Parketnummer 09/720788-12
Datum uitspraak: 20 november 2012
De rechtbank ’s-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
[adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden op de openbare terechtzittingen van 13 augustus 2012 en 6 november 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.A.M. Eijgenraam en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. J.I. Echteld, advocaat te Gouda, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting d.d. 13 augustus 2012 - ten laste gelegd dat:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2012 tot en met 4 mei 2012 te Woerden en/of te Nieuwkoop en/of elders te Nederland, ter uitvoering van het door haar voorgenomen misdrijf om opzettelijk een minderjarige beneden de twaalf jaren oud aan het wettig over hem/haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem of haar uitoefent te onttrekken, met dat opzet:
• het Zuwe Hofpoort ziekenhuis in Woerden heeft gebeld om navraag te doen naar de bezoekuren van de kraam- en/of kinderafdeling en/of
• naar de/een kraam- en/of kinderafdeling(en) (van dat/een ziekenhuis/zen) is gegaan en/of
• de toegangsdeur van die/een kraam- en/of kinderafdeling heeft geprobeerd te openen en/of
• een (als zodanig ingerichte) babykamer met onder meer een ledikantje en/of een commode en/of babykleertjes en/of een wipstoeltje en/of luiers en/of (een) drinkflesje(s) en/of babyzalf heeft ingericht en/of voorhanden heeft gehad in haar woning,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art. 279 lid 2 WvSr juncto artikel 45 WvSr
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstip(pen) op of omstreeks de periode van 1 maart 2012 tot en met 4 mei 2012 te Woerden en/of Nieuwkoop en/of elders te Nederland, ter voorbereiding van het plegen van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten de opzettelijke onttrekking van een minderjarige beneden de twaalf jaren oud aan het wettig over hem/haar gesteld gezag en/of aan het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem/haar uitoefent (artikel 279 lid 2 WvSr), althans een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk een ruimte en/of (een) voorwerp(en) en/of (een) informatiedrager(s) te weten:
• een (als zodanig ingerichte) babykamer en/of
• (met daarin) onder meer een ledikantje en/of een commode en/of babykleertjes en/of een wipstoeltje en/of luiers en/of (een) drinkflesje(s) en/of babyzalf (waarmee en/of waardoor (zij) een verblijf van een baby/kind in haar woning mogelijk was/maakte) en/of
• een computer met internetverbinding (via welke verbinding zij op die computer onder andere (een) plattegrond(en) van de kraam- en/of kinderafdeling(en) en/of de bezoekerstijden van de kraam- en/of kinderafdeling(en) van het Zuwe Hofpoort Ziekenhuis heeft bekeken)
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of voorhanden heeft gehad.
(art. 279 lid 1 jo lid 2 Sr / 46 Sr)
Uit het dossier valt af te leiden dat de GGZ-behandelaarster van verdachte op 26 april 2012 telefonisch contact heeft opgenomen met de wijkagente van de gemeente Nieuwkoop. De behandelaarster vertelde dat bij verdachte sprake was van een ernstige borderline-stoornis die op dat moment volgens genoemde behandelaarster dreigde te escaleren. Verdachte zou aan de behandelaarster te kennen hebben gegeven dat zij een echte baby wilde stelen en dat zij al op een kraamafdeling was geweest. Volgens de behandelaarster zou verdachte poppen in huis hebben, die niet van echte baby’s te onderscheiden zijn. De behandelaarster had het vermoeden dat verdachte haar plannen ten uitvoer zou kunnen brengen en maakte zich ernstige zorgen om verdachte.
Op 27 april 2012 hebben de wijkagente en de behandelaarster een huisbezoek gebracht aan verdachte. De wijkagente zag in de woning van verdachte verschillende babypoppen. Tevens zag zij dat verdachte één van de poppen als een echte baby vasthield: ze streelde de pop over de handjes en de voetjes en aaide het over het hoofd. Verdachte verklaarde in het gesprek met de wijkagente en haar behandelaarster dat haar twee dochters op jonge leeftijd van haar waren afgenomen door Jeugdzorg. Ze verklaarde suïcidaal te zijn. Tevens verklaarde verdachte dat zij deze tijd over wilde doen en allerlei plannen maakte om een baby te gaan stelen. De baby moest lijken op haar jongste dochter. Zij zou naar eigen zeggen twee à drie weken geleden op de kraamafdeling van het Hofpoort ziekenhuis te zijn geweest om naar baby’s te kijken. Een soort stem in haar hoofd zei: “Dit is je kans, je kan kijken wat je wil”, maar ze zag haar ‘jongste dochter’ er niet tussen liggen. Tevens verklaarde ze dat ze steeds een babylucht om zich heen wilde hebben, dat ze de babypoppen insmeert met Zwitsal, dat ze Zwitsal-poeder gebruikt en ook zichzelf bespuit met Zwitsal-parfum en dat ze het heel erg jammer vindt dat de poppen niet warm aanvoelen en dus niet echt zijn.
Verdachte is naar aanleiding van het voorgaande nog diezelfde dag door de politie op basis van artikel 2 van de Politiewet aangehouden, in bewaring gesteld (de rechtbank begrijpt: acuut gedwongen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis) en geplaatst in Zoetermeer.
Op 2 mei 2012 werd de wijkagente door de behandelaarster gebeld met de mededeling dat de inbewaringstelling was opgeheven en dat verdachte inmiddels weer thuis was. Volgens de behandelaarster was het iets rustiger in verdachtes hoofd maar zou zij tijdens haar inbewaringstelling nog wel op internet naar ‘baby’s’ hebben gezocht en was zij ‘er nog druk mee bezig’.
Op 3 mei 2012 deelde de behandelaarster aan de wijkagente mede dat het gevaar met betrekking tot het stelen van een baby iets naar de achtergrond was geschoven, maar ‘dat dit ook zo weer om kon slaan’ en dat ‘het randje dun bleef’.
Tijdens een huisbezoek op 4 mei 2012 van de wijkagente aan verdachte verklaarde verdachte dat het helemaal niet goed met haar ging omdat haar jongste dochter de nacht ervoor gepoogd had zelfmoord te plegen. Ook verklaarde verdachte dat ze vanwege deze situatie nog steeds heel erg veel met baby’s bezig was en vooral met de babypop die op haar jongste dochter leek. Volgens verdachte was het gevoel van het stelen van een baby echter vanwege de toestand van haar jongste dochter op dat moment even naar de achtergrond. De wijkagente constateerde dat verdachte tijdens dit gesprek heftig huilde en zeer geëmotioneerd was. Verdachte gaf aan intens verdrietig te zijn. Anderhalf uur na het bezoek van de wijkagente is verdachte aangehouden.
Een kwartier na de aanhouding heeft een doorzoeking van de woning van verdachte plaatsgevonden. De verbalisanten hebben gerelateerd dat zij onder meer het volgende zagen:
- een wieg met daarin een aangeklede pop, die op een echte baby leek en een luier droeg;
- een doos met wat babykleding, dekentjes en een luier;
- een mandje met een ‘bus’ van Zwitsal, een babykam en een babyborstel;
- een grote mand met onder meer babykleren;
- een oude kinderwagen;
- een wasmand met daarin onder meer een babymutsje;
- een aantal poppen, die op echte baby’s leken;
- een klein kastje met een aantal babykleertjes; en
- een zogeheten wippertje.
Verdachte is later op de dag van aanhouding buiten bewustzijn opgenomen op de afdeling Intensive Care van het ziekenhuis te Gouda, nadat zij in het arrestantencomplex een aanzienlijke hoeveelheid meegesmokkelde medicijnen had ingenomen.
In de ochtend van 6 mei 2012 werd de politie door het ziekenhuis geïnformeerd dat verdachte goed bij bewustzijn gekomen was en aanspreekbaar was. Tijdens het verhoor, dat later die middag plaatsvond, bevestigde verdachte dat zij op 27 april 2012 tegen de wijkagente en haar behandelaarster gezegd heeft dat zij graag een echt baby’tje wilde hebben, dat zij naar de kraamafdeling in het Hofpoort ziekenhuis te Woerden was gegaan om te kijken naar baby’s, maar dat zij nooit de bedoeling heeft gehad om een baby weg te nemen. Zij wilde ‘kijken naar de sfeer en de echte baby’s’. Naar eigen zeggen heeft ze aldaar aan de hendel van de deur naar de baby’s gevoeld en voelde ze dat de deur op slot was.
Uit onderzoek naar de computer van verdachte is onder meer gebleken dat in de week van 27 april 2012 tot 1 mei 2012 op de site www.zuwehofpoort.nl met de tekst “waar+is+de+kraamafdeling” is gezocht naar de kraamafdeling en dat op 27 april 2012 de plattegrond van het Hofpoort-ziekenhuis is bekeken.
Op 15 mei 2012 heeft verdachte tijdens haar verhoor verklaard, dat haar verklaring jegens de GGZ-behandelaarster en de wijkagente met betrekking tot het voornemen om een baby te stelen, gelogen was. Verdachte heeft verklaard dat zij, door dit tegen genoemde personen te zeggen, hoopte een rechterlijke machtiging te krijgen, zodat zij geen eigen bijdrage voor haar behandeling bij de GGZ hoefde te betalen. Voorts heeft verdachte verklaard dat zij, om zich voor te bereiden op deze leugen, op 27 april 2012 op haar computer onder meer heeft gezocht naar informatie over de kraamafdeling van het Zuwe Hofpoort ziekenhuis en de plattegrond van dat ziekenhuis heeft bekeken.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte, gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden, heeft gepoogd om een minderjarige beneden de twaalf jaren oud aan het wettig gezag te onttrekken, zoals primair ten laste is gelegd. Indien het antwoord op deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord, dan ziet de rechtbank zich subsidiair voor de vraag gesteld of verdachte met het voornemen om een minderjarige beneden de twaalf jaren oud aan het wettig gezag te onttrekken, opzettelijk diverse baby- en/of babyverzorgingsartikelen heeft verzameld, informatie omtrent (de kraamafdeling van) het Zuwe Hofpoort ziekenhuis heeft vergaard en de kraamafdeling van genoemd ziekenhuis heeft bezocht.
4.1 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vervolging. Hiertoe heeft zij het volgende aangevoerd.
- Bevel aanhouding 4 mei 2012
Het gegeven dat verdachte op 27 april 2012 niet en op 4 mei 2012 wel is aangehouden, terwijl er sprake was van dezelfde feiten en omstandigheden, is in strijd met het vertrouwensbeginsel.
- Doorzoeking woning 4 mei 2012
De doorzoeking van de woning van verdachte op 4 mei 2012 is in strijd met de wet en de beginselen van een goede procesorde, nu verdachte niet in staat was om weloverwogen en ondubbelzinnig toestemming te geven. Het betrof immers een psychiatrisch patiënt die net door de crisisdienst van de GGZ was bezocht.
- Verhoor 6 mei 2012
o Detentiegeschiktheid
De verbalisanten hebben gerelateerd dat psychiater Starrenburg zou hebben gezegd dat verdachte fysiek en psychisch detentiegeschikt zou zijn, terwijl de psychiater middels een brief van latere datum heeft verklaard dat hij destijds hierover geen uitspraak heeft gedaan.
o Inlichten raadsvrouw
Voorts is door de verbalisanten in strijd met de waarheid tijdens het verhoor op 6 mei 2012 tegen verdachte gezegd dat de raadsvrouw ingelicht zou zijn dat het verhoor van verdachte zou plaatsvinden en dat de raadsvrouw te kennen zou hebben gegeven dat zij er niet bij wilde zijn. Nu deze onjuiste informatie voorts niet in het proces verbaal is gerelateerd, is er sprake van strijd met de wet en/of een ernstige schending van de beginselen van een goede procesorde.
4.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vervolging. Hiertoe heeft zij het volgende aangevoerd.
- Bevel aanhouding 4 mei 2012
Verdachte werd in eerste instantie op 27 april 2012 gedwongen opgenomen, nadat zij haar plannen om een baby te stelen, kenbaar had gemaakt en vervolgens door de psychiater was geoordeeld, dat verdachte in verband met haar psychische stoornis een gevaar vormde voor zichzelf en/of anderen. Vervolgens werd verdachte op 1 mei 2012 ontslagen. Nadat de dochter van verdachte op 4 mei 2012 een suïcidepoging deed, bleek het weer slechter te gaan met verdachte, er was meer onrust. Reeds hierom was sprake van andere feiten en / of omstandigheden dan op 27 april 2012. Toen door de psychiater een (nieuwe) gedwongen opname niet nodig werd geacht, zag het openbaar ministerie grond voor een strafrechtelijk traject ter bescherming van de maatschappij. Verdachte is hierop aangehouden. Het voorgaande is conform de wet geschied en rechtvaardigt niet de conclusie van de raadsvrouw dat het openbaar ministerie door aldus te handelen, niet ontvankelijk zou zijn in de vervolging.
- Doorzoeking woning 4 mei 2012
Er is geen sprake van een onrechtmatige doorzoeking, nu niet is gebleken dat verdachte niet begreep waarvoor zij toestemming gaf. De stelling van de verdediging dat verdachte het gesprek later niet meer zou kunnen herinneren, doet hier niets aan af.
- Verhoor 6 mei 2012
o Detentiegeschiktheid
Uit een aanvullend proces-verbaal d.d. 5 november 2012 blijkt dat er op 6 mei 2012 telefonisch contact is geweest tussen een verbalisant en psychiater Starrenburg. Uit de loggegevens van dat telefoongesprek blijkt dat psychiater Starrenburg heeft medegedeeld dat een IBS op dat moment niet noodzakelijk was en dat verdachte kon worden overgenomen door politie/justitie, hetgeen, ook volgens psychiater Starrenburg, in principe detentiegeschiktheid impliceert.
o Inlichten raadsvrouw
Uit hetzelfde aanvullend proces-verbaal d.d. 5 november 2012 valt af te leiden dat verdachte op 6 mei 2012 is ontwaakt, dat de raadsvrouw 20 minuten na dit ontwaken hiervan in kennis is gesteld en dat zij haar cliënt heeft bezocht voorafgaand aan het verhoor. Dientengevolge heeft verdachte wel degelijk gebruik kunnen maken van haar consultatierecht. Daar komt nog bij dat het recht op bijstand tijdens het verhoor niet bestaat en derhalve geen aanleiding voor niet-ontvankelijkheid kan zijn, aldus de officier van justitie.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank beoordeelt de verweren van de verdediging als volgt.
- Bevel aanhouding 4 mei 2012
De rechtbank is van oordeel dat er geen aanwijzingen zijn dat voorafgaand aan de aanhouding door de officier van justitie geen zorgvuldige belangenafweging zou hebben plaatsgevonden. Terecht heeft de officier van justitie aangevoerd dat er op 4 mei 2012 wel degelijk sprake was van andere feiten en omstandigheden dan zoals gebleken op 27 april 2012 De psychische toestand van verdachte bleek door de situatie van haar dochter duidelijk verslechterd, hetgeen is gerelateerd in een proces-verbaal van bevindingen d.d. 4 mei 2012. De rechtbank volgt de raadsvrouw dan ook niet in haar stelling en is van oordeel dat er geen sprake is van ‘een ernstig inbreuk op de beginselen van een behoorlijke procesorde waardoor doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van haar zaak is tekortgedaan’ (HR 19 december 1995, NJ 1996, 249, Zwolsman).
- Doorzoeking woning 4 mei 2012
Uit het dossier blijkt dat op 4 mei 2012 bij herhaling toestemming aan verdachte is gevraagd voor een doorzoeking in haar woning (zie proces-verbaal van bevindingen d.d. 12 mei 2012 en proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 4 mei 2012). Voorts is voorafgaand aan de doorzoeking aangegeven dat verdachte hiertoe niet verplicht was en dat zij de mogelijkheid had om te weigeren. Verdachte heeft, nadat zij uit eigen beweging had gevraagd wat er zou gebeuren als zij zou weigeren, en de verbalisanten haar de gevolgen van een weigering hadden medegedeeld, meerdere malen te kennen gegeven dat zij “geen geheimen had en geen zin had in een hele poes pas”. De verbalisanten hebben gerelateerd dat zij de indruk hadden dat verdachte begreep wat haar werd gevraagd en wat er over de doorzoeking werd uitgelegd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte toestemming heeft gegeven tot de doorzoeking van haar woning en dat zij de volle omvang van deze toestemming heeft begrepen en overzien. Gelet op de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden acht de rechtbank de doorzoeking niet onrechtmatig.
- Verhoor 6 mei 2012
o Detentiegeschiktheid
Gelet op het door de officier van justitie ter terechtzitting overgelegde proces-verbaal van bevindingen d.d. 5 november 2012 is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat de verbalisanten onjuist en/of valselijk een proces-verbaal hebben opgemaakt betreffende de uitlatingen van de psychiater over de detentiegeschiktheid van verdachte. Afgezien van het gegeven dat de stelling van de verdediging op dit punt niet tot niet-ontvankelijkheid zou kunnen leiden, slaagt dit verweer reeds om het voorgaande niet.
o Inlichten raadsvrouw
Uit hiervoor genoemd proces-verbaal van bevindingen blijkt voorts dat nadat verdachte op 6 mei 2012 weer bij kennis was gekomen, de raadsvrouw hiervan op de hoogte is gesteld en voorafgaand aan het verhoor, dat later op die dag plaatsvond, met verdachte heeft kunnen spreken. Dat de verdediging door die gang van zaken zou zijn geschaad, is de rechtbank dan ook niet gebleken. Daarbij komt dat de rechtbank uit de delen van het audio-visueel opgenomen verhoor die ter terechtzitting zijn bekeken, niet de indruk heeft gekregen dat verdachte tijdens dit verhoor onder druk is gezet, of dat misbruik is gemaakt van haar verwardheid om haar bepaalde verklaringen te ontlokken. Het enkele feit dat de verbalisanten tijdens het verhoor ten onrechte aan verdachte zouden hebben meegedeeld dat de raadsvrouw heeft aangegeven niet bij het verhoor aanwezig te willen zijn, leidt in dit licht bezien niet tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Gelet op voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de door de verdediging aangedragen gronden noch ieder op zich, noch in onderlinge samenhang beschouwd, de conclusie rechtvaardigen dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in haar vervolging. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdediging en acht het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.
5. Beoordeling van de tenlastelegging
5.1 Het standpunt van de officier van justitie
Het primair ten laste gelegde
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de primair ten laste gelegde poging tot onttrekking van een minderjarige beneden de twaalf jaren oud aan het wettig gezag. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is dat sprake is geweest van een begin van uitvoering, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte meer heeft gedaan dan het - tijdens een bezoek aan de kraamafdeling van het ziekenhuis - duwen of voelen aan een (hendel van een) deur die op slot bleek te zitten. Deze enkele handeling staat te ver af van de feitelijke onttrekking van de minderjarige, aldus de officier van justitie.
Het subsidiair ten laste gelegde
De subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen met betrekking tot de onttrekking van een minderjarige beneden de twaalf jaren oud kunnen volgens de officier van justitie echter wel wettig en overtuigend bewezen verklaard worden. De officier van justitie heeft hiertoe aangevoerd dat vast staat dat verdachte in haar huis zowel over diverse babyspulletjes als en een ruimte waarin een wiegje stond, beschikte. Gelet op de omstandigheid dat verdachte in het ziekenhuis naar baby’s heeft gekeken omdat ze er zelf graag één wilde hebben en meermalen de plattegrond en de bezoektijden van de kinderafdeling heeft bestudeerd in verband met haar voorgenomen plan om een baby te onttrekken aan het ouderlijk gezag, waren voornoemde babyspullen ‘naar hun aard en uiterlijke verschijningsvorm’ direct geschikt voor het plan van verdachte om een baby aan het ouderlijk gezag te onttrekken en te verzorgen als haar eigen baby. Ditzelfde geldt voor de in de tenlastelegging opgenomen computer met internetverbinding, nu verdachte haar computer met internetverbinding heeft gebruikt om met voornoemd doel informatie te verzamelen over de kinderafdeling van het Zuwe Hofpoort ziekenhuis. Derhalve kan ook deze computer aangemerkt worden als ‘een informatiedrager in de zin van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht die (in ieder geval ook) bestemd was tot het plegen van de onttrekking van een baby van die afdeling’.
Ten slotte is de officier van justitie van mening dat er geen sprake was van vrijwillige terugtred, nu verdachte niet heeft verklaard dat zij op enig moment heeft besloten om van haar plannen af te zien en zij op 1 mei 2012 nog heeft gezocht naar een plattegrond van het ziekenhuis.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het haar bij dagvaarding subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 221 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte meewerkt aan de behandeling zoals haar behandelaars bij de FPA en/of de GGZ dat nodig achten, en
- dat verdachte meewerkt aan een reclasseringstoezicht hierop wat verder inhoudt een meldplicht en het opvolgen van eventuele aanwijzingen te geven door of namens de reclassering.
5.2 Het standpunt van de verdediging
Het primair ten laste gelegde
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van het primair ten laste gelegde feit, nu er geen sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke vorm, op het onttrekken van een baby aan het ouderlijk gezag, noch van een voornemen en karakteristieke handelingen die voldoende zijn voor een begin van uitvoering van onttrekking van een minderjarige aan het wettig gezag.
Het subsidiair ten laste gelegde
De verdediging heeft eveneens vrijspraak verzocht van het subsidiair ten laste gelegde, nu verdachte geen misdadig doel voor ogen heeft gehad en de middelen die zijn aangetroffen niet bestemd waren voor het plegen van een strafbaar feit. De middelen zijn primitief en de uiterlijke verschijningsvorm is absoluut ondeugdelijk, aldus de verdediging.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Het primair ten laste gelegde
De rechtbank is, gelijk het standpunt van de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat dat op enig moment een begin van uitvoering is geweest van het primair ten laste gelegde feit, te weten de poging om een minderjarige beneden de 12 jaren oud aan het wettig gezag te onttrekken. De verdenking stoelt immers grotendeels op de eigen verklaring van verdachte, die achteraf op onderdelen aantoonbaar niet juist blijkt te zijn. De rechtbank wijst in dat verband onder meer op de verklaring van verdachte dat zij gevoeld zou hebben aan ‘de hendel van de deur naar de baby’s’, waarvan achteraf na onderzoek van de politie is gebleken dat de kraamafdeling voor een ieder vrij toegankelijk is en dat de babykamer op deze afdeling te allen tijde afgesloten is middels een deur, maar dat op deze deur geen hendel of deurkruk aanwezig is. De verdachte zal dan ook van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Het subsidiair ten laste gelegde
Wat betreft de subsidiair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen met betrekking tot de onttrekking van een minderjarige beneden de twaalf jaren oud, overweegt de rechtbank als volgt. Voorbereidingshandelingen zijn volgens artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) strafbaar wanneer de dader met dat doel opzettelijk bijvoorbeeld voorwerpen, informatiedragers en/of ruimten bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft. Volgens de Hoge Raad dient voor een bewezenverklaring te worden vastgesteld of de voorwerpen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van de voorwerpen voor ogen had (HR 20 februari 2007, LJN AZ0213).
De rechtbank stelt voorop dat, gelijk het standpunt van de officier van justitie, de computer met internetverbinding als informatiedrager in de zin van artikel 46 Sr kan worden aangemerkt.
Zoals in de inleiding reeds beschreven, zijn er in de woning van verdachte onder meer een wieg, babykleding, dekentjes, een luier, een ‘bus’ van Zwitsal, een babykam en een babyborstel, een oude kinderwagen, een babymutsje en een zogeheten wippertje aangetroffen. Voorts heeft data-onderzoek door de politie uitgewezen dat verdachte voorafgaand aan het ten laste gelegde op haar computer, onder meer gezocht heeft naar de bezoektijden van de kraamafdeling in het Zuwe Hofpoort ziekenhuis en dat zij op haar computer een plattegrond van de kraam/kinderafdeling voornoemd ziekenhuis heeft bekeken.
De rechtbank is van oordeel dat voornoemde voorwerpen en de - op de informatiedrager waargenomen - gegevens op zichzelf beschouwd bestemd zouden kunnen zijn tot ‘het onttrekken aan het wettig gezag van een minderjarige beneden de twaalf jaren oud’
Vervolgens ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld of verdachte deze voorwerpen en de - van de informatiedrager afkomstige - gegevens opzettelijk met het oog op het begaan van het onttrekken van een minderjarige beneden de twaalf jaren oud aan het wettig gezag voorhanden heeft gehad.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Verdachte heeft in eerste instantie aan haar GGZ-behandelaarster en de wijkagente verklaard dat zij plannen maakte om een baby te gaan stelen. Nadat zij was aangehouden, heeft zij tijdens een verhoor bij de politie echter verklaard dat dit verhaal gelogen was. Zij wilde naar eigen zeggen op die manier een rechterlijke machtiging afdwingen, zodat de verplichte eigen bijdrage voor haar behandeling bij GGZ zou komen te vervallen.
Uit de op verdachte betrekking hebbende rapporten van de psychiater en de psycholoog, valt af te leiden dat verdachte onder meer lijdt aan een ernstige borderline persoonlijkheidsstoornis en dat, aldus die rapportages, de manier waarop verdachte een financiële bijdrage probeerde te voorkomen door een rechterlijke machtiging af te dwingen, gerelateerd kan zijn aan deze stoornis. Dat wil zeggen dat zij daarmee een dringend àppel zou kunnen hebben gedaan op haar hulpverleners, om haar niet in de steek te laten.
Gelet op de psychische gesteldheid van verdachte - zoals uit voornoemde rapporten van de psychiater en psycholoog onbestreden is gebleken -, valt volgens de rechtbank niet geheel uit te sluiten de mogelijkheid dat verdachte met haar in eerste instantie afgelegde verklaring daadwerkelijk een rechterlijke machtiging poogde af te dwingen, met als doel de aandacht van haar hulpverleners in bovenomschreven zin te verkrijgen, en dat zij eerdergenoemde voorwerpen en de – van de informatiedrager afkomstige – gegevens mogelijk met dat doel voorhanden heeft gehad, en niet zonder meer met het doel om daadwerkelijk een minderjarige beneden de twaalf jaren oud aan het wettig gezag te onttrekken. Nu het voor een bewezenverklaring vereiste opzet op het voorhanden hebben van voornoemde voorwerpen en gegevens met het oog op het begaan van het onttrekken van een minderjarige beneden de twaalf jaren oud aan het wettig gezag niet onomstotelijk kan worden vastgesteld, zal de rechtbank verdachte eveneens vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding primair en subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.Th. de Boer, voorzitter, mrs. M.C. Bruining en J.J. Peters, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L.H.M. Glansbeek, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 november 2012.