ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2442

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
31 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
208140 - HA ZA 03-2856
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid hoogheemraadschap bij wateroverlast in Delfland

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage, vorderde de vennootschap onder firma [A] en Zonen V.O.F. schadevergoeding van het hoogheemraadschap van Delfland wegens wateroverlast die hun tuinbouwbedrijf had getroffen in augustus en september 2001. De eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens, stelde dat het hoogheemraadschap onrechtmatig had gehandeld door onvoldoende zorg te dragen voor de afwatering van het gebied. De rechtbank onderzocht de feiten, waaronder eerdere wateroverlast in 1998 en 1999, en de daaropvolgende evaluaties en maatregelen die het hoogheemraadschap had genomen. De rechtbank concludeerde dat het hoogheemraadschap niet onrechtmatig had gehandeld, aangezien het adequaat had gereageerd op eerdere calamiteiten en maatregelen had getroffen om de waterhuishouding te verbeteren. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende had aangetoond dat het hoogheemraadschap tekortgeschoten was in haar zorgplicht. De vorderingen van [A] werden afgewezen, en de eiser werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis werd uitgesproken op 31 oktober 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 208140 / HA ZA 03-2856
Vonnis van 31 oktober 2012
in de zaak van
de vennootschap onder firma
[A] EN ZONEN V.O.F.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. P.J.L.J. Duijsens te 's-Gravenhage,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
HET HOOGHEEMRAADSCHAP VAN DELFLAND,
gevestigd te Delft,
gedaagde,
advocaat mr. P.C.M. de Graaf te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [A] en het hoogheemraadschap genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 29 september 2003, met producties;
- de akte van depot van de zijde van het hoogheemraadschap;
- de conclusie van antwoord met producties;
- het tussenvonnis van 3 december 2003;
- het proces-verbaal van comparitie van 21 januari 2004;
- de akte van [A] van 15 februari 2012;
- de akte van [A] van 28 maart 2012;
- de antwoordakte van het hoogheemraadschap, met producties.
- de ordner met depotstukken behorende bij voormelde akte van depot, overgelegd op de rol van 5 september 2012.
1.2.Ten slotte is vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.[A] is ingelande van het hoogheemraadschap. Hij exploiteert een tuinbouwbedrijf aan de [A-straat te plaats A], ingericht voor de teelt van jaarrondchrysant. In september 1998 en in 1999 heeft het bedrijf van [A] te kampen gehad met forse wateroverlast. In het beheersgebied van het hoogheemraadschap viel toen gemiddeld 110 mm neerslag in een tijdsbestek van 48 uur.
2.2.In augustus en september 2001 is sprake geweest van extreem zware regenval, welke naar statistische berekeningen minder dan éénmaal in de 125 jaar zou voorkomen. Op 5 augustus 2001 is een deel van het bedrijf van [A] onder water gelopen. Op deze datum viel er in 2 uur plaatselijk meer dan 70 mm regen. Op 19 september 2001 heeft [A] wederom schade ondervonden door onder water lopen van het bedrijf. Op die datum viel in 13 uur 106 mm regen.
2.3.In 1998 bleek dat het waterhuishoudkundig systeem niet was/is toegerust voor het afvoeren van exstremen neerslag. De bergings-, bemalings- en transportcapaciteit was te gering om wateroverlast en een sterke peilstijging bij boezemkaden te kunnen voorkomen. De bestrijding van de wateroverlast in de periode van 13 tot en met 19 september 1998 is door het hoogheemraadschap uitgebreid geëvolueerd. Deze eigen evaluatie heeft geresulteerd in een evaluatierapport, dat is overgelegd als productie 1 bij conclusie van antwoord. Naar aanleiding van de evaluatie is een calamiteitenbestrijdingsplan uitgewerkt, dat toen in concept gereed lag, voorts zijn suggesties voor verbeteringen van het waterhuishoudkundig systeem gedaan.
Daarnaast heeft het hoogheemraadschap door externe deskundigen (HKV en Oranjewoud) een onderzoek laten verrichten, dat heeft geleid tot het eindrapport van maart 1999 "Onderzoek wateroverlast September 1998", dat is overgelegd als productie 2 bij conclusie van antwoord.
In een vergadering van 6 april 1999 van het College van Dijkgraag en Hoogheemraden is naar aanleiding van deze evaluaties een aantal relevante beslissingen genomen met als uitgangspunt dat fors zal worden geïnvesteerd in een wezenlijke verbetering van de waterhuishoudkundige situatie en daaraan inherente verlaging van de kans op wateroverlast en verwachte schade (productie 3 bij conclusie van antwoord).
Naar aanleiding van het besluit in de vergadering van 6 april 1999 is het project "afvoer en bergingscapaciteit Delfland (ABC Delfland)" opgestart met als doel 'een ontwerp voor inrichting en beheer van het waterhuishoudkundig systeem van Delfland, dat het veiligheidsniveau met betrekking tot wateroverlast verhoogt tot een maatschappelijk verantwoord niveau tegen aanvaardbare (maatschappelijke) kosten'. Een interne werklijst met knelpunten is opgesteld, met voorstellen voor maatregelen en vermelding van de stand van zaken (productie 4.a en 4.b bij conclusie van antwoord), waaruit blijkt dat op de korte termijn ook voor de onderhavige polder maatregelen zijn getroffen.
Het hoogheemraadschap heeft de wateroverlast van oktober 1999 ook geëvalueerd . Deze evaluatie is neergelegd in het rapport "Wateroverlast Delfland oktober 1999" (productie 5 bij conclusie van antwoord). Hieruit blijkt dat het hoogheemraadschap naar aanleiding van de wateroverlast een zogenaamd "waarschuwingscontract" heeft gesloten met Meteoconsult en een aantal noodmaatregelen heeft getroffen.
Vervolgens is het ABC Delfland-plan gepresenteerd, waarvoor een inspraakprocedure heeft gegolden van 19 oktober tot 1 december 2000.
Ter uitvoering van het plan is vóór augustus/ september 2001 een groot aantal maatregelen getroffen, die zijn omschreven in een overzicht van "stand van zaken diverse projecten ABC Delfland" (productie 8 bij conclusie van antwoord). Tot deze maatregelen behoren onder andere het vergroten van de capaciteiten van de gemalen Westland en Vlotwatering; 40 noodpompen die direct inzetbaar zijn; het opzetten van een calamiteitenorganisatie die snel inzetbaar is en het aankopen van 35 ha grond in de Woudse polder ten behoeve van een calamiteitenberging.
2.4.Uit een evaluatierapport van het hoogheemraadschap van 27 september 2001 (productie 12 bij conclusie van antwoord) blijkt onder andere dat het hoogheemraadschap vooruitlopend op de bui van 19 september 2001 in grote mate heeft voorgemalen en dat het peil in de boezem gemiddeld 13 cm onder het normale peil stond. Voorts blijkt daaruit dat in het gebied 14 noodpompen gereed stonden, die ook zijn ingezet en dat noodbergingen zijn gevuld en andere noodmaatregelen zijn getroffen.
2.5.Een expertiserapport van Stichting Rechtsbijstand, opgesteld door L. Nederpel, schade expert agrarisch, vermeldt met betrekking tot de oorzaak van de schade op 5 augustus 2001:
"In de nacht van 4 op 5 augustus viel er, volgens opgave van verzekerde (rechtbank: [A]), ca 40 mm in een tijdsbestek van 12 uur. De sloten en de duikers onder de [A-straat] konden deze hoeveelheden niet verwerken waardoor het water uit de straatkolk het warenhuis van verzekerde inliep."
Met betrekking tot de schade vermeldt het rapport:
"Deze was nog niet bepaalbaar. Pas over 5 weken, na de oogst van de chrysanten, kan de schade staat worden opgemaakt. De schade zal bestaan uit een mindere opbrengst van de chrysanten, huur pomp en het opheffen van de eventueel ontstane structuurschade."
2.6.Bij brief van 22 oktober 2001 heeft [A] het hoogheemraadschap aansprakelijk gesteld voor zijn schade. In die brief heeft [A] schadevergoeding geclaimd wegens opbrengstverlies van het gewas en de huur van apparatuur. Op dat moment bedroeg de schade concreet NLG 2.878,73 voor de huur van een pomp. De schade aan de chrysanten was nog niet geheel bekend, aldus de brief.
3.Het geschil
3.1.[A] vordert - samengevat - veroordeling van het hoogheemraadschap tot betaling van schade die hij heeft geleden door de wateroverlast in augustus en september 2001, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2001 en € 1.542,85, aan buitengerechtelijke incassokosten, kosten rechtens.
3.2.[A] legt hieraan ten grondslag dat het hoogheemraadschap onrechtmatig heeft gehandeld doordat het onvoldoende zorg heeft gedragen voor de afwatering van het gebied waarin het bedrijf van [A] is gelegen.
3.3.Het hoogheemraadschap voert verweer.
3.4.Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.De beoordeling
4.1.Tussen partijen is niet langer in geschil dat voor oorspronkelijk eiseres (de vennootschap onder firma [A] & Zonen) dient te worden gelezen [A]. De rechtbank zal hiervan derhalve in dit vonnis vanuit gaan.
4.2.In deze procedure stelt [A] zich op het standpunt dat de wateroverlast waarmee zijn bedrijf te kampen heeft gehad is veroorzaakt door een structureel probleem in de afwatering van het gebied waarin het bedrijf is gelegen. De huidige polderberging is te klein en de afvoer naar het gemaal in de Harnaschpolder dient verbeterd te worden. Een bestaande syphon onder een inliggende boezemverbinding is te klein en vormt een knelpunt in de afwatering. Deze knelpunten zijn het hoogheemraadschap al jaren bekend - in ieder geval sinds de schade in 1999 - en zij had dan ook maatregelen moeten nemen ter opheffing hiervan. Nu zij dat heeft nagelaten heeft het hoogheemraadschap onrechtmatig gehandeld jegens [A] is zij aansprakelijk voor de door [A] ten gevolge van de wateroverlast in augustus en september 2001 geleden schade, aldus nog steeds [A].
4.3.Er is sprake van aansprakelijkheid van het hoogheemraadschap indien zij een onrechtmatige daad pleegt, die haar kan worden toegerekend. Zij is dan verplicht de schade die [A] dientengevolge lijdt, te vergoeden. De stelplicht terzake van de handelingen die een onrechtmatige daad opleveren en terzake van de hoogte van de schade en het causaal verband tussen daad en schade ligt op [A].
4.4.Allereerst geldt met betrekking tot de oorzaak van de schade dat [A] in zijn dagvaarding stelt dat op 5 augustus 2001 de rondom het bedrijf liggende sloten overliepen, het water het kascomplex binnenstroomde en zo uit de straatkolk het warenhuis in liep. [A] heeft dit onderbouwd met een schaderapport waarin met betrekking tot de oorzaak van de schade slechts is vermeld dat het water uit de straatkolk overliep. De rechtbank zal alleen van deze schadeoorzaak uitgaan. Voor zover sprake is geweest van overstroming van de straatkolk, is sprake geweest van gebrekkige riolering, waarvoor het hoogheemraadschap niet aansprakelijk kan worden gesteld, nu riolering een taak van de gemeenten is. Indien de schade door de gebrekkige riolering is veroorzaakt is zij niet toe te rekenen aan het hoogheemraadschap en dient het gevorderde reeds daarom te worden afgewezen.
4.5.Voor zover de oorzaak niettegenstaande hetgeen hiervoor is overwogen aan het hoogheemraadschap is toe te rekenen geldt dat [A] zich in de akte van 28 maart 2012 op het standpunt stelt dat het hoogheemraadschap al in 1999 wist dat het gebied waarin zijn bedrijf is gelegen een probleemgebied was en desalniettemin gedurende drie jaren heeft nagelaten maatregelen te nemen om herhaling van de schade te voorkomen. Het gaat hier derhalve om een (algemeen) verwijt dat het hoogheemraadschap heeft nagelaten structurele maatregelen te treffen (waarvan ook het bedrijf van [A] had kunnen profiteren) en in de kern betreft het de vraag in hoeverre de verplichtingen zich uitstrekken tot die, welke op het hoogheemraadschap rusten op grond van haar waterbeheerstaak.
4.6.Het antwoord op die vraag hangt mede af van de financiële en andere middelen die het hoogheemraadschap ter beschikking staan. Op het hoogheemraadschap rust geen verplichting om een absolute waarborg tegen wateroverlast aan de ingelanden aan te bieden en aan het hoogheemraadschap kan aangaande de inzet van de haar ter beschikking staande middelen een zekere beleidsvrijheid niet worden ontzegd. Gelet op hetgeen hiervoor in 2.3 is vastgesteld is de rechtbank van oordeel dat het hoogheemraadschap na de calamiteit van 1998 op voortvarende en zorgvuldige wijze heeft gehandeld door haar beleid aan te passen, de implementatie van het aangepaste beleid ter hand te nemen en door over te gaan tot de uitvoering van specifieke maatregelen op korte termijn. Dat de implementatie van al deze maatregelen in augustus 2001 nog niet was voltooid, is niet onrechtmatig, nu bedacht moet worden dat het gaat om omvangrijke programma's van maatregelen, waarvan een aantal een grote investering vergt, dat ingrepen in het waterhuishoudkundig systeem in onderlinge samenhang dienen te worden genomen en dat ook bij de inzet van de ambtelijke capaciteit prioriteit moet worden gesteld. Terzake van het optreden van het hoogheemraadschap op 5 augustus en 19 september 2001 heeft het hoogheemraadschap onder verwijzing naar evaluatierapporten uiteengezet hoe met de inzet van noodmateriaal en bergingen is omgegaan. Onder andere blijkt daaruit dat vanwege de neerslagverwachting door het hoogheemraadschap vooruitlopend op de bui in grote mate is voorgemalen, dat op 19 september reeds om 11.30 14 noodpompen draaiden en dat in de loop van de dag en de dagen erna zowel voor de boezem als voor de polderbemaling in totaal 90 extra pompen zijn ingezet. Voorts blijkt daaruit dat alle noodbergingen zijn geopend en dat om de grote hoeveelheid overtollig water uit het gebied van Delfland te krijgen, na de bui een aantal dagen is doorgemalen waarbij in de polders ook extra noodpompen zijn geplaatst een en ander met het doel de schade te beperken door de inundatietijd zo kort mogelijk te houden. Bij de inzet van de noodpompen is voorrang gegeven aan de polders waarvoor een maalstop heeft gegolden, teneinde het effect van de maalstop te compenseren. Naar het oordeel van de rechtbank zijn op deze punten door het hoogheemraadschap niet zodanige verkeerde keuzes gemaakt dat ten opzichte van [A] onrechtmatig is gehandeld.
4.7.Met betrekking tot de stelling van [A] dat de afvoer naar het gemaal in de Harnaschpolder verbeterd moet worden en de syphon te klein is heeft [A], gelet op de gemotiveerde betwisting door het hoogheemraadschap en in het licht van het voorafgaande, onvoldoende onderbouwd dat het hoogheemraadschap onrechtmatig is tekortgeschoten. Nu de capaciteit van de syphon door [A] als bijzonder belangrijk punt naar voren wordt geschoven had van hem mogen worden verwacht dat hij nader zou hebben onderbouwd waarom die syphon zodanig cruciaal was dat van het hoogheemraadschap verwacht mocht worden dat het dit knelpunt met terzijdestelling van de overige knelpunten zou hebben opgelost. Dit heeft hij echter nagelaten. Dat het hoogheemraadschap poldersloten onvoldoende heeft geschoond en in het gebied waarin zijn bedrijf ligt geen noodpomp heeft geplaatst is evenmin voldoende om te constateren dat het hoogheemraadschap jegens [A] onrechtmatig is tekortgeschoten. Dat rond 2006 een vaste noodpompinstallatie is geplaatst op het perceel van de buurman van [A] en er sindsdien geen problemen zijn geweest met betrekking tot wateroverlast leidt niet tot een ander oordeel, ook niet indien [A] vanaf 1998 aan het hoogheemraadschap zou hebben verzocht een dergelijke pomp te plaatsen. Het is aan het hoogheemraadschap om bij de inzet van middelen prioriteiten te stellen. Dat de pomp eerder had kunnen geplaatst is onvoldoende om te concluderen dat het hoogheemraadschap daardoor onrechtmatig heeft gehandeld. Aan bewijslevering komt de rechtbank niet toe.
4.8.Dit laat geen andere slotsom toe dan dat de vorderingen van [A] moeten worden afgewezen. [A] dient als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure te worden verwezen.
5.De beslissing
De rechtbank
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [A] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van het hoogheemraadschap begroot op € 205,-- verschotten en € 1.130,-- (2,5 punt x tarief II) voor salaris advocaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.M. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2012.