Meervoudige kamer strafzaken
Parketnummer 09/901068-11
Datum uitspraak: 19 november 2012
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1941,
wonende te [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 november 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. Fikenscher en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. S.C. Dikkers, advocaat te Vlaardingen, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in de periode van 1 april 2008 t/m 1 mei 2009 te Naaldwijk, gemeente
Westland, met [slachtoffer 1](geboren: [datum]1993), die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of
meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) zijn
tong in de mond van die [slachtoffer 1]geduwd;
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in de periode van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2006 te Naaldwijk,
met [slachtoffer 2](geboren: [datum]1989), die de leeftijd van twaalf jaren
maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer
ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede
bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal, (telkens) zijn tong in
de mond van die [slachtoffer 2]geduwd;
art 245 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 te Naaldwijk,
gemeente Westland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) (te weten:
het grote leeftijdsverschil) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 2]heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte
meermalen, althans eenmaal, (telkens) zijn vinger(s) in de vagina van die
[slachtoffer 2]geduwd en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)
en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
verdachte (telkens) de broek van die [slachtoffer 2]naar beneden heeft getrokken en/of
tegen die [slachtoffer 2]heeft gezegd dat ze de paarden kwijt zou raken als ze
verdachte tegen zou werken en/of (aldus) voor die [slachtoffer 2]een bedreigende
situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in de periode van 1 april 2008 t/m 1 mei 2009 te Naaldwijk, gemeente
Westland, met [slachtoffer 1], geboren op [datum]1993, die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (meermalen) (telkens) op de
mond zoenen van die [slachtoffer 1]en/of het (meermalen) (telkens) knijpen in de
billen van die [slachtoffer 1]en/of het (meermalen) (telkens) betasten van de
billen van die [slachtoffer 1]en/of het (meermalen) (telkens) betasten van de
billen van die [slachtoffer 1];
art 247 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in de periode van 1 april 2003 tot en met 31 december 2006 te Naaldwijk
met [slachtoffer 2], geboren op [datum]1989, die toen de leeftijd van zestien
jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en)
heeft gepleegd, bestaande uit het (meermalen)(telkens) op de mond zoenen van
die [slachtoffer 2]en/of het (meermalen) (telkens) (onder de kleding) betasten
van de borsten van die [slachtoffer 2]en/of die [slachtoffer 2](meermalen)
(telkens) zijn penis laten betasten en/of die [slachtoffer 2]hem, verdachte,
(meermalen) (telkens) laten aftrekken;
art 247 Wetboek van Strafrecht
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer 1]en [slachtoffer 2], die beiden de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren hadden bereikt (feiten 1 en 2), aan verkrachting van aangeefster [slachtoffer 2] en voorts aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer 1]en [slachtoffer 2]die beiden de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt (feiten 4 en 5).
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1, 2, 3, 4 en 5.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten.
Zij heeft daartoe aangevoerd dat er ten aanzien van feit 1 onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is, nu alleen de aangeefster [slachtoffer 1] over het tongzoenen heeft verklaard.
Ten aanzien van feit 2 heeft zij aangevoerd dat feitelijk alleen aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard over de tongzoenen, waarbij zij aantekent dat de verklaring van de nog heel jonge getuige [getuige 1]slechts in algemene bewoordingen is gesteld, terwijl er bovendien een sfeer was van roddel en achterklap in die tijd. Reden waarom deze getuige als onbetrouwbaar moet worden aangemerkt.
Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw gesteld dat er behoudens de aangifte van [slachtoffer 2] geen aanvullend bewijs in het dossier voorhanden is.
De raadsvrouw heeft betoogd dat er voor het zoenen van aangeefster [slachtoffer 1], tenlastegelegd als feit 4, zich geen bewijs in het dossier bevindt. Voor het betasten van de billen zijn wel bewijsmiddelen in het dossier, echter, dit betasten kan niet aangeduid worden als betasten in de seksuele zin. Het betasten als zodanig kan geen strafrechtelijk verwijt opleveren.
Ook het zoenen van aangeefster [slachtoffer 2] en het betasten van haar billen had geen seksuele lading. Voor het doen aanraken van de penis van de verdachte en het laten aftrekken dient de verdachte tevens te worden vrijgesproken, nu daar, behoudens de aangifte, geen bewijs voor is (feit 5).
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging. 1
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 2], feit 2, 3 en 5
Op 21 oktober 2011 doet [slachtoffer 2], geboren op [datum]1989, aangifte2 van seksueel misbruik door verdachte in de periode van 1 januari 2003 tot 1 mei 2009 in Naaldwijk. In de zomer van 2002 is [slachtoffer 2] begonnen met het rijden en verzorgen van de paarden van de verdachte, [verdachte], staleigenaar in Naaldwijk, die dan 61 jaar oud is. Als [slachtoffer 2] in augustus 2003 met een blessure thuis komt te zitten en toch naar de paarden wil, wordt ze door haar ouders naar de stal gebracht en vervolgens door de verdachte thuisgebracht. Als [slachtoffer 2] dan met de verdachte in zijn bus meereed, moest zij pal naast de verdachte zitten, terwijl er naast de bestuurdersstoel ruimte was voor nog twee personen Dit wordt bevestigd door de getuigen [getuige 2] 3, [getuige 3]4 en [getuige 1]5. Als de verdachte [slachtoffer 2] thuis bracht, wilde hij een zoen hebben als dank voor het thuisbrengen. Na verloop van tijd werd het een zoen op de mond en wilde de verdachte ook [slachtoffer 2]'s borsten aanraken. [slachtoffer 2] werd ook regelmatig door de verdachte bij zich op schoot getrokken waarbij de verdachte dan ook de borsten van [slachtoffer 2] aanraakte. De getuige [getuige 1]6 heeft verklaard dat de verdachte aan de kont en de borsten van [slachtoffer 2] zat en haar vol op de mond kuste. De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte aan [slachtoffer 2] vroeg of ze bij hem op schoot kwam zitten en dat zij dat dan meestal deed.7
De getuige [getuige 3]8 heeft verklaard dat zij vaker heeft gezien dat [verdachte] iemand een zoen gaf of vroeg om een zoen. Hij nam vaker iemand op schoot en klemde diegene dan met zijn armen helemaal vast. Getuige [getuige 5]9 heeft verklaard dat de verdachte ook haar op haar mond heeft gezoend. Ook de getuige [getuige 3]10 heeft verklaard door de verdachte op de mond te zijn gezoend. [slachtoffer 2] heeft in haar aangifte verklaard dat zij de verdachte vooral in het begin vaak afhield, maar dat de verdachte dan dreigde dat ze niet langer op zijn paard mocht rijden.
Na verloop van tijd wilde de verdachte met [slachtoffer 2] tongzoenen. [slachtoffer 2] was toen veertien jaar. Toen in januari 2006 [getuige 6]op de stal kwam, werd de verdachte nog handtastelijker. [slachtoffer 2] heeft verklaard in haar aangifte dat de verdachte er aan het eind van de dag voor zorgde dat iedereen naar huis was en dat hij dan wilde tongzoenen. Zij gaf de verdachte een zoen en hij deed dan zijn tong er direct uit. Na augustus 2006 ging de verdachte nog verder en ging hij met zijn hand tussen haar benen naar haar vagina. Hij duwde zijn vinger in de vagina van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 2] moest verdachtes penis aftrekken. Het vingeren gebeurde wekelijks, met name op zaterdag aan het eind van de middag, in de stal of in de garage11. Als de verdachte [slachtoffer 2] vingerde, ging hij met zijn vinger naar binnen. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat ze het vingeren toeliet om hem tevreden te houden omdat ze anders de paarden niet meer mocht verzorgen.
De getuige [getuige 6]12 heeft verklaard dat hij denkt dat hij de verdachte met [slachtoffer 2] heeft betrapt in de zadelkamer. De getuige kwam binnen en zag de verdachte schrikken en zowel [slachtoffer 2] als de verdachte gingen gelijk weg. Ook de getuige [getuige 7]13 heeft verklaard dat zij de stal eens binnen kwam en zag dat de verdachte en [slachtoffer 2] dan het spelletje 'tikkertje/pakkertje' deden, waarbij de verdachte [slachtoffer 2] van achteren vasthield. Verdachte en [slachtoffer 2] schrokken van de binnenkomst van de getuige.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de aangifte van [slachtoffer 2] voldoende steun vindt in de verklaringen van de getuigen over de gedragingen van de verdachte bij de meisjes die op de stal kwamen, alsook in hun verklaringen over hun vermoeden dat de verdachte bij [slachtoffer 2] zijn handen niet kon thuishouden. De getuige [getuige 2]14 heeft verklaard dat ze de verdachte en [slachtoffer 2] gewoon te close vond met elkaar. De getuige [getuige 8]15 heeft met zoveel woorden gezegd dat zij wist dat er iets mis was, maar dat zij de vinger er niet op kon leggen. Zij heeft ook verklaard dat [slachtoffer 2] aan haar en haar dochters vroeg of ze wilden blijven tot na de laatste voerbeurt. Tevens hebben verschillende getuigen verklaard over de dure cadeaus16 17 18die [slachtoffer 2] van de verdachte in die periode heeft gekregen. De getuige [getuige 6] heeft verklaard dat hij het bijzonder vond dat de verdachte de rijlessen van [slachtoffer 2] betaalde19 en dat de verdachte altijd overal was waar [slachtoffer 2] was.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster bij de politie gedetailleerd heeft verklaard over de verweten seksuele handelingen zoals deze door verdachte zouden zijn verricht. In het dossier bevindt zich een groot aantal getuigenverklaringen van omstanders die bepaalde feitelijkheden en seksuele handelingen hebben gezien. De verklaringen van aangeefster over de verweten seksuele handelingen door verdachte vinden voorts ondersteuning in het gegeven dat meerdere getuigen, zoals hierboven weergegeven, hebben verklaard dat hen bepaalde zaken in de omgang van de verdachte met de aangeefster zijn opgevallen én in het gegeven dat meerdere meisjes die in de paardenstal van de verdachte actief waren, zoals hierboven weergegeven, hebben verklaard ook door de verdachte (op de mond) te zijn gezoend.
Gelet op het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, ziet de rechtbank geen reden om aan de verklaring van aangeefster op onderdelen te twijfelen, acht zij deze integraal geloofwaardig en gaat de rechtbank er van uit dat de verdachte aangeefster seksueel heeft misbruikt op de wijze zoals verklaard door de aangeefster.
Ten aanzien van aangeefster [slachtoffer 1], feit 1 en 4
Op 26 september 2011 doet [slachtoffer 1], geboren op [datum]1993, aangifte20 van seksueel misbruik door [verdachte], staleigenaar in Naaldwijk. In april 2008 was [slachtoffer 1] een weekend weg geweest met de verdachte, diens vrouw en [slachtoffer 2]. Na dat weekend vroeg de verdachte [slachtoffer 1] om een kus, waarbij hij haar stevig vasthield, waardoor ze geen kant op kon. De verdachte wilde eerst een kus op de wang en daarna een zoen op de mond. De verdachte zei tegen [slachtoffer 1] dat ze zich moest ontspannen en toen moest ze hem haar tong geven21. Aangeefster heeft verklaard dat ze hem raar aankeek, en dat hij toen zei dat ze anders haar paard wel kon vergeten. Dit herhaalde zich in oktober 2008. In de periode van april 2008 tot maart 2009 zat de verdachte dagelijks aan haar billen. Hij kneep er dan in. Korte tijd daarna vroeg de verdachte [slachtoffer 1] opnieuw om een zoen, waarbij hij zijn tong in de mond deed van [slachtoffer 1]. [slachtoffer 1] durfde daarna eigenlijk niet meer alleen naar de stal en probeerde telkens een klasgenoot mee te nemen. Getuige [getuige 9]22 heeft verklaard dat de aangeefster op een feestje in juni 2011 aan haar heeft verteld dat ze was misbruikt door de verdachte. De getuige [getuige 10]23 heeft verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte [slachtoffer 1] op schoot trok. De getuige [getuige 3]24 heeft verklaard dat zij vaker heeft gezien dat de verdachte iemand een zoen gaf. Hij nam vaker iemand op schoot en klemde die dan met zijn armen helemaal vast. De getuige [getuige 5]25 heeft verklaard dat de verdachte ook haar op haar mond heeft gezoend. Ook de getuige [getuige 3]26 heeft verklaard dat de verdachte heeft geprobeerd haar te zoenen. Voorts heeft [slachtoffer 2] verklaard dat ze (ondermeer) meermalen door de verdachte is getongzoend27.
Ook in deze zaak zijn er getuigen die hebben verklaard over feitelijkheden die hen zijn opgevallen en over het gevoel 'dat er iets niet pluis' was.
Zo heeft de getuige [getuige 4] verklaard dat zij heeft gezien dat de verdachte aan [slachtoffer 1] vroeg bij hem op schoot te komen zitten. Ook heeft zij verklaard over cadeaus die [slachtoffer 1] van de verdachte zou hebben gekregen28. De getuige [getuige 7] heeft ondermeer ten aanzien van de verhouding tussen de verdachte en [slachtoffer 1] verklaard dat zij het gevoel had dat er iets niet klopte 29. De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat er geruchten in de stal gingen dat de verdachte zijn handen niet thuis zou kunnen houden30.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster bij de politie gedetailleerd heeft verklaard over het tongzoenen, het zoenen op de mond en het betasten van de billen. De verklaring van de aangeefster over deze seksuele handelingen vinden ondersteuning in het gegeven dat meerdere meisjes die in de paardenstal van de verdachte actief waren, zoals hierboven weergegeven, hebben verklaard ook door de verdachte op de mond te zijn gezoend. Voorts zijn er getuigen die bepaalde feitelijkheden hebben gesignaleerd, zoals hierboven omschreven, waardoor zij het gevoel kregen dat er 'iets niet klopte'.
Gelet op het vorenstaande, in onderlinge samenhang bezien, ziet de rechtbank geen reden om aan de verklaring van de aangeefster op onderdelen te twijfelen, acht zij deze integraal geloofwaardig en gaat de rechtbank er van uit dat de aangeefster is misbruikt op de wijze zoals verklaard door de aangeefster.
Anders dan de raadsvrouw van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat het betasten van de billen van de jonge aangeefster het karakter van een handeling van seksuele aard heeft die in strijd is met de sociaal-ethische norm. Dat de seksuele intentie wellicht ontbrak bij de verdachte en de minderjarige het wellicht niet als seksuele handeling heeft ervaren, doet hieraan niet af, nu de strafbaarstelling van ontucht tot doel heeft de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige te beschermen.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastgelegede feiten, met dien verstande dat ten aanzien van feiten 2 en 5 slechts de periode van 1 januari 2003 tot [datum]2005 bewezen kan worden verklaard, nu de aangeefster op [datum]2005 de leeftijd van 16 jaren heeft bereikt. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder feit 5 opgenomen onderdelen in de tenlastelegging waarin is opgenomen dat hij de borsten van de aangeefster onder de kleding heeft betast, dat hij door aangeefster zijn penis heeft laten betasten en dat hij zich door de aangeefster heeft laten aftrekken, nu uit de aangifte blijkt dat deze handelingen hebben plaatsgevonden toen de aangeefster de leeftijd van zestien jaar reeds had bereikt en het tenlastegelegde slechts ziet op handelingen die hebben plaatsgevonden met de aangeefster toen zij jonger was dan zestien jaar.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
hij in de periode van 1 april 2008 tot en met 1 mei 2009 te Naaldwijk, gemeente
Westland, met [slachtoffer 1](geboren: [datum]1993), die de leeftijd van twaalf
jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die
[slachtoffer 1], hebbende verdachte telkens zijn tong in de mond van die [slachtoffer 1]geduwd;
2.
hij in de periode van 1 januari 2003 tot [datum]2005 te Naaldwijk, met [slachtoffer 2](geboren: [datum]1989), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte telkens zijn tong in de mond van die [slachtoffer 2]geduwd;
3.
hij in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 te Naaldwijk, gemeente Westland, door feitelijkheden (te weten: het grote leeftijdsverschil) en bedreiging met een andere feitelijkheid [slachtoffer 2]heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte meermalen zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer 2]geduwd en bestaande die bedreiging met die andere feitelijkheid hierin dat verdachte tegen die [slachtoffer 2]heeft gezegd dat ze de paarden kwijt zou raken als ze verdachte tegen zou werken;
4.
hij in de periode van 1 april 2008 t/m 1 mei 2009 te Naaldwijk, gemeente
Westland, met [slachtoffer 1], geboren op [datum]1993, die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het telkens op de mond zoenen van die [slachtoffer 1]en het telkens knijpen in de billen van die [slachtoffer 1]en het telkens betasten van de billen van die [slachtoffer 1];
5.
hij in de periode van 1 april 2003 tot [datum]2005 te Naaldwijk met [slachtoffer 2], geboren op [datum]1989, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het telkens op de mond zoenen van die [slachtoffer 2].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. M.A. Fikenscher heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding met parketnummer 09/901068-11 onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar, met als bijzondere voorwaarden dat hij zich zal houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, dat hij geen contact zal hebben met de aangeefsters in de zaak, [slachtoffer 2]en [slachtoffer 1], alsmede een verbod op het verhuren van stallen en een verbod op het laten verzorgen van zijn paarden door minderjarige meisjes.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit de verdachte vrij te spreken van de hem ten laste gelegde feiten, subsidiair heeft zij bepleit de verdachte geen straf op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Hierbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van de twee aangeefsters. De ontuchtige handelingen vonden plaats in of bij de paardenstallen van de verdachte, waar de meisjes dagelijks waren om de paarden (van de verdachte) te berijden en te verzorgen. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van zijn positie van staleigenaar, wetend hoe groot de liefde is van de -toen nog jonge- slachtoffers was voor paarden. Gebleken is dat de verdachte gebruik maakte van chantage om de ontuchtige handelingen bij beide aangeefsters en de verkrachting van aangeefster [slachtoffer 2] te kunnen plegen. De aangeefsters geven immers beiden aan dat ze het gevoel hadden geen keus te hebben, omdat zij zich zorgen maakten over het welzijn van de paarden. Hierbij komt dat de rechtbank zich niet aan de indruk kan onttrekken dat de verdachte planmatig en berekenend te werk is gegaan door de seksuele handelingen in de tijd langzaamaan in ernst te laten toenemen en aldus steeds verder over de grenzen van het toelaatbare is heen gegaan. Uit het dossier blijkt voorts dat de verdachte meerdere meisjes die op de stallen aanwezig waren, heeft lastig gevallen met het op schoot trekken en met (pogingen tot) zoenen.
Uit de proceshouding van de verdachte blijkt dat hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn laakbaar handelen. Hij toont geen begrip voor de emotionele gevolgen van zijn seksuele gedragingen voor zijn slachtoffers en legt de schuld bij de slachtoffers neer.
Door zijn seksueel overschrijdende gedrag heeft verdachte een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar iedere minderjarige recht op heeft, bij zijn slachtoffers doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat ontucht en verkrachting vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Dat dit ook in het geval van de aangeefsters het geval is, blijkt uit de slachtofferverklaringen die zij beiden ter terechtzitting hebben voorgelezen. Zij hebben gedurende een aantal jaren ernstig met zichzelf in de knoop gezeten en hebben hulp van therapeuten nodig gehad om weer beter te gaan functioneren. Bovendien heeft de verdachte in zijn algemeenheid, door zijn handelen, onrust en het gevoel van onveiligheid bij ouders van jonge meisjes die zich bezig houden met het verzorgen van paarden, aangewakkerd.
De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan. Het feit dat de verdachte zich niet heeft willen laten behandelen bij De Waag, weegt niet mee in zijn voordeel.
Vast is komen te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland, d.d. 11 juni 2012.
Gelet op al het vorenstaande, acht de rechtbank een straf zoals geëist door de officier van justitie passend en geboden. Om de begeleiding van de verdachte zeker te stellen en als extra waarborg om herhaling van delictgedrag te voorkomen, zal de rechtbank na te melden gevangenisstraf deels voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van vijf jaren. Dit voorwaardelijk deel is groter dan door de officier van justitie gevorderd, nu de rechtbank aanleiding ziet om extra rekening te houden met de hoge leeftijd van de verdachte. De bijzondere voorwaarden die de rechtbank daarbij zal opleggen zijn de volgende. De verdachte dient zich te houden aan de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland. Voorts mag de verdachte op geen enkele wijze contact zoeken of onderhouden met de aangeefsters [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Tevens acht de rechtbank het van groot belang dat minderjarige meisjes worden beschermd tegen het seksueel overschrijdend gedrag van de verdachte. De rechtbank zal om die reden tevens als bijzondere voorwaarde opleggen dat de paarden van de verdachte niet langer mogen worden verzorgd door minderjarige meisjes, alsmede een verbod op het aanwezig zijn van minderjarige meisjes in de stallen van de verdachte (behoudens indien zij familie zijn).
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, spreekt de rechtbank, gelet op artikel 14e van het Wetboek van strafrecht, uit dat de hierboven gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
7. De vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte gevorderd, nu de verdachte zich niet heeft gehouden aan de schorsingsvoorwaarde dat hij zal meewerken aan de door de benoemde deskundigen op te maken rapportages. Voorts heeft de officier van justitie betoogd dat er sprake is van herhalingsgevaar.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft naar voren gebracht dat de raadkamer gevangenhouding destijds het persoonlijk belang van de verdachte om de strafzaak in vrijheid af te wachten heeft laten prevaleren boven het strafvorderlijk belang. De echtgenoot van de verdachte heeft veel zorg nodig en de tenlastegelegde feiten zijn al van wat langer geleden.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek van de psycholoog en de psychiater. Nu de verdachte evenwel niet kan worden verplicht om mee te werken aan een dergelijk onderzoek, ziet de rechtbank geen aanleiding om de schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen. Het recidivegevaar waarop de officier van justitie wijst wordt verder voldoende weggenomen door de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
8. De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel
[slachtoffer 1] heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/901068-11, feiten 1 en 4 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot materiële en immateriële schadevergoeding, groot € 2.270,00.
[slachtoffer 2] heeft zich ten aanzien van parketnummer 09/901068-11, feiten 2, 3 en 5 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot materiële en immateriële schadevergoeding, groot € 7.795,01.
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van beide benadeelde partijen.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank daarbij aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, omdat zij vrijspraak heeft bepleit van de ten laste gelegde feiten waarop de vorderingen betrekking hebben. Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw subsidiair verzocht de vordering af te wijzen, nu de vorderingen niet van eenvoudige aard zijn.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 1]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 2.270,00 (materieel € 20,00 en immaterieel € 2.250,00) ingediend.
De vordering is door of namens de verdachte niet inhoudelijk betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder feit 1 en 4 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank acht de vordering met betrekking tot de materiële schade van zo eenvoudige aard en voldoende onderbouwd door de benadeelde partij dat dit gedeelte van de vordering geheel wordt toegewezen.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 1.500,00 toewijzen, mede gelet op de door de benadeelde partij gestelde gevolgen van het strafbare feit en gelet op de bedragen die in soortgelijke gevallen plegen te worden toegekend. De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu de ingangsdatum van de wettelijke door de verdachte niet is bestreden.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.520,00 en voorts bepalen dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 en 4 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.520,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1].
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding van € 7.795,01 (materieel € 1.295,01 en immaterieel € 6.500,00) ingediend.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder feit 2, 3 en 5 bewezenverklaarde feiten. De benadeelde partij heeft ten aanzien van de gevorderde kosten voor de paranormaal therapeut ter terechtzitting meegedeeld dat zij baat heeft gehad bij de behandeling door deze therapeut en dat deze kosten niet door haar zorgverzekeraar worden vergoed. Anders dan de verdachte betoogt, betreft het dus kosten die de benadeelde partij als gevolg van de strafrechtelijke gedraging van de verdachte heeft moeten maken en die derhalve voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank acht de vordering met betrekking tot de materiële schade voldoende onderbouwd door de benadeelde partij, zodat dit gedeelte van de vordering geheel wordt toegewezen.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 3.500,00 toewijzen, mede gelet op de door de benadeelde partij gestelde gevolgen van de strafbare gedraging en gelet op de bedragen die in soortgelijke gevallen plegen te worden toegekend.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen per 1 januari 2003, nu deze ingangsdatum niet is bestreden.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 4.795,01, en bepalen dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die deze benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 2, 3 en 5 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 4.795,01, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2003 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2].
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36f, 57, 242, 245, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
1, 2;
MET IEMAND DIE DE LEEFTIJD VAN TWAALF JAREN MAAR NOG NIET DIE VAN ZESTIEN JAREN HEEFT BEREIKT, BUITEN ECHT, ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN DIE BESTAAN UIT HET SEKSUEEL BINNENDRINGEN VAN HET LICHAAM, meermalen gepleegd;
3;
VERKRACHTING, meermalen gepleegd;
4, 5;
MET IEMAND BENEDEN DE LEEFTIJD VAN ZESTIEN JAREN BUITEN ECHT ONTUCHTIGE HANDELINGEN PLEGEN, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
GEVANGENISSTRAF voor de duur van 36 MAANDEN
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 12 MAANDEN niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 5 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, zolang die instelling zulks nodig acht;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht;
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 2]en [slachtoffer 1];
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zijn paarden niet zal laten verzorgen
door minderjarige meisjes;
- dat gedurende de proeftijd geen minderjarige meisjes, behoudens familieleden, aanwezig mogen zijn in de stallen van de veroordeelde;
beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
ten aanzien van de feiten 1 en 4
wijst gedeeltelijk toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[slachtoffer 1], een bedrag van € 1.520,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door deze benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, en dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1.520,00, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 april 2008 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 25 dagen;
ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5
wijst gedeeltelijk toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[slachtoffer 2], een bedrag van € 4.795,01, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2003 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door deze benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, en dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 4.795,01, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2003 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 57 dagen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, rechter, voorzitter,
mr. H. Dragtsma, rechter,
en mr. H.M. Boone, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.H.M. van Toor- Essen,griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL15J2 2011245627.
2 Aangifte door [slachtoffer 2], blz. 57 en verder
3 PV verhoor getuige [getuige 2], blz. 82
4 PV verhoor getuige [getuige 3], blz. 90
5 PV verhoor getuige [getuige 1], blz. 102
6 PV verhoor getuige [getuige 1], blz. 101
7 PV verhoor getuige [getuige 4], blz 122-123
8 PV verhoor getuige [getuige 3], blz. 91
9 PV verhoor getuige [getuige 5], blz. 98
10 PV verhoor getuige [getuige 3], blz. 89
11 PV verhoor aangeefster [slachtoffer 2], blz. 107
12 PV verhoor getuige [getuige 6], blz. 104
13 PV verhoor getuige [getuige 7], blz. 111
14 PV verhoor getuige [getuige 2], blz. 83
15 PV verhoor getuige [getuige 8], blz. 94
16 PV verhoor getuige [getuige 8], blz. 95
17 PV verhoor getuige [getuige 5], blz. 99
18 PV verhoor getuige [getuige 1], blz. 103
19 PV verhoor getuige [getuige 6], blz. 105
20 Aangifte door [slachtoffer 1], blz. 27 en verder
21 Aangifte door [slachtoffer 1], blz. 30
22 PV verhoor getuige [getuige 9], blz. 126
23 RC verhoor getuige [getuige 10] d.d. 26 maart 2012
24 PV verhoor getuige [getuige 3], blz. 91
25 PV verhoor getuige [getuige 5], blz. 98
26 PV verhoor getuige [getuige 3], blz. 89
27 PV verhoor [slachtoffer 2], blz. 57 en verder
28 PV verhoor getuige [getuige 4], blz. 122 en 123
29 PV verhoor getuige [getuige 7], blz. 112
30 PV verhoor getuige [getuige 4], blz. 123