ECLI:NL:RBSGR:2012:BY3124
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Eritrese vreemdeling en de geloofwaardigheid van verklaringen over taalvaardigheid
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van een vreemdeling afkomstig uit Eritrea, die stelt de Eritrese nationaliteit te bezitten maar niet machtig te zijn in de Tigrinya-taal. De vreemdeling heeft zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, maar deze is door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen. De voorzieningenrechter heeft de zaak behandeld op 9 november 2012, waarbij de vreemdeling in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De vreemdeling heeft verklaard dat hij in Eritrea is opgegroeid, maar dat hij slechts beperkte kennis heeft van het Tigrinya, de voertaal in zijn woonomgeving. De staatssecretaris heeft de verklaringen van de vreemdeling betwist en stelt dat het niet geloofwaardig is dat iemand die 12 jaar in Eritrea heeft gewoond, geen Tigrinya kan spreken. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verklaringen van de vreemdeling niet geloofwaardig zijn. De voorzieningenrechter heeft daarbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling en de informatie uit verschillende ambtsberichten en rapporten die de mogelijkheid ondersteunen dat er Eritreeërs zijn die het Tigrinya niet machtig zijn.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de staatssecretaris opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 874,00. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, maar heeft wel de mogelijkheid van hoger beroep bij de Raad van State vermeld.