Parketnummer 09/900741-12
Datum uitspraak: 19 november 2012
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1987 te [plaats] (Polen),
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Midden Holland - HvB "De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 november 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.P. Peters en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. E.C. Kerkhoven, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juli 2012 te De Lier, gemeente Westland, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk al dan niet en met
voorbedachten rade [slachtoffer]van het leven te beroven, met dat opzet en
al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen het gezicht en/of hoofd en/of
in de richting van het gezicht en/of hoofd en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer] roerloos op de
grond lag) en/of
- meermalen, althans eenmaal, op zijn gezicht en/of hoofd en/of bovenlichaam
heeft gestampt (terwijl die [slachtoffer] roerloos op de grond lag)
- zijn keel heeft dichtgeknepen en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen zijn gezicht en/of hoofd heeft gestompt
en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juli 2012 te De Lier, gemeente Westland, aan een
persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk en al dan niet met voorbedachten
rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (bedreigde ademweg en/of
uitgebreide weke delen zwelling rondom schedel en/of gebroken neusbeen en/of
diverse kneuzingen en/of verwondingen in zijn gezicht en/of lichaam), heeft
toegebracht, door deze opzettelijk, al dan niet na kalm beraad en rustig
overleg, althans opzettelijk
- meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen het gezicht en/of hoofd en/of
in de richting van het gezicht en/of hoofd en/of het bovenlichaam van die
[slachtoffer]heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer] roerloos op de
grond lag) en/of
- meermalen, althans eenmaal, op zijn gezicht en/of hoofd en/of bovenlichaam
heeft gestampt (terwijl die [slachtoffer] roerloos op de grond lag)
- zijn keel heeft dichtgeknepen en/of
- meermalen, althans eenmaal, heeft gestompt en/of geslagen;
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 juli 2012 te De Lier, gemeente Westland, ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf opzettelijk om, al dan niet en met
voorbedachten rade, aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad
en rustig overleg,
- meermalen, althans eenmaal, met kracht tegen het gezicht en/of hoofd en/of
in de richting van het gezicht en/of hoofd en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer] roerloos op de
grond lag) en/of
- meermalen, althans eenmaal, op zijn gezicht en/of hoofd en/of bovenlichaam
heeft gestampt (terwijl die [slachtoffer] roerloos op de grond lag)
- zijn keel heeft dichtgeknepen en/of
- meermalen, althans eenmaal, tegen zijn gezicht en/of hoofd heeft gestompt
en/of geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Op zondag 22 juli 2012 omstreeks 01:47 uur wordt, naar aanleiding van een melding, door ter plaatse gestuurde verbalisanten op de parkeerplaats voor de C1000 bij het Oranjeplein te De Lier, een man achter een witkleurige Volkswagen Caddy aangetroffen. De betreffende man ligt dan op zijn rechterzij met zijn hoofd voorover op de grond. Er ligt een plas bloed op de grond rondom zijn hoofd. De capuchon van zijn trui zit over zijn hoofd. Hij beweegt niet en reageert niet op aanspreken. Als de capuchon van zijn hoofd wordt getrokken, zien de verbalisanten dat het hoofd en het gezicht geheel onder het bloed zitten en zwaar opgezwollen zijn. Zij horen ook dat de man een continu en gorgelend geluid maakt bij zijn ademhaling. Het blijkt te gaan om [slachtoffer].2
[slachtoffer]is vervoerd naar het Leyenburg ziekenhuis te Den Haag. Daar blijkt dat sprake is van een forse zwelling van het gezicht en snurkende ademhaling. Vanwege de motore onrust en bedreigde ademweg vindt sedatie en intubatie plaats. Bij een CT-scan van het hoofd is daarnaast een fractuur in de mediale en laterale wand maxillaris rechts, een factuur os nasale alsmede een uitgebreide weke delen zwelling rondom de schedel geconstateerd. Door de zwelling kan het rechter oog niet open. Voorts is sprake van een hematoom boven het linkeroog en een forse zwelling van de lippen.3
Op aanwijzingen van onbekend gebleven personen wordt verdachte na een korte achtervolging op 22 juli 2012 om 02:00 uur in De Lier aangehouden. De verbalisanten zien dat zowel zijn beide handen als de neuzen van zijn beide schoenen bebloed zijn.4 Hij heeft voorts een verwonding aan zijn hand die doet denken aan stomptrauma.5
Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat hij zich niets meer kan herinneren.6
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte het slachtoffer meerdere malen tegen het gezicht, het hoofd en het lichaam heeft geschopt, terwijl deze op de grond lag, en hij daaraan voorafgaand het slachtoffer meermalen heeft geslagen. Dit heeft bijna geleid tot de dood van het slachtoffer. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zou overlijden geaccepteerd. Voorts is sprake van voorbedachte raad, nu verdachte in de visie van de officier van justitie doelbewust en rustig door is blijven schoppen en tot tweemaal toe de keuze heeft gemaakt om naar het slachtoffer terug te gaan. Poging moord dient daarom, aldus de officier van justitie, bewezen te worden verklaard.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft erop gewezen dat - naast verdachte - niemand kan verklaren over het begin van het gevecht tussen verdachte en aangever. De getuigen, voor zover zij het al goed gezien hebben, kunnen slechts iets verklaren over de laatste fase van het gevecht.
Er is geen reden om te twijfelen aan de verklaring van verdachte over de aanvang van de confrontatie, aldus de verdediging. Volgens verdachte werd hij door aangever onverwacht van achteren aangevallen. Toen heeft hij zichzelf verdedigd. In die verdediging is hij verder gegaan dan noodzakelijk was, maar dat was het gevolg van de hevige gemoedsbeweging die door deze aanval is veroorzaakt. Er is daarom sprake van noodweerexces. Het is helemaal niet zo gek om te veronderstellen dat juist in deze eerste fase van de confrontatie de verwondingen van aangever zijn veroorzaakt, aldus de verdediging. Dit strookt met de verwondingen die verdachte zelf heeft opgelopen aan zijn hand. Hij moet hard geslagen hebben. Wat de getuigen daarna hebben gezien is verdachte die zijn woede uitte door te stampen op de grond en tegen de auto aan te trappen. Aangever heeft hij toen niet meer geraakt.
Subsidiair heeft de verdediging betoogd dat het schoppen en trappen tegen het hoofd van aangever niet bewezen kan worden verklaard, nu twee van de drie getuigen achter glas stonden en een bril nodig hebben om goed in de verte te kunnen kijken. Vanuit hun perspectief kan het erop geleken hebben dat het slachtoffer geraakt werd. De andere getuige verklaart echter uitdrukkelijk dat dat niet het geval is geweest en zij heeft het beste zicht gehad en daarmee de meest betrouwbare waarneming gedaan. Voorts is geen sprake geweest van kalm beraad, aldus de verdediging.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Wanneer is het letsel veroorzaakt?
Allereerst dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of het letsel van aangever kan zijn veroorzaakt in een confrontatie tussen verdachte en aangever die is voorafgegaan aan de situatie die de getuigen die nacht zeggen te hebben waargenomen. Hierbij wordt voorop gesteld dat verdachte ter zitting heeft erkend dat hij de man is geweest die de getuigen die nacht bij de op de grond liggende aangever hebben gezien.7
Het dossier bevat drie verklaringen van getuigen, waarvan twee vanuit het raam van hun woning zicht hadden op de parkeerplaats bij de C1000 ([getuige 1]en [getuige 2]) en een langs de parkeerplaats fietste ([getuige 3]). [getuige 1]heeft verklaard dat zij zich in haar slaapkamer bevond en toen hoorde dat iemand tegen iets aantrapte of geslagen werd. Ze heeft naar buiten gekeken en zag op de parkeerplaats bij een witte bestelauto aangever op de grond liggen en verdachte ernaast staan. Verdachte maakte meerdere schoppende bewegingen naar aangever, terwijl hij luid schreeuwde.8 [getuige 2] heeft verklaard dat zij luide stemmen hoorde op straat. Zij liep naar het raam van de woonkamer en zag buiten op het parkeerterrein verdachte die stond te schoppen tegen aangever die op de grond lag. Zij hoorde aangever roepen "hou op, hou op".9 [getuige 3] heeft daarnaast verklaard dat zij hard geschreeuw hoorde toen zij langs de C1000 fietste. Zij keek in de richting waar het geschreeuw vandaan kwam en zag toen op de parkeerplaats bij de C1000 aangever op de grond liggen en verdachte ernaast staan. Verdachte stond met zijn bovenlichaam over aangever heen gebogen en hij maakte stampende bewegingen met zijn voet in de richting van het hoofd van aangever.10
De rechtbank neemt zonder meer aan dat de getuigen het begin van de confrontatie tussen verdachte en aangever hebben gemist. Uit hun verklaringen blijkt echter dat de getuigen vrijwel direct nadat zij luide stemmen hoorden, zicht hebben gehad op verdachte en aangever. Dat duidt er niet op dat er veel tijd was verlopen sinds de aanvang van die confrontatie. Dat verdachte, zoals hij heeft verklaard, in dat korte tijdsbestek door aangever van achteren is aangevallen, is geschopt, op de grond is gevallen met aangever boven op zich en dat vervolgens een vechtpartij op de grond heeft plaatsgevonden waarbij geschreeuwd is en verdachte zich zodanig heeft verweerd dat dit het bij aangever geconstateerde letsel tot gevolg zou hebben gehad, is onder die omstandigheden in het geheel niet aannemelijk.
Het door de verdediging geschetste scenario wordt door de rechtbank dan ook verworpen. Dit brengt met zich dat ook het beroep op noodweerexces, nog daargelaten dat de verdachte daar zelf niet over heeft verklaard, wordt verworpen.
[getuige 1]en [getuige 2] hebben verklaard dat zij hebben gezien dat verdachte meerdere harde schoppen gaf tegen het lichaam van aangever, een rondje om de bestelauto liep, terugkwam en weer harde schoppen gaf, volgens [getuige 1]nu ook tegen het hoofd van aangever.11 De stelling van de verdediging dat hun waarneming minder betrouwbaar zou zijn dan die van getuige [getuige 3], wordt verworpen. Op zich is het juist dat [getuige 3] heeft verklaard dat zij verdachte ziet stampen met zijn voet naast het hoofd van aangever. Zij heeft echter maar kort zicht op de situatie gehad, want zij is immers slechts langs gefietst. Daarnaast hebben zowel [getuige 1]als [getuige 2] bij het zien van de situatie op de parkeerplaats vrij snel hun bril opgezet12 en zij hebben die situatie dus goed kunnen waarnemen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte bij het schoppen het lichaam en het hoofd van aangever meerdere keren ook daadwerkelijk geraakt. Niet alleen heeft [getuige 1]verklaard dat zij zag dat aangever bij iedere trap een beetje in haar richting bewoog, ook het geconstateerde letsel aan het hoofd van aangever en het bloed op de schoenen van verdachte duidt hier zonder meer op.
Voorwaardelijk opzet op de dood / Voorbedachte raad
Het is een feit van algemene bekendheid dat het meermalen met kracht tegen het hoofd van iemand schoppen de dood van die persoon tot gevolg kan hebben en dat geldt zeker als die persoon daarbij weerloos op de grond ligt. Door aldus te handelen heeft verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans dat aangever zou komen te overlijden willens en wetens aanvaard.
De vraag is voorts of verdachte daarbij heel doelbewust en rustig is geweest. Dit is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Uit de verklaringen van de hiervoor genoemde getuigen blijkt weliswaar dat verdachte tot twee keer toe om het busje loopt, weer terug komt en aangever tegen lichaam en hoofd schopt, doch dit lijkt meer te passen bij drift en boosheid dan bij rustig en weloverwogen handelen.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag.
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 22 juli 2012 te De Lier, gemeente Westland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer]van het leven te beroven, met dat opzet meermalen tegen het gezicht en/of hoofd en/of het bovenlichaam van die [slachtoffer] heeft geschopt en/of getrapt (terwijl die [slachtoffer] roerloos op de grond lag), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar. Het beroep op noodweerexces wordt, zoals hiervoor onder 3.4 reeds is overwogen, verworpen.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte poging moord wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaar met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte enorm is geschrokken en veel spijt heeft van zijn handelen. Hij heeft geen strafblad en is zijn baan kwijt. Voorts heeft de verdediging gesteld dat voorafgaand aan de confrontatie op de parkeerplaats tussen verdachte en aangever het een en ander is gebeurd in café [X] in De Lier. Aangever was dronken, erg vervelend en agressief naar verdachte toe, onder meer door met bier naar hem te gooien. Verdachte zit inmiddels drie maanden vast en heeft dit als traumatisch ervaren. Zijn vriendin is in verwachting en verdachte wil haar graag bijstaan en inkomen genereren. Volgens de verdediging is verdachte inmiddels genoeg gestraft en is een vrijheidsstraf die voor wat betreft de duur gelijk is aan het voorarrest op zijn plaats.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte lijkt tijdens een confrontatie op de parkeerplaats volstrekt los te zijn gegaan en heeft aangever, terwijl deze weerloos op de grond lag, meermalen tegen hoofd en het lichaam geschopt. Hij is vervolgens, onder medeneming van zijn jas, weggelopen en heeft aangever op een verder lege parkeerplaats achtergelaten. Het is een geluk dat getuigen 112 hebben gebeld en dat de ambulance snel ter plaatse was, anders had aangever het mogelijk niet overleefd. In het ziekenhuis aangekomen moest hij immers worden geïntubeerd omdat sprake was van zodanige zwellingen dat hij problemen had met ademhalen. Het is niet duidelijk geworden waarom verdachte zo heeft gereageerd. Zelfs indien zijn weergave van de gebeurtenissen voorafgaand aan de confrontatie zou kloppen, rechtvaardigt dat een dergelijke agressieve (re)actie niet. Mogelijk dat alcohol hierbij een rol heeft gespeeld. Wat daar verder van zij, de ernst van het feit rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur daarvan laat de rechtbank meewegen dat het slachtoffer tot op heden de gevolgen ondervindt van hetgeen hem is overkomen. Hij kan nog steeds niet volle dagen werken, is snel moe en heeft concentratieproblemen. Verder heeft hij een litteken aan de rechterzijde van zijn hoofd waar ook geen haar groeit. Ten voordele van verdachte laat de rechtbank meewegen dat verdachte geen strafblad heeft en hij ter zitting, hoewel hij vond dat hij zich slechts verdedigde en ontkende tegen het hoofd van het slachtoffer te hebben geschopt, aan het slachtoffer zijn excuses heeft aangeboden en spijt heeft betuigd.
Alles afwegende en met in achtneming van wat in soortgelijke gevallen wordt opgelegd, komt de rechtbank tot een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd. Hierbij weegt ook mee dat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, een poging doodslag bewezen acht.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag groot ten behoeve van het slachtoffer.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat, indien verdachte wordt veroordeeld, de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering, nu sprake is van eigen schuld van de benadeelde partij en in een civiele procedure daarover geoordeeld dient te worden.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer]heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 6.051,54.
De vordering is voor wat betreft de verschillende posten goed onderbouwd. Voldoende is komen vast staan dat de benadeelde partij ten gevolge van het bewezen verklaarde feit de gevorderde schade heeft geleden, met uitzondering van de opgevoerde taxikosten van zijn ouders ten bedrage van € 200, -. Deze kosten kunnen niet aangemerkt worden als rechtstreekse schade voor de benadeelde partij, zodat hij in zoverre niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Met betrekking tot de overige posten heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat sprake is van eigen schuld van het slachtoffer. Wat daar verder van zij, nu uit de bij de vordering gevoegde stukken blijkt dat thans nog geen sprake is van een medische eindtoestand, acht de rechtbank het gevorderde bedrag, inclusief het voorschot smartengeld, zonder meer toewijsbaar.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 5.851,54, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangegeven dat de inbeslaggenomen kleding en de schoenen kunnen worden teruggeven aan verdachte.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft te kennen gegeven over het beslag geen opmerkingen te hebben.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De onder verdachte inbeslaggenomen kleding en schoenen dienen te worden teruggegeven aan verdachte, nu het strafvorderlijk belang zich daar niet meer tegen verzet.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding impliciet primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding impliciet subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer]een bedrag van € 5.851,54;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat hij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 5.851,54 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 64 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
de vordering van de benadeelde partij;
gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen broek, het overhemd, de jas en het paar schoenen, merk Lacoste.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.E. Bierling, voorzitter,
mrs E.A.G.M. van Rens en M.J.J. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.A.F. Tromp,griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 november 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL1563 2012155009, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd pg. 1 t/m 112).
2 Proces-verbaal bevindingen pg. 56-57
3 Schriftelijk stuk: brief Afdeling Spoedeisende hulp locatie Leyweg betreffende [slachtoffer]
4 Proces-verbaal aanhouding pg. 27-28
5 Schriftelijk stuk "Medische bijzonderheden", pg. 36
6 Proces-verbaal aangifte, pg. 91
7 Proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 5 november 2012
8 Proces-verbaal verhoor getuige pg. 42
9 Proces-verbaal verhoor getuige pg. 48
10 Proces-verbaal verhoor getuige pg. 44
11 Proces-verbaal verhoor getuige pg. 93 en pg. 48
12 Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 30 oktober 2012 opgesteld door de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank en de griffier, getuige [getuige 1], punt 12 en getuige [getuige 2] punt 8