de flitspaal zag staan.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in het gegeven dat [verdachte B] zich ná het bevestigen van het explosief aan de flitspaal van deze plaats heeft verwijderd geen vrijwillige terugtred. De rechtbank overweegt dat zowel uit de verklaring van [verdachte B] als uit de verklaring van [verdachte A] bij de politie is gebleken dat van te voren tussen de verdachten was afgesproken dat alleen [verdachte A] (op de fiets) terug zou gaan om het lont van de vuurwerkbom aan te steken omdat dit veiliger was. Volgens deze afspraak is vervolgens gehandeld. De rechtbank neemt hierbij tevens in overweging dat [verdachte B] hoewel hij zich ervan bewust was dat het om een uiterst gevaarlijk explosief ging, op geen enkel moment heeft getracht [verdachte A] af te houden van zijn voornemen het explosief op de flitspaal te (laten) hangen dan wel iemand heeft gewaarschuwd dat de vuurwerkbom (onbeheerd) aan de flitspaal hing.
De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5
Gelet op hetgeen de rechtbank in het voorgaande heeft vastgesteld ten aanzien van de vuurwerkbom en de inhoud en gevaarzetting daarvan, is de rechtbank van oordeel dat dit een wapen in de zin van de Wet wapens en munitie, van categorie II, betreft. De rechtbank acht ook dit feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
subsidiair:
hij op 23 oktober 2011 te Voorschoten tezamen en in vereniging met een ander grovelijk onvoorzichtig en onachtzaam en nalatig een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom heeft vervaardigd en vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom heeft bevestigd aan een (zich op de openbare weg bevindende) flitspaal en dit/deze explosief/(vuurwerk)bom aldaar heeft achtergelaten, welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig moment in de directe nabijheid van [slachtoffer A](een medewerker van de Explosieven Opruimingsdienst), deels is geëxplodeerd, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer A] zwaar lichamelijk letsel (te weten een deels weggeslagen rechterhand, met bloot liggende botten en/of ernstig letsel aan de weke delen, waardoor een amputatie van de rechter onderarm op 7 centimeter van het gewricht noodzakelijk was, en letsel aan het hoornvlies van het rechteroog met aanzienlijk verlies van gezichtsvermogen heeft bekomen;
2.
meer subsidiair:
hij op 23 oktober 2011 te Voorschoten tezamen en in vereniging met een ander grovelijk onvoorzichtig en onachtzaam en nalatig een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom heeft vervaardigd en vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom heeft bevestigd aan een (zich op de openbare weg bevindende) flitspaal en dit/deze explosief/(vuurwerk)bom aldaar heeft achtergelaten, welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig moment in de directe nabijheid van [slachtoffer B] (medewerker van de Explosieven
Opruimingsdienst), deels is geëxplodeerd, waardoor het aan zijn schuld te
wijten is geweest dat die [slachtoffer B] zwaar lichamelijk letsel, te
weten (een) weggeslagen en beschadigd(e) trommelvlies/trommelvliezen
en oogletsel, heeft bekomen
3.
meest subsidiair:
hij op 23 oktober 2011 te Voorschoten tezamen en in vereniging met een ander grovelijk onvoorzichtig en onachtzaam en nalatig een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom heeft vervaardigd en vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom heeft bevestigd aan een zich op de openbare weg bevindende flitspaal en dit/deze explosief/(vuurwerk)bom aldaar heeft achtergelaten , welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op
enig moment in de directe nabijheid van [slachtoffer C] (een medewerker van de Forensische Opsporingsdienst van de Politie Hollands Midden), deels is geëxplodeerd, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer C]
gehoorschade, heeft bekomen, zijnde zodanig lichamelijk letsel dat daaruit
tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of
beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
4.
subsidiair:
hij op 23 oktober 2011 te Voorschoten tezamen en in vereniging met een ander ter
uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing te weeg te brengen, met dat opzet:
-een (metalen) pijp heeft dichtgelast en vervolgens
-deze (metalen) pijp heeft gevuld met flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en
aluminium) en vervolgens
-aan deze (metalen) pijp een lont, althans een ontstekingsmechanisme, heeft bevestigd, en
-aldus een (zwaar) explosief/(vuurwerk)bom heeft vervaardigd en vervolgens
-dit/deze explosief/(vuurwerk)bom aan een flitspaal gelegen op de openbare weg, in de middenberm van de Voorschoterweg, nabij de kruising met de Leidseweg, heeft bevestigd, en
-dit/deze explosief/(vuurwerk)bom aldaar heeft achtergelaten teneinde op
een later tijdstip terug te keren om het lont van het/de explosief/(vuurwerk)bom aan te steken,
terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen, en gemeen gevaar voor de flitspaal en (ander) straatmeubilair, te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 23 oktober 2011 te Voorschoten tezamen en in vereniging met een ander een
zelfgemaakt explosief/(vuurwerk)bom (te weten een (metalen) pijp, gevuld met
flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en aluminium),in elk geval een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie II, genoemd onder 7, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad.
5. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
6. De strafbaarheid van de [verdachte B]
[verdachte B] is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de [verdachte B] ten aanzien van de op dagvaarding I onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 meest subsidiair, 4 meer subsidiair en 5 tenlastegelegde feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd doorgebracht in voorlopige hechtenis.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om [verdachte B] bij veroordeling geen langere gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de [verdachte B], zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
[verdachte B] heeft op 23 oktober 2011 samen met zijn medeverdachte [verdachte A] een zeer gevaarlijke vuurwerkbom vervaardigd en deze aan een flitspaal op de openbare weg te Voorschoten bevestigd. Vervolgens zijn de verdachten weggegaan met het plan dat de medeverdachte [verdachte A] even later terug zou komen om het lont van de vuurwerkbom aan te steken en de bom te laten exploderen. [verdachte B] heeft door zijn handelen een zeer gevaarlijke situatie in het leven geroepen, hetgeen de rechtbank hem zwaar aanrekent. [verdachte B] heeft alleen aan zichzelf gedacht, zich na het bevestigen van het explosief aan de flitspaal uit de voeten gemaakt en heeft geen enkele rekening gehouden met de gevaren die een dergelijke vuurwerkbom met zich brengen. De vuurwerkbom is enkele uren later ontploft waarbij medewerkers van de EOD en FO gewond zijn geraakt. Daarbij hebben twee medewerkers van de EOD zwaar lichamelijk letsel opgelopen, met de gevolgen waarvan zij nog dagelijks worden geconfronteerd. Het staat vast dat de slachtoffers van deze explosie naast de fysieke gevolgen ook nog jaren last zullen hebben van de psychische gevolgen. Dat niet meer mensen zijn verwond ten gevolge van de explosie is niet aan de verdachten te danken maar berust op toeval. Het handelen van verdachten heeft tevens grote onrust in de maatschappij te weeg gebracht.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
31 oktober 2011 betreffende [verdachte B] waaruit blijkt dat de [verdachte B] al eerder met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Reclasseringsadvies, opgesteld door C. Lanzilli van 2 januari 2012. De rapporteur acht de kans aanwezig dat bij [verdachte B] problemen zijn op het psychische vlak. Het gedrag van [verdachte B] (uitsluitend nadenken over de gevolgen die één en ander voor hemzelf zouden kunnen hebben en niet stilstaan bij de mogelijke gevolgen voor anderen en het soms onvoldoende beschikken over assertiviteit) speelt bij het tenlastegelegde delict een belangrijke rol. Andere risicofactoren kunnen zijn dat [verdachte B] reeds jarenlang in zijn vrije tijd soft-en harddrugs gebruikt.
Het recidiverisico wordt ingeschat als laaggemiddeld. [verdachte B] is dusdanig geschrokken dat de kans dat hij zich nogmaals aan dergelijke delicten schuldig zal maken klein is. Het recidiverisico kan verder worden verminderd als hij tijdens zijn preventieve hechtenis/detentie meewerkt aan gedragsinterventies zoals de Leefstijltraining en de Cognitieve Vaardigheidstraining.
Gelet op het vorenstaande en in onderlinge samenhang bezien acht de rechtbank na te melden deels onvoorwaardelijke, gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank komt tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.
De rechtbank zal een deel van de straf voorwaardelijk opleggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, mede gelet op het advies dat [verdachte B] diverse gedragstrainingen zou dienen te volgen.
De rechtbank weegt bij de strafoplegging mee dat het aandeel van [verdachte B] in het plannen en vervaardigen van de vuurwerkbom geringer is dan dat van zijn medeverdachte [verdachte A]. Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat sprake is van eendaadse samenloop van de feiten 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 meest subsidiair, 4 subsidiair. De rechtbank heeft ten slotte ook rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
8. De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer A] tot een bedrag van € 227.000,= en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan [verdachte B] de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 227.000,=, subsidiair 365 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer A].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer B] tot een bedrag van € 16.526,46.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan [verdachte B] de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 16.526,46, subsidiair 117 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer B].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer C] tot een bedrag van € 446,65.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan [verdachte B] de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 446,65, subsidiair 8 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer C] .
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partij Politie Hollands Midden tot een bedrag van € 869,35.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan [verdachte B] de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 869,35, subsidiair 17 dagen hechtenis ten behoeve van de Politie Hollands Midden.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij gemeente Voorschoten.
De officier van justitie heeft hoofdelijke toewijzing van de vorderingen gevorderd.
8.2 Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsman, gezien de door hem verzochte vrijspraak, bepleit de vorderingen niet ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering van de Gemeente Voorschoten af te wijzen. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer A] betwist de raadsman de hoogte van de vordering. De vorderingen van [slachtoffer B] en [slachtoffer C] worden door de raadsman niet betwist.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
F.H.J. [slachtoffer A], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 212.799,=, welk bedrag wordt gevorderd als voorschot op de nader te begroten schade. De raadsman van de benadeelde partij heeft het gevorderde voorschot ter terechtzitting naar boven bijgesteld tot
€ 227.440,=.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post 1, een beschadigde jas ad € 250,--, is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit. Dit deel van de vordering ligt derhalve voor toewijzing gereed. Ook de posten 6 en 7, de daggeldvergoedingen voor de ziekenhuisopname en het verblijf in het revalidatiecentrum acht de rechtbank voldoende onderbouwd en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten 2, 4, 5 en
8 , de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank licht dit als volgt toe. Met betrekking tot de gevorderde gederfde toelagen kan uit de onderbouwing (productie 3) niet zonder meer worden opgemaakt dat [slachtoffer A] deze bedragen zou ontvangen. Het betreffen overzichten van munitieruimers en andere functionarissen in het algemeen. Derhalve behoeft dit deel van de vordering een nadere onderbouwing. De post zelfwerkzaamheid is voor wat betreft de verschenen schade onderbouwd met een offerte voor schilders- en stucadoorswerkzaamheden. Onduidelijk is of deze kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt en of het dus schade betreft die voor vergoeding in aanmerking komt. De toekomstige vordering met betrekking tot de zelfwerkzaamheid is voorts in redelijkheid niet te begroten, nu er nog geenszins sprake is van een medische eindsituatie. Met betrekking tot de kosten voor rechtsbijstand overweegt de rechtbank dat uit de stukken niet kan worden opgemaakt of [slachtoffer A] een rechtsbijstandsverzekering heeft en in hoeverre derhalve sprake is van directe schade voor [slachtoffer A]. Met betrekking tot deze posten kan de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 45.000,- bij wijze van voorschot toewijzen. De rechtbank zal het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen
De rechtbank zal derhalve het gevorderde voorschot toewijzen tot een bedrag van
€ 46.524,--.
Dit bedrag zal vermeerderd worden met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval, derhalve vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag van volledige voldoening.
Nu [verdachte B] jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en [verdachte B] voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan [verdachte B] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 46.524,-- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer A].
[slachtoffer B], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 16.526,46, als voorschot op een nader te begroten schade.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten 1 (beschadigde jas ad
€ 120,--), 2 (beschadigd t-shirt ad € 25,--) en 5 (reiskosten ad € 283,46), is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 meer subsidiair bewezenverklaarde feit. Deze posten zijn derhalve voor toewijzing vatbaar. Dit geldt eveneens voor de gevorderde gemiste inkomsten ad € 598,--. Ter zitting heeft de raadsman dit deel van de vordering uitgebreid met een bedrag voor twintig gemiste overuren. Hij heeft dit onderbouwd met een salarisspecificatie van 10 mei 2012. Hierin staat onder meer vermeld een overwerkvergoeding VROB over de periode van 1 januari 2012 tot 31 januari 2012. Hieruit kan evenwel niet worden opgemaakt dat [slachtoffer B] in de periode na het ongeval eveneens deze uren zou hebben gewerkt. Dit ter zitting uitgebreide deel van de vordering behoeft derhalve een nadere onderbouwing en zal in dit strafgeding niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post kosten voor rechtsbijstand de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Uit de stukken kan niet worden opgemaakt of [slachtoffer B] een rechtsbijstandsverzekering heeft en in hoeverre derhalve sprake is van directe schade voor [slachtoffer B]. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 10.000,- bij wijze van voorschot toewijzen. De rechtbank zal het overige deel van de vordering niet ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen
De rechtbank zal derhalve het gevorderde voorschot toewijzen tot een bedrag van
€ 11.026,46.
Dit bedrag zal vermeerderd worden met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum van het ongeval, derhalve vanaf 23 oktober 2011, tot aan de dag van volledige voldoening.
Nu [verdachte B] jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 meer subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en [verdachte B] voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan [verdachte B] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 11.026,46 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer B].
[slachtoffer C], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 446,65.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post schade jack ad € 44,65 is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 3 meest subsidiair bewezenverklaarde feit. Dit deel van de vordering zal dan ook worden toegewezen.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd, zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 402,= toewijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 446,65.
Dit bedrag zal vermeerderd worden met de gevorderde wettelijke rente hierover vanaf 23 oktober 2011 tot de dag van volledige voldoening.
Nu [verdachte B] jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 meest subsidiair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en [verdachte B] voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan [verdachte B] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 446,65 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer C].
De politie Midden Holland, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 418,53 en ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 450,82.
De vorderingen (schade aan de camera en schade aan de auto) zijn voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder feit 1 subsidiair, feit 2 meer subsidiair en feit 3 meest subsidiair bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve beide vorderingen toewijzen tot een bedrag van € 869,35. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag van volledige voldoening.
Nu [verdachte B] jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en [verdachte B] voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan [verdachte B] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 869,35.
De gemeente Voorschoten, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4063,07.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien aan de benadeelde partij niet rechtstreeks schade is toegebracht door enig bewezenverklaarde feit.
De rechtbank wijst alle vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen hoofdelijk toe.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 55, 57, 157, 308 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26, 55 van de Wet wapens en munitie;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de [verdachte B] de onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair, 3 meer subsidiair en 4 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de [verdachte B] daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de [verdachte B] de onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 meest subsidiair, 4 subsidiair en 5 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
eendaadse samenloop van feit 1 subsidiair en feit 2 meer subsidiair, feit 3 meest subsidiair en feit 4 subsidiair:
- medeplegen van het aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, meermalen gepleegd;
- medeplegen van het aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zodanig letsel bekomt dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de ambts-of beroepsbezigheden ontstaat;
- medeplegen van poging tot het opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen en gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
ten aanzien van feit 5:
medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met een wapen van categorie II;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar;
verklaart de [verdachte B] strafbaar voor de feiten 1 subsidiair, 2 meer subsidiair,
3 meest subsidiair, 4 subsidiair en 5;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de [verdachte B] meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de [verdachte B] daarvan vrij;
veroordeelt de [verdachte B] tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 34 (VIERENDERTIG) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 10 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, ressort Den Haag, in dit geval GGZ Reclassering Palier te 's-Gravenhage, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt een meldingsgebod en deelname aan trainingen zoals leefstijltrainingen en cognitieve vaardigheidstrainingen;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt [verdachte B] hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting bij wijze van voorschot te betalen aan [slachtoffer A], een bedrag van € 46.524,--, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 23 oktober 2011 tot de dag van volledige voldoening;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt [verdachte B] hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting bij wijze van voorschot te betalen aan [slachtoffer B], een bedrag van
€ 11.026,46, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf 23 oktober 2011 tot de dag van volledige voldoening;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt [verdachte B] hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer C], een bedrag van € 446,65, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt [verdachte B] hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan Politie Hollands Midden, een bedrag van € 869,35, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer A] en [slachtoffer B] voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat zij dit gedeelte van de vorderingen in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de [verdachte B] tevens hoofdelijk in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan [verdachte B] op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 46.524,-- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer A];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 267 dagen;
legt aan [verdachte B] op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 11.026,46 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer B];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen;
legt aan [verdachte B] op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 446,65 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer C];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 8 dagen;
legt aan [verdachte B] op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 869,35 ten behoeve van het slachtoffer genaamd Politie Hollands Midden;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 17 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partijen de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
met bepaling dat de [verdachte B] bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partij Gemeente Voorschoten af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.J.M. Smid-Verhage, voorzitter,
mrs O.F. Bouwman en A.J.J.M. Weijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. B. d'Arnaud Gerkens, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 november 2012.
1 Brief van het Ministerie van Defensie, directeur juridische zaken M. Gazenbeek, d.d. 16 mei 2012, met bijlage;
2 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar ten aanzien van de feiten wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL1620 2011160765, van de regiopolitie Hollands Midden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 001 t/m 549).
3 Aangifte namens [slachtoffer A], zaaksdossier blz. 24-25
4 Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier blz. 471
5 Aangifte namens [slachtoffer B], zaaksdossier blz. 28-29
6 Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer B], zaaksdossier blz. 438
7 Aangifte [slachtoffer C], zaaksdossier blz. pag 36-39
8 Proces-verbaal van aanhouding, verdachtendossier [verdachte A], blz. 2 en
Proces-verbaal van aanhouding, verdachtendossier verdachte B], blz. 2;
9 Proces-verbaal verhoor [verdachte B], zaaksdossier blz. 193 ev
10 Proces-verbaal verhoor [verdachte B], zaaksdossier blz. 223;
11 Proces-verbaal verhoor [verdachte B], zaaksdossier blz. 205;
12 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1], getuigendossier blz. 3
13 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2], getuigendossier, blz. 061;
14 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], zaaksdossier blz. 366;
15 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4], zaaksdossier blz. 406;
16 Prcoes-verbaal verhoor [verdachte B], zaaksdossier blz. 223
17 Rapport Explosievenonderzoek naar aanleiding een explosie in Voorschoten op 23 oktober 2011 d.d. 22 november 2011, Forensisch dossier blz. 194-216;
18 Forensic Explosives Laboratory, Dstl Ref FEL/066/12, d.d. 30th May 2012;
19 Forensic Explosives Laboratory, Dstl Ref FEL/066/12;
20 Proces-verbaal van bevindingen, zaaksdossier blz. 470;
21 Verhoor van deskundige [X] dd 12 april 2012 bij de rechter-commissaris en proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer A], zaaksdossier blz 556-564;
22 Brief van het Ministerie van Defensie, directeur juridische zaken M. Gazenbeek, d.d. 16 mei 2012, met bijlage
23 Medische verklaring, Prof. Dr. R.A.E.M. Tollenaar, traumachirug, Leids Universitair Medisch Centrum d.d. 08-12-2011, blz. 034;
24 Brief d.d. 2 november 2012 van mr H.J.M.G.M. van der Meijden, raadsman van [slachtoffer A], met bijlagen;
25 Proces-verbaal verhoor [verdachte B], blz. 106 en de verklaring van [verdachte B] ter terechtzitting;
Parketnummer 09/754222-11