ECLI:NL:RBSGR:2012:BY3313

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
392224 - HA ZA 11-1220
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering van een Vereniging van Eigenaren tot ontruiming van gemeenschappelijke gedeelten en aanpassing van liftvoorzieningen

In deze zaak vorderde de Vereniging van Eigenaren (VvE) Zeehaghe Deltaplein V.V.E. ontruiming van een trap, gang en kast door de gedaagde appartementseigenaren, [A] c.s., op basis van artikel 5:108 lid 1 BW. De VvE stelde dat deze delen gemeenschappelijk zijn en dat het exclusieve gebruik door de gedaagde in strijd is met de splitsingstekening. De rechtbank oordeelde dat de splitsingstekening, die de gemeenschappelijke delen vastlegt, doorslaggevend is en dat wijziging daarvan alleen kan plaatsvinden met instemming van alle appartementseigenaren. De rechtbank wees de vorderingen van de VvE toe, omdat de gedaagde geen rechtsgrond had om het exclusieve gebruik van de gemeenschappelijke delen te claimen.

De procedure omvatte verschillende akten en tussenvonnissen, waarbij de rechtbank de argumenten van beide partijen overwoog. De gedaagde appartementseigenaren betoogden dat zij recht hadden op exclusief gebruik van bepaalde gedeelten op basis van een bouwtekening, maar de rechtbank oordeelde dat de splitsingstekening prevaleert. De rechtbank benadrukte dat de VvE niet alleen het recht heeft om de gemeenschappelijke delen te beschermen, maar ook dat de appartementseigenaren zich aan de bepalingen van de splitsingsakte moeten houden.

De rechtbank besloot dat de gedaagde binnen 21 dagen na betekening van het vonnis de ontruiming van de gemeenschappelijke delen en de aanpassing van de liftvoorzieningen moesten uitvoeren. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor het geval de gedaagde niet aan de veroordeling voldeed. De kosten van de procedure werden toegewezen aan de gedaagde, die als de in het ongelijk gestelde partij werd aangemerkt. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de VvE direct kon overgaan tot uitvoering van de veroordelingen, ongeacht een mogelijk hoger beroep.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 392224 / HA ZA 11-1220
Vonnis van 7 november 2012
in de zaak van
de vereniging van eigenaren
ZEEHAGHE DELTAPLEIN V.V.E.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat mr. G.H.A. Vlierhuis te Den Haag,
tegen
1. [A1],
wonende te [woonplaats],
2. [A2],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
advocaat mr. R.Th.R.F. Carli te Den Haag.
Partijen zullen hierna wederom de VvE en [A] c.s. (meervoud) genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 30 mei 2012 en de daarin genoemde gedingstukken;
- de akte van 20 juni 2012 van de zijde van de VvE, met productie;
- de akte depot van 3 augustus 2012 met de bouwtekening met nummer 44, neergelegd van de zijde van [A] c.s.,
- de antwoordakte van 15 augustus 2012 van de zijde van [A] c.s., met producties;
- de akte houdende uitlaten producties van 12 september 2012 van de zijde van de VvE, met producties.
1.2. Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
Het trappenhuis van de zesde naar de zevende etage
2.1. [A] c.s. hebben in hun antwoordakte betoogd dat zij het niet eens zijn met de aankondiging van de eindbeslissing van de rechtbank in r.o. 4.7. van voornoemd tussenvonnis met betrekking tot het trappenhuis. Zij voeren aan dat hen thans is gebleken dat er een bouwtekening bestaat waarin uitdrukkelijk is aangegeven dat bij de oplevering van het desbetreffende appartement ook het uitsluitend gebruik van het desbetreffende trappenhuis aan [A] c.s. wordt toegekend. Om het debat al in het kader van de onderhavige procedure te openen, hebben [A] c.s. de desbetreffende bouwtekening ter griffie van de rechtbank gedeponeerd, aldus [A] c.s..
2.2. De rechtbank begrijpt dat [A] c.s. haar hiermee verzoekt terug te komen op de bindende eindbeslissing die toewijzing van de vordering van de VvE met betrekking tot het trappenhuis inhoudt (vergelijk r.o. 4.7. van het voornoemde tussenvonnis).
De rechtbank stelt voorop dat de eisen van een goede procesorde meebrengen dat de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, bevoegd is om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, om te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen. Deze bevoegdheid komt de rechter ook toe ingeval van nieuwe inzichten als gevolg van een nieuwe lijn in de jurisprudentie (vergelijk onder meer HR 25 april 2008, NJ 2008, 553).
2.3. De onderhavige bindende eindbeslissing is gebaseerd op de juridische grondslag dat voor de vaststelling van het recht tot uitsluitend gebruik van een gedeelte van een in een splitsing betrokken registergoed bepalend is hetgeen daaromtrent is vastgelegd in de op die splitsing betrekking hebbende splitsingsstukken (vergelijk HR 28 januari 2011, LJN: BO5223). Voor elke betrokkene (en bijvoorbeeld latere derde verkrijgers) is het immers van het grootste belang dat de akte van splitsing en de daarbij behorende tekening voldoen aan de wettelijke vereisten en dat de omvang van de rechten en verplichtingen van de appartementseigenaren daaruit kan worden gekend. Feit is dat het trappenhuis volgens de bij de splitsingsakte behorende tekening deel uitmaakt van de gemeenschappelijke gedeelten en niet van het privégedeelte waarvan [A] c.s. het uitsluitend gebruik toekomt. Een bouwtekening waaruit, naar de mening van [A] c.s., volgt dat in de splitsingstekening ten onrechte bepaalde gedeelten niet als hun privégedeelte zijn ingetekend, doet aan de juridische grondslag waarop de VvE zich terecht heeft gebaseerd, niets af. Terugkomen op de onderhavige bindende eindbeslissing is alleen al om die reden niet aan de orde.
Het slot in de lift voor het traject van de zesde naar de zevende etage
2.4. In voormeld tussenvonnis zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over de vraag of de voorziening aan de lift al dan niet uitsluitend ten dienste strekt van het privégedeelte van [A] c.s. en of de lift wat betreft de voorziening al dan niet behoort tot de gemeenschappelijke zaken. Voorts zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of - indien de voorziening in de lift niet behoort tot de gemeenschappelijke zaken - dit dient te leiden tot aanpassing van de splitsingsakte en/of de tekening.
2.5. Zoals de VvE bij akte van 20 juni 2012 heeft gesteld, volgt uit de splitsingstekening dat de lift, evenals de hal op de zevende etage waar de lift op uitkomt, tot de gemeenschappelijke gedeelten behoren. Daargelaten of uit lid 3 van artikel 9 van de splitsingsakte blijkt dat de liftinstallatie tot de gemeenschappelijke installaties wordt gerekend, waaruit zou volgen dat de toevoeging in lid 2 bij artikel 9 “voorzover die installaties niet uitsluitend ten dienste van een privégedeelte strekken” niet op het bepaalde in lid 3 slaat, zoals de VvE stelt en [A] c.s. betwisten, is duidelijk dat partijen het er niet over eens zijn of de voorziening in de lift tot de gemeenschappelijke zaken behoort. Voor deze situatie is in de splitsingsakte in artikel 10 de regeling opgenomen dat bij twijfel ter zake beslist wordt door de vergadering (van eigenaars, toevoeging rechtbank). Nu de VvE bij akte van 20 juni 2012 voorts - onweersproken - heeft gesteld dat duidelijk is dat de vergadering van mening is dat zowel de voorziening (het slot) in de lift als de lift zelf gemeenschappelijk is, ligt daarmee de vordering genoemd onder 3.1. 3. van voornoemd tussenvonnis voor toewijzing gereed.
Dat geldt temeer nu partijen het erover eens zijn dat voor bestendiging van de huidige feitelijke situatie een wijziging van de splitsingstekening nodig zou zijn. De rechtbank begrijpt in dat kader dat [A] c.s. ten verwere bedoelen te betogen dat hen verbintenisrechtelijk, op grond van de koopovereenkomst en de omstandigheden zoals deze zich ten tijde van de oplevering van hun appartement hebben voorgedaan, een groter privégedeelte toekomt dan thans uit de splitsingstekening blijkt. Daarmee betogen zij impliciet dat ze - gezien de splitsingsakte en de splitsingstekening - niet geleverd hebben gekregen wat zij hebben gekocht. Dit enkele betoog kan - wat daar ook van zij - niet leiden tot afwijzing van de vordering van de VvE. Voor het door [A] c.s. beoogde resultaat (te weten een levering die aansluit op de verbintenisrechtelijke koopovereenkomst) is een wijziging van de splitsingsakte benodigd waarvoor in de wet in artikel 5:139 BW (dwingendrechtelijk) is voorgeschreven dat daarvoor - in beginsel - de medewerking van alle appartementseigenaren vereist is. Ingeval van weigering van één of meerdere appartementseigenaren hadden [A] c.s. vervolgens op de voet van artikel 5:144 BW de kantonrechter kunnen verzoeken een wijziging van de splitsingsakte te bevelen.
De ruimte naast de slaapkamer en het terras, die [A] c.s. als kast hebben ingericht
2.6. In r.o. 4.10. van voormeld tussenvonnis is overwogen dat de rechtbank uit hetgeen ter comparitie naar voren is gebracht, begrijpt dat de VvE haar vordering op dit onderdeel niet wenste te handhaven. In haar akte van 20 juni 2012 stelt de VvE echter dat zij tijdens de comparitie heeft aangegeven dat haar prioriteit niet bij de kastruimte ligt, maar dat zij nooit heeft aangegeven haar eis te wijzigen en dat zij ook op dit punt een vonnis wenst.
2.7. De rechtbank begrijpt derhalve dat de VvE haar hiermee verzoekt terug te komen op de afwijzende bindende eindbeslissing ter zake (vergelijk r.o. 4.10. van voornoemd tussenvonnis).
Daartoe is aanleiding omdat uit de akte van 20 juni 2012 van de VvE en de antwoordakte van 15 augustus 2012 van [A] c.s. volgt dat de tijdens de comparitie besproken mogelijkheid om tot overeenstemming te komen, niet tot daadwerkelijke overeenstemming heeft geleid. Immers, de appartementseigenaren zijn niet benaderd in verband met wijziging van de tekening behorend bij de splitsingsakte conform artikel 5:139 BW (vergelijk r.o. 2.5.). De VvE zelf heeft niet de bevoegdheid wijziging van de tekening door te voeren. Nu de tekening doorslaggevend is met betrekking tot de vraag hoever het exclusief gebruiksrecht van appartementseigenaren strekt (vergelijk r.o. 2.3.) en de splitsingstekening niet overeenkomt met de feitelijke situatie, berust de afwijzing van de vordering thans op een onjuiste juridische grondslag. De vordering van de VvE genoemd onder 3.1. 1., 3e streepje van voornoemd tussenvonnis gegrond op artikel 5:108 lid 1 BW en de splitsingsakte/-tekening zal worden toegewezen.
De gang naast het trappenhuis op de zevende etage
2.8. Voor de volledigheid wijst de rechtbank erop - met verwijzing naar r.o. 2.3. en 2.5. - dat de vordering genoemd onder 3.1. 1., 2e streepje van voormeld tussenvonnis zal worden toegewezen, nu ook hier de feitelijke situatie niet overeenkomt met de splitsingstekening.
Ontruiming van alle gemeenschappelijke gedeelten van het gebouw
2.9. De VvE heeft gevorderd dat [A] c.s. worden veroordeeld tot ontruiming van alle (cursivering rechtbank) gemeenschappelijke gedeelten van het gebouw welke zij zonder toestemming in gebruik hebben waaronder (cursivering rechtbank) de in het petitum nader genoemde ruimten en voorzieningen. Laatstgenoemde ruimten en voorzieningen zijn in het voornoemde tussenvonnis en het onderhavige vonnis de revue gepasseerd. De rechtbank zal dit deel van de vordering afwijzen als onvoldoende feitelijk geadstrueerd, nu de VvE niets heeft gesteld betreffende overige gemeenschappelijke ruimten die [A] c.s. als privégedeelte in gebruik zouden hebben (genomen).
Kosten van effectuering van de veroordeling
2.10. [A] c.s. betogen bij antwoordakte van 15 augustus 2012 dat de voorzieningen al waren aangebracht voordat het appartement aan [A] c.s. is geleverd, zodat de kosten voor effectuering van de onderhavige veroordelingen niet voor rekening van [A] c.s. dienen te komen.
Alhoewel [A] c.s. zulks niet aanvoeren, begrijpt de rechtbank dat zij bedoelen dat de kosten voor rekening van de VvE (en daarmee van alle appartementseigenaren) dienen te komen. In dat kader wordt vooropgesteld dat in de onderhavige procedure niet de vraag heeft voorgelegen of vanuit verbintenisrechtelijk oogpunt [A] c.s. erop mochten vertrouwen dat hen een exclusief gebruiksrecht toekomt dat groter is dan aan hen op grond van de splitsingsakte/-tekening is geleverd. Nu zij op basis van artikel 5:108 lid 1 BW als appartementseigenaren jegens de overige appartementseigenaren gehouden zijn - onder meer - de inrichting van het gebouw tot stand te brengen (en te houden) in overeenstemming met het daaromtrent in de akte van splitsing bepaalde, ziet de rechtbank geen aanleiding de kosten verband houdende met de veroordelingen die daaruit voortvloeien voor rekening van de VvE te laten komen.
Dwangsom, ontruiming en monteur
2.11. De rechtbank ziet aanleiding de gevorderde dwangsom te matigen tot € 50,- per dag en te maximeren tot € 2.500,-.
2.12. Gezien de onderhavige omstandigheden acht de rechtbank de gevorderde ontruiming door een deurwaarder, zo nodig met behulp van de sterke arm, een te vergaande maatregel.
2.13. Enkel met betrekking tot het verwijderen van het slot op de deur van het trappenhuis van de zesde naar de zevende etage en aanpassing van de lift zodanig dat andere bewoners/bezoekers door het indrukken van een knop de zevende etage kunnen bereiken, acht de rechtbank de gevorderde uitvoering door een monteur op kosten van [A] c.s. aangewezen wanneer [A] c.s. niet zelf aan de veroordeling voldoen.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.14. [A] c.s. verzoeken de rechtbank onderhavig vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Wanneer de vorderingen van de VvE in hoger beroep zouden stranden, is door de aangebrachte veranderingen ten gevolge van de veroordelingen een onomkeerbare situatie ontstaan die alleen maar kostenverhogend werkt, aldus [A] c.s.
2.15. Vooropgesteld wordt dat bij de weging van de belangen van partijen in verband met een eventuele uitvoerbaar bij voorraadverklaring een kans van slagen van een aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing dient te blijven. De rechtbank zal de gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring dan ook toewijzen.
Proceskosten
2.16. [A] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen, inclusief de kosten in verband met het voorlopig getuigenverhoor.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. veroordeelt [A] c.s. om binnen 21 dagen na betekening van het onderhavige vonnis over te gaan tot ontruiming van het trappenhuis van de zesde naar de zevende etage, van de gang naast het trappenhuis op de zevende etage en van de ruimte naast de slaapkamer en het terras, welke [A] c.s. als kast hebben ingericht,
3.2. veroordeelt [A] c.s. om binnen 21 dagen na betekening van het onderhavige vonnis het slot op de deur van het trappenhuis van de zesde naar de zevende etage te verwijderen en de lift zodanig aan te passen dat ook andere bewoners/bezoekers door het indrukken van de knop de zevende etage kunnen bereiken, met machtiging van de VvE om deze werkzaamheden te doen uitvoeren door een monteur op kosten van [A] c.s. indien na 21 dagen na betekening van het vonnis deze werkzaamheden nog niet zijn verricht,
3.3. bepaalt dat [A] c.s. voor iedere dag - een gedeelte van een dag voor een gehele gerekend - na 21 dagen na betekening van het vonnis dat zij in strijd handelen met het onder bepaalde 3.1. en 3.2. bepaalde, aan de VvE een dwangsom verbeuren van € 50,- tot een maximum van € 2.500,-,
3.4. veroordeelt [A] c.s. in de proceskosten, aan de zijde van de VvE tot op heden begroot op € 1.582,- aan salaris van de advocaat en € 672,81 aan verschotten,
3.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Brand en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.?