Parketnummer 09/757889-12
Datum uitspraak: 19 november 2012
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1971 te [geboorteplaats],
adres: [adres] te [woonplaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting [naam]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 november 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van der Zwan en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. G.E. Menick, advocaat te Amsterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks in de periode van 28 februari 2012 tot en met 19 maart 2012 te
Leidschendam en/of Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, althans in
Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, heeft weggenomen:
a) een rijbewijs en/of een (bruine) portemonnee (met inhoud) en/of een of
meerdere bankpassen en/of een creditcard en/of een geldbedrag groot 50,00
(vijftig) euro en/of 5 (vijf) euro aan kleingeld, althans enig geldbedrag en/of
b) een rijbewijs en/of een of meerdere bankpassen en/of een (zwart leren)
portemonnee en/of een NS kortingskaart en/of een MCH patientenpas en/of een
airmilespas en/of een AH bonuskaart en/of een geldbedrag groot 15 euro,
althans enig geldbedrag en/of een VVV geschenkbon t.w.v. 100,00 euro en/of een
bodyshoppas en/of een UMC verzekeringspas en/of
c) een rijbewijs en/of een of meerdere bankpassen en/of een (oranje)
portemonnee (merk Esprit) en/of een UMC zorgpas en/of een NS/OV jaar
abonnement en/of 8 (acht) euro aan kleingeld en/of
d) een (rode) portemonnee en/of een geldbedrag groot 100,00, althans enig
geldbedrag en/of een bankpas en/of een ziekenfondspas en/of een
identiteitskaart en/of
e) een rijbewijs en/of een telefoon (Blackberry, Bolk 9700, zwart) en/of een
of meerdere bankpassen enof een bijenkorf pas en/of een portemonnee (zwart,
kunststof met borduursels en/of een OV chipkaart en/of een zorgpas IZZ en/of
een bibliotheekpas en/of een ANWB pas en/of een CJP pas en/of een AH
bonuskaart en/of een sunday's pas en/of een IKEA pas en/of een parfum (merk:
Elie Saab) en/of
f) een telefoon (merk Nokia, E5, zwart) en/of een (witte) portemonnee en/of
een agenda, in ieder geval een boek (merk: Esprit, kleur: blauw)
, in elk geval telkens enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
a) [slachtoffer A]
b) [slachtoffer B]
c) [slachtoffer C]
d) [slachtoffer D]
e) [slachtoffer E]
f) [slachtoffer F]
, in elk geval telkens aan een ander of anderen dan aan verdachte;
zij op of omstreeks 29 februari 2012 te Voorburg, gemeente
Leidschendam-Voorburg, althans in Nederland, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen een geldbedrag en/of een portemonnee, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer G], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, door het verzorgingstehuis van die [slachtoffer G] is binnen gegaan en/of (vervolgens) de kamer van die [slachtoffer G] is binnen gegaan en/of (vervolgens) de lade van de secretaire van die [slachtoffer G] heeft geopend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
zij op of omstreeks 21 oktober 2011 te 's-Gravenhage, althans in Nederland,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een identiteitskaart (met nummer IE3547319) en/of een portemonnee(merk: Wesc,
kleur: zwart, leer) en/of een of meerdere bankpas(sen) (van de ABN AMRO) en/of
een of meerdere credit card(s) (van de ABN AMRO) en/of OV fietskaart en/of een
of meerdere zorgpas(sen) (van Achmea) en/of een AH bonuskaart en/of een
Bouwmaat pas en/of een NS kortingskaart, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer H], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 21 oktober 2011 te 's-Gravenhage, een of meerdere bankpas(sen) (van de ABN AMRO) en/of een of meerdere credit card(s) (van de ABN AMRO), in elk geval enig goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
zij op of omstreeks 21 oktober 2011 te 's-Gravenhage, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pin-/geldautomaat (gelegen aan de Bezuidenhoutseweg 5) weg te nemen een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer H], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder haar bereik te brengen door middel van een valse sleutel, immers heeft verdachte een of meer niet aan haar toebehorende bankpas(sen) en/of creditcard(s), op naam van die [slachtoffer H], ingevoerd in eerdergenoemde pin-/geldautomaat en/of (meermalen) (een) geldbedrag(en) geselecteerd/ingetoetst en/of (vervolgens) een of meer pincode(s) ingevoerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Naar aanleiding van aangifte door drie medewerkers van het ziekenhuis Antoniushove te Leidschendam van diefstal van hun portemonnee is een onderzoek ingesteld. Dit heeft geleid tot een verdenking tegen verdachte ter zake diefstallen en een poging daartoe, gepleegd in ziekenhuis Anoniushove (feit 1a, 1b en 1c), verzorgingstehuis De Sonnenruyter (feit 1d en 2) en centrum eetstoornissen Ursula (feit 1 e en 1f) en van het proberen te pinnen met bankpassen en de creditcard van [slachtoffer H] die uit zijn galerie aan het Korte Voorhout zijn gestolen.(feit 3 en 4).
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het haar onder 3 primair ten laste gelegde en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de feiten 1, 2, 3 subsidiair en 4 heeft begaan.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1a, 1b, 1c, 1d, 2, 3 en 4 vrijspraak bepleit. De verdediging heeft geen verweer gevoerd omtrent de bewezenverklaring van de feiten 1 e en 1f, met dien verstande dat ten aanzien van het onder feit 1f ten laste gelegde is aangevoerd dat verdachte alleen de telefoon van het merk Nokia heeft weggenomen en niet de witte portemonnee en de agenda.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
De rechtbank is van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen haar onder feit 1a, 1b en 1c ten laste is gelegd. In het proces-verbaal van bevindingen (p. 61) is vermeld dat verbalisanten beelden hebben bekeken afkomstig van bewakingscamera's van het Antoniushove ziekenhuis. De verbalisanten herkenden de persoon op de beelden als verdachte. Bij het proces-verbaal is een document gevoegd met daarop drie foto's. In dit proces-verbaal, noch in enig ander bewijsmiddel is evenwel opnomen op welke datum, welk tijdstip en welke (precieze) locatie de bekeken beelden zijn gemaakt en wat daarop precies valt waar te nemen. Derhalve kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat de persoon die op deze beelden is waar te nemen de onder 1a, 1b en 1c ten laste gelegde diefstallen heeft gepleegd.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte voorts dient te worden vrijgesproken van de diefstal van de bankpassen en de creditcard van [slachtoffer H], zoals haar onder feit 3 primair ten laste is gelegd. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt slechts dat verdachte de bankpassen en creditcard van [slachtoffer H] voorhanden heeft gehad. Niet bewezen kan echter worden dat zij deze bankpassen en creditcard ook heeft weggenomen.
Ten aanzien van feit 1d:
[slachtoffer D], aangeefster van feit 1d, wonende in verzorgingstehuis Sonnenruyter te Voorburg, Sonnenburghlaan 124, zag op 29 februari 2012 dat haar rode portemonnee was weggenomen uit haar kamer. In de portemonnee zaten twee biljetten van 50 euro, een giropas, een ziekenfondspas en een identiteitskaart. De diefstal moet hebben plaatsgevonden tussen 28 februari 2012 te 13.00 uur en 29 februari 2012 te 20.45 uur. Op 29 februari 2012 omstreeks 18.00 werd er op de deur geklopt. Aangeefster riep "hallo, kom maar binnen", maar er kwam niemand binnen.2
[slachtoffer G], aangeefster van feit 2, wonende aan de Sonnenburghlaan 2, heeft verklaard dat de in het zwart geklede vrouw die zij in haar kamer zag op 29 februari 2012 omstreeks 18.15 uur, haar zei dat ze bij haar buurvrouw moest zijn. De vrouw wees daarbij naar de naastgelegen kamer, nummer 124. [slachtoffer G] hoorde later dat de portemonnee van haar buurvrouw weg was.3 De rechtbank acht het aannemelijk dat de vrouw die in de kamer van [slachtoffer G] is geweest op genoemde datum en tijdstip, ook in de kamer van [slachtoffer D] is geweest op genoemde datum en tijdstip en daar toen een portemonnee heeft weggenomen.
Op videobeelden, opgenomen op 29 februari 2012 tussen 17:37:16 uur en 18:11:04 uur in verzorgingshuis de Sonnenruyter is een vrouw in een zwarte jas te zien. De vrouw gedraagt zich opmerkelijk, zo leidt de rechtbank af uit het ter zake opgemaakte proces-verbaal. Zo kijkt zij bij een woning op nummer 6 naar binnen, loopt zij heen en weer, wacht zij buiten nabij de schuifdeur, loopt zij naar binnen en kort daarna weer naar buiten, voelt zij aan de nooduitgang, loopt zij weer naar binnen, belt zij aan bij het centrale bellentableau, verdwijnt zij uit beeld en komt zij ongeveer een half uur later, om 18.10 uur, weer naar buiten.4 [getuige 1], bewoonster van kamer 6 van de Sonnenruyter, heeft op 29 februari 2012 omstreeks 17.30 uur een vrouw voor haar raam zien staan. Deze vrouw had donkere kleren en donker haar tot op de schouders. Ze denkt dat de vrouw haar zag zitten en ze was direct weer weg.5 Gelet op genoemd vreemd gedrag, het tijdstip waarop zij binnen is geweest en de zwarte kleding, gaat de rechtbank er vanuit dat deze vrouw de diefstal uit de kamer van [slachtoffer D] heeft gepleegd.
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] herkennen de vrouw op deze beelden als dezelfde vrouw die op de camerabeelden van 13 maart 2012 van het ziekenhuis Antoniushove staat. Deze vrouw is op 23 maart 2012 door verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] herkend als [verdachte].6 Deze ambtshalve herkenning van de vrouw op de beelden kan, ondanks de vrijspraak van de feiten 1a, 1b en 1c, zonder meer tot het bewijs van dit feit worden gebezigd. De genoemde vrijspraak is immers in verband met onduidelijkheid over het tijdstip, de locatie en handelingen, terwijl de rechtbank geen enkele legitieme reden heeft te twijfelen aan de herkende identiteit van de persoon die op de camerabeelden wordt waargenomen.
De politie heeft [naam], de zoon van verdachte, afdrukken getoond die afkomstig zijn van een beveiligingscamera in de Sonnenruyter. Hij heeft tegenover de politie verklaard dat hij de vrouw op die beelden herkent als zijn moeder.7
Verdachte is ter terechtzitting geconfronteerd met afdrukken van de camerabeelden in de Sonnenruyter. Zij heeft verklaard dat zij lijkt op de vrouw die te zien is op deze beelden.8
Ten aanzien van feit 1e en 1f:
[slachtoffer E], aangeefster van feit 1e, werkzaam bij het centrum eetstoornissen Ursula aan de Veursestraatweg 185 te Leidschendam, zag op 19 maart 2012 dat uit haar handtas waren weggenomen een rijbewijs, een Blackberry, een Rabopas, een Bijenkorfpas, een zwarte portemonnee, een OV chipkaart, een zorgpas IZZ, twee bibliotheekpassen, een ANWB-pas, een CJP-pas, een bonuskaart, een Sunday's pas, een Ikea Pas en parfum van Elie Saab. De tas stond in het psycho-diagnostiek kantoor, dat is afgesloten door middel van een slot met een sleutel. Sleutels zijn alleen bij het personeel in gebruik. De diefstal moet hebben plaatsgevonden op genoemde datum tussen 17.30 uur en 18.15 uur.9
[slachtoffer F], aangeefster van feit 1f, eveneens werkzaam bij het centrum eetstoornissen Ursula, zag eveneens op 19 maart 2012 dat uit haar handtas waren weggenomen een telefoon (Nokia E5), een witte portemonnee en een agenda. De tas stond in een kantoor dat op slot zat. De diefstal moet hebben plaatsgevonden op genoemde datum tussen 17.30 uur en 19.00 uur.10
Uit analyse van de verkeersgegevens van het Imei-nummer behorende bij de van [slachtoffer E] weggenomen Blackberry kan worden opgemaakt dat er is gebeld met deze telefoon via telefoonnummer [nummer]. Er was onder andere telefonisch- en sms-contact met [naam]. Zij is als getuige gehoord en heeft verklaard dat de gebruiker van het telefoonnummer [nummer] [zoon van verdachte] was.11
[zoon van verdachte] had bij zijn aanhouding op 6 mei 2012 de van [slachtoffer E] weggenomen Blackberry in zijn bezit.12
[zoon van verdachte] heeft tegenover de politie verklaard dat hij deze telefoon van zijn moeder, [verdachte], heeft gekregen. Hij heeft op dezelfde dag ook een I-Phone en een Nokia E5 van zijn moeder gekregen. Hij wist zeker dat het gestolen toestellen waren, want er stonden nog nummers in.13
Verdachte heeft bekend dat zij op de afdeling eetstoornissen van de Ursula uit een tas een Blackberry en een donkerkleurige portemonnee heeft gehaald en uit een andere tas een Nokia E5. Zij kon het kantoor zo inlopen, het kantoor was niet afgesloten.14
Verdachte heeft voorts verklaard dat zij van aangeefster [slachtoffer F] alleen de telefoon van het merk Nokia heeft weggenomen en niet de witte portemonnee en de agenda.15
Uit de aangifte van [slachtoffer F]16 volgt echter dat al de goederen die zij in de aangifte noemt op dezelfde dag en binnen datzelfde tijdstip zijn weggenomen. De rechtbank acht het hoogst onaannemelijk dat iemand anders daar op hetzelfde tijdstip was en daar toen deze goederen na verdachte zou hebben weggenomen. Deze verklaring van de verdachte stelt de rechtbank dan ook terzijde. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ook deze goederen heeft weggenomen.
Ten aanzien van feit 2:
[slachtoffer G], geboren in 1934 en wonende in een verzorgingstehuis aan de Sonnenburghlaan 2, werd op 29 februari 2012 omstreeks 18.15 uur wakker door het geluid van het openen van de lade van haar secretaire. Zij zag vanuit haar bed een onbekende blanke vrouw, dik, in het zwart gekleed, ongeveer 1.60 - 1.65 meter lang en tussen de 40 en 45 jaar oud bij haar secretaire staan. De bovenste lade van de secretaire was open; dit had aangeefster niet gedaan. De vrouw stond op twee meter afstand van aangeefster. Aangeefster vroeg wat ze daar deed. De vrouw zei dat ze bij haar buurvrouw moest zijn. De vrouw wees daarbij naar de naastgelegen kamer, nummer 124. [slachtoffer G] hoorde later dat de portemonnee van haar buurvrouw weg was. De vrouw liep weg. Aangeefster zag dat zij een tas bij zich had. Er was niets uit de secretaire weggenomen.17
De buurvrouw van mevrouw [slachtoffer G], mevrouw [slachtoffer D], wonende op huisnummer 124, heeft aangifte gedaan van diefstal van haar portemonnee uit haar kamer in de Sonnenruyter. Deze diefstal moet hebben plaatsgevonden tussen 28 februari 2012 te 13.00 uur en 29 februari 2012 te 20.45 uur. Op 29 februari 2012 omstreeks 18.00 werd er op de deur geklopt bij mevrouw [slachtoffer D]. Toen zij riep "hallo, kom maar binnen", kwam er niemand binnen.18 De rechtbank acht het aannemelijk dat de vrouw die in de kamer van [slachtoffer G] is geweest ook in de kamer van [slachtoffer D] is geweest en daar een portemonnee heeft weggenomen. Gelet hierop en gelet op het insluipen en openen van de secretaire is voorts aannemelijk dat deze vrouw heeft geprobeerd om ook in de kamer van [slachtoffer G] goederen van haar gading weg te nemen.
Hiervoor is ter zake feit 1d reeds overwogen dat de vrouw die op videobeelden, opgenomen op 29 februari 2012 tussen 17:37:16 uur en 18:11:04 uur in verzorgingshuis de Sonnenruyter de vrouw is geweest die de diefstal uit de kamer van [slachtoffer D] en de poging daartoe in de kamer van [slachtoffer G] heeft gepleegd. Voorts is daar overwogen dat verdachte daarbij herkend is als de vrouw op die beelden. De rechtbank volstaat hier derhalve met een verwijzing naar de overwegingen ter zake feit 1d.
De raadsman heeft aangevoerd dat uit de camerabeelden blijkt dat de vrouw die te zien is op de camerabeelden het gebouw om 18.10 uur heeft verlaten, terwijl aangeefster heeft verklaard dat zij omstreeks 18.15 uur een vrouw in haar kamer zag.
De raadsman gaat er met dit verweer echter aan voorbij dat aangeefster het tijdstip omschrijft als omstreeks 18.15 uur. Het verweer wordt dan ook verworpen.
Ten aanzien van feit 3 subsidiair en 4:
[slachtoffer H], aangever van feit 3 en feit 4 en eigenaar van galerie Ship of Fools aan het Korte Voorhout te Den Haag, zag op 21 oktober 2011 dat van zijn bureau, dat zich bevindt achter een muurtje in de galerie, goederen waren weggenomen. Dit betrof een identiteitskaart, een portemonnee, 2 ABN-Amro bankpassen, een ABN-Amro creditcard, een OV fietskaart, een zorgpas van Achmea, een AH bonuskaart, een pas van Bouwmaat en een NS-kortingskaart. Toen aangever op 21 oktober 2011 omstreeks 18.30 uur belde met de ABN-Amro om zijn bankpassen te laten blokkeren, hoorde hij dat zijn bankpassen en creditcard al waren geblokkeerd omdat men had geprobeerd geld te pinnen met zijn passen. Van alle passen was drie keer de verkeerde pincode ingetoetst. Aangever hoorde dat men geprobeerd had bij de Rabobank bij Den Haag CS geld op te nemen met zijn bankpassen.19
Op 18 januari 2012 zag verbalisant [verbalisant 1] een opsporingsbericht op intranet van politie Haaglanden over de diefstal van bankpassen en creditcards op 24 oktober 2011 vanuit galerie Ship of Fools aan het Korte Voorhout te Den Haag. Een vrouw op een foto zou gebruik gemaakt hebben van de gestolen bankpassen en creditcards. Verbalisant herkent deze vrouw als [verdachte], geboren te Haarlem op 28 november 1971. Hij kent haar ambtshalve goed omdat zij in zijn werkgebied van bureau Zuiderpark woonachtig was.20
Aangever [slachtoffer H] hoorde van de ABN-Amro bank dat er getracht was geld op te nemen op 21 oktober 2012 tussen 17.45 uur en 18.00 uur bij de geldautomaten van de ABN-Amro bank aan de Bezuidenhoutseweg te Den Haag. Bij twee geldautomaten was getracht geld op te nemen met de weggenomen bankpasjes en creditcard. Van de beelden van de beveiligingscamera zijn afdrukken gemaakt, waarop een vrouw te zien is die handelingen verricht bij de geldautomaat, o.a. het stoppen van een pasje in de automaat. Verbalisant [verbalisant 2] herkent de vrouw als de hem ambtshalve bekende [verdachte], geboren te Haarlem op 28 november 1971. Hij heeft haar op 7 mei 2012 als verdachte gehoord in een andere zaak.21
Op de afdrukken die zijn gemaakt van de beelden van de beveiligingscamera van het filiaal van de ABN-Amro bank aan de Bezuidenhoutseweg 5 te Den Haag, behorende bij pogingen transactie op 21 oktober 2012 tussen 17.45 en 17.58, ziet verbalisant [verbalisant 2] dat verdachte op 21 oktober 2011 om 17.47.09 uur bij de pinautomaten loopt. Om 17.47.29 uur stopt zij met haar rechterhand een pasje in de chipautomaat. Om 17.47.37 uur stopt zij een pasje in de betaalautomaat. Om 17.47.42 uur toetst verdachte kennelijk een pincode in op het toetsenbord van de betaalautomaat.
Om 17.48.31 uur kijkt verdachte naar de pasjes in haar linkerhand en pakt er kennelijk één met haar rechterhand. Zij stopt een pasje in de betaalautomaat.
Om 17.48.44 toetst verdachte kennelijk een pincode in op het toetsenbord. Om 17.48.47 uur toetst zij kennelijk het bedrag in dat zij wil opnemen.22
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat zij van februari 2011 tot februari 2012 gedetineerd was. Uit historische gegevens van de penitentiaire inrichting [naam] kon echter worden opgemaakt dat verdachte van vrijdag 21 oktober 2011 om 14.00 uur tot en met zondag 23 oktober 2011 om 18.15 uur verlof heeft gehad. Uit onderzoek bij reisinformatie 9292OV kwam naar voren dat als men op een vrijdag om 14.00 uur vanuit PI [naam] vertrekt met openbaar vervoer naar NS station Den Haag Centraal, de aankomsttijd aldaar 16.37 uur is. Het station ligt direct naast de pinautomaten waar omstreeks 17.47 uur met de bankpassen en creditcard van [slachtoffer H] werd getracht geld op te nemen.23 Ook indien rekening wordt gehouden met een langere reistijd, zoals verdachte ter zitting heeft aangevoerd, was verdachte dus in de gelegenheid om om 17.47 uur met de gestolen pasjes te trachten geld te pinnen.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de gestolen pasjes van [slachtoffer H] voorhanden heeft gehad en hiermee heeft gepoogd geld op te nemen. Nu de pasjes op naam van een ander stonden en geen verklaring voorhanden is op grond waarvan verdachte deze op legale wijze zou hebben verkregen en bij zich zou kunnen hebben, gaat de rechtbank er vanuit dat verdachte redelijkerwijs moest vermoeden dat deze van diefstal afkomstig waren.
De rechtbank verklaart bewezen - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - dat:
zij in de periode van 28 februari 2012 tot en met 19 maart 2012 te Leidschendam en Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening, heeft weggenomen:
d) een rode portemonnee en een geldbedrag groot 100,00 en een bankpas en een ziekenfondspas en een identiteitskaart en
e) een rijbewijs en een telefoon (Blackberry, Bold 9700, zwart) en een bankpas en een bijenkorf pas en een portemonnee (zwart, kunststof met borduursels) en een OV chipkaart en een zorgpas IZZ en een bibliotheekpas en een ANWB pas en een CJP pas en een AH bonuskaart en een sunday's pas en een IKEA pas en een parfum (merk: Elie Saab) en
f) een telefoon (merk Nokia, E5, zwart) en een witte portemonnee en een agenda (merk: Esprit, kleur: blauw),
toebehorende aan
d) T.G. [slachtoffer D]
e) R.G. [slachtoffer E]
f) A.E. [slachtoffer F];
zij op 29 februari 2012 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig goed, toebehorende aan [slachtoffer G], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, door het verzorgingstehuis van die [slachtoffer G] binnen te gaan en (vervolgens) de kamer van die [slachtoffer G] binnen te gaan en (vervolgens) de lade van de secretaire van die [slachtoffer G] te openen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
zij op 21 oktober 2011 te 's-Gravenhage, bankpassen (van de ABN AMRO) en een credit card (van de ABN AMRO), voorhanden heeft gehad, terwijl zij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs moest vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
zij op 21 oktober 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat (gelegen aan de Bezuidenhoutseweg 5) weg te nemen een of meer geldbedrag(en), toebehorende aan [slachtoffer H], en die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder haar bereik te brengen door middel van een valse sleutel, immers heeft verdachte niet aan haar toebehorende bankpassen en een creditcard op naam van die [slachtoffer H] ingevoerd in eerdergenoemde geldautomaat en (meermalen) (een) geldbedrag(en) geselecteerd/ingetoetst en (vervolgens) een of meer pincode(s) ingevoerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften haar te geven door of namens de Reclassering Nederland, GGZ Reclassering Palier te Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt een meldingsgebod, deelname aan een behandeling en opname.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat een kortere straf wordt opgelegd dan door de officier van justitie is geëist en dat een deel van de straf voorwaardelijk zal worden opgelegd, waarbij het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf gelijk is aan het voorarrest.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie diefstallen, twee pogingen daartoe en een geval van heling. Zij heeft de diefstallen gepleegd door insluiping in een bedrijfspand en een verzorgingstehuis. Ook een van de pogingen tot diefstal heeft plaatsgevonden door insluiping in een kamer in een verzorgingshuis. Hierbij heeft de bewoonster door haar tegenwoordigheid van geest ervoor kunnen zorgen dat verdachte haar kamer verliet voordat ze iets had kunnen wegnemen. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat zij ter zake de (poging) diefstallen uit het verzorgingstehuis bejaarde en kwetsbare slachtoffers heeft gekozen.
Door insluipingen in de woon- en werkomgeving wordt steeds ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokken bewoonsters en werkneemsters. Bovendien versterken deze feiten de bestaande maatschappelijke gevoelens van onrust en onveiligheid.
Daarnaast heeft verdachte gestolen bankpassen en een creditcard voorhanden gehad, waarmee zij vervolgens heeft geprobeerd geld te pinnen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ten nadele van verdachte rekening met het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister ten name van verdachte d.d. 2 november 2012, waaruit blijkt dat verdachte veelvuldig eerder is veroordeeld wegens vermogensdelicten, ook tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen van enige duur. Deze veroordelingen hebben verdachte er kennelijk niet van weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.
Over de persoon van verdachte heeft drs. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog, op
1 augustus 2012 een rapport opgesteld. Hij komt - verkort weergegeven - tot de volgende conclusies. Bij verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van cannabisafhankelijkheid en bulima nervosa. Voorts wordt er een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens geconstateerd, in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken. Verdachte kan als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Zonder adequate behandeling wordt de kans op recidive hoog ingeschat. Gezien het hardnekkige karakter van de problematiek bij verdachte wordt behandeling in een klinische setting geadviseerd.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op een reclasseringsadvies betreffende verdachte, uitgebracht door Reclassering Nederland, GGZ Reclassering Palier te Den Haag, op 31 oktober 2012. Gezien de directe samenhang van de persoonlijkheidsstoornis met het criminele gedrag van verdachte acht de reclassering de oplegging van bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel zinvol. Hierbij wordt in dit geval gedacht aan een meldingsgebod, een behandelverplichting en een opnameverplichting.
De rechtbank kan zich vinden in de adviezen en zal dienovereenkomstig beslissen.
Hoewel de rechtbank verdachte zal vrijspreken van de onder 1a, 1b, 1c en 3 primair ten laste gelegde feiten, acht zij de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden, met name gelet op het feit dat verdachte vele malen eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en zij bovendien een deel van de onderhavige feiten heeft gepleegd in de periode dat zij verlof had van haar detentie. De geëiste en op te leggen straf is lager dan de oriëntatiepunten van het LOVS voor straftoemeting voor recidiverende daders. In de door de raadsman naar voren gebrachte strafmitigerende omstandigheden ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om nog meer ten gunste van verdachte en van de eis af te wijken.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat gelet op de recidive en de problematiek van de verdachte begeleiding door de reclassering en behandeling, ook als dat inhoudt een opname in een zorginstelling, zoals een intramurale inrichting of (forensische) verslavingszorg, geboden is. De rechtbank ziet, gelet op de ernst van de problematiek en de lange periode waarin reeds is getracht deze aan te pakken de noodzaak van klinische opname van verdachte. Zij zal die ook als bijzondere voorwaarde bepalen. Voorts dient verdachte zich aan te melden bij en zonodig laten begeleiden door de afdeling Materiële - en Juridische Dienstverlening van GGZ Palier.
Dit betekent dat de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren aan verdachte zal opleggen. Tevens zal zij aan verdachte verplicht reclasseringstoezicht opleggen.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1 [slachtoffer C] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 100,50.
7.1.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard.
7.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, is vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met haar verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
7.2 [slachtoffer F] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 347,40.
7.2.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 179,--
7.2.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de post immateriële schade, de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat deze vordering onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank kan zich voorstellen dat de gevolgen van het feit heel vervelend zijn geweest voor de benadeelde, doch acht zich niet in staat vast te stellen of ook daadwerkelijk sprake is van de gestelde psychische schade.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post mobiele telefoon (Nokia E5), SIM kaart, portemonnee, OV chipkaart inclusief saldo en agenda, is door of namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1f bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 297,40.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1f bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 297,40, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer F].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 57, 310, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1a, 1b, 1c en 3 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1d, 1e, 1f, 2, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
poging tot diefstal;
ten aanzien van feit 3 subsidiair:
heling, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 3 (DRIE) MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften haar te geven door of namens de Reclassering Nederland, GGZ Reclassering Palier Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt een meldingsgebod, deelname aan een behandeling en opname in een zorginstelling, zoals een intramurale inrichting of (forensische) verslavingszorg. De duur van de intramurale opname mag maximaal zes maanden bedragen;
- dat de veroordeelde zich dient aan te melden bijde afdeling Materiële - en Juridische Dienstverlening van GGZ Palier;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer C] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer C] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer F] gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer F] een bedrag van € 297,40;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij [slachtoffer F] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer F] voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat zij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 297,40 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer F];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van vijf dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.S.I. van Delden, voorzitter,
mrs W.N.L. Donker en M.J.J. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2012.
Mr Donker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL1573 2012096824, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 254).
2 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer D], 1 maart 2012, blz. 85.
3 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer G], 5 maart 2012, blz. 90.
4 Proces-verbaal van bevindingen, 7 mei 2012, blz. 101.
5 Proces-verbaal verhoor getuige, 6 maart 2012, blz. 93.
6 Proces-verbaal van bevindingen, 7 mei 2012, blz. 103.
7 Proces-verbaal van verhoor verdachte [zoon van verdachte], 7 mei 2012, blz. 69.
8 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 november 2012.
9 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer E], 20 maart 2012, blz. 107.
10 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer F], 5 mei 2012, blz. 151.
11 Proces-verbaal van bevindingen, 6 mei 2012, blz. 119.
12 Proces-verbaal van aanhouding [zoon van verdachte], 6 mei 2012, blz. 36.
13 Proces-verbaal verhoor verdachte [zoon van verdachte], 6 mei 2012, blz. 140.
14 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 november 2012.
15 Verklaring verdachte ter terechtzitting van 5 november 2012.
16 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer F], 5 mei 2012, blz. 151.
17 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer G], 5 maart 2012, blz. 90.
18 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer D], 1 maart 2012, blz. 85.
19 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer H], 24 oktober 2011, blz. 175.
20 Proces-verbaal van bevindingen, 18 januari 2012, blz. 192.
21 Proces-verbaal van bevindingen, 2 juni 2012, blz. 194.
22 Proces-verbaal van bevindingen, 2 juni 2012, blz. 194.
23 Proces-verbaal van bevindingen, 1 juni 2012, blz. 249.