ECLI:NL:RBSGR:2012:BY1819

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
426457 / HA RK 12-511 Wrakingnummer 12-511
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de voorzieningenrechter in een civiele zaak

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaten mr. A.J.G. Jukema en mr. I.D. Bellaart, een verzoek tot wraking ingediend tegen de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage. Dit verzoek volgde op een eerdere beslissing van een andere rechter die op 6 september 2012 een voorlopige voorziening had getroffen in een civiele procedure. De wrakingskamer heeft op 1 oktober 2012 de behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting gehad, waarbij verzoekster haar standpunt heeft toegelicht. De rechter, mr. I.D. Bellaart, was niet aanwezig op de zitting.

Verzoekster stelde dat de rechter vooringenomen was, omdat deze via een telefonische mededeling had aangegeven dat het Nederlands recht zou worden toegepast, terwijl volgens verzoekster het Oostenrijks recht van toepassing was. Verzoekster meende dat deze mededeling, gedaan door een gerechtssecretaris, de vrees voor vooringenomenheid rechtvaardigde. De rechter heeft echter betoogd dat er nog geen beslissing was genomen over het toepasselijke recht en dat de mededeling bedoeld was om een goede hoor en wederhoor te faciliteren.

De wrakingskamer heeft uiteindelijk geoordeeld dat verzoekster geen belang meer had bij een oordeel over de gegrondheid van het wrakingsverzoek, aangezien een andere rechter al had beslist over de voorlopige voorziening. De wrakingskamer verklaarde het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk, omdat de beslissing om de zaak door een andere rechter te laten behandelen niet aan de wrakingskamer was voorgelegd. De beslissing is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2012.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2012/57
rekestnummer: 426457 / HA RK 12-511
zaaksnr: 424383 / FA RK 12-5723
datum beschikking: 1 oktober 2012
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats]
verzoekster,
advocaat: mr. A.J.G. Jukema,
strekkende tot wraking van:
mr. I.D. Bellaart,
rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage,
hierna te noemen: de rechter.
Belanghebbende:
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
gemachtigde: mr. P.W.J.C van Peer.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop.
Op 30 juli 2012 heeft de belanghebbende de rechtbank verzocht om bij voorlopige voorziening verzoekster te veroordelen om bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van belanghebbende. De behandeling van het verzoek ter zitting was gepland op 23 augustus 2012.
Op 20 augustus 2012 heeft een gerechtssecretaris met de gemachtigde van verzoekster gebeld en een mededeling gedaan over het toepasselijk recht.
Bij faxbrief van 22 augustus 2012 heeft verzoekster de rechter gewraakt. Bij brief van 27 augustus 2012 heeft de rechter kenbaar gemaakt niet in de wraking te berusten en de wrakingskamer in kennis gesteld van haar standpunt ter zake.
Het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is inmiddels door een andere rechter en een andere secretaris behandeld waarna op 6 september 2012 op dit verzoek is beschikt.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 17 september 2012 is ter openbare terechtzitting van deze wrakingskamer het wrakingsverzoek behandeld. Verzoekster is daar vertegenwoordigd door haar gemachtigde, die het wrakingsverzoek heeft toegelicht. De rechter is - zoals vooraf bericht - niet verschenen.
3. Het standpunt van verzoekster
Verzoekster heeft gesteld dat de rechter vooringenomen is geweest, althans niet onpartijdig, althans dat de vrees voor vooringenomenheid gerechtvaardigd was, nu de rechter op voorhand via een telefonische mededeling van de gerechtssecretaris - nog voor de behandeling van de zaak ter zitting, en zonder toepassing van het beginsel van hoor en wederhoor - heeft meegedeeld dat de rechter, overeenkomstig het beleid van de rechtbank, bij het beoordelen van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening het Nederlands recht zal toepassen. Dit, terwijl volgens partijen Oostenrijks recht van toepassing is en het toepasselijke recht van wezenlijk invloed is op de uitkomst van de procedure.
Verzoekster heeft belang bij dit wrakingsverzoek, ondanks het feit dat een andere rechter al uitspraak heeft gedaan in deze zaak, omdat de rechter intern beleid toepast in plaats van recht. Voorts is artikel 37 lid 5 Rv met voeten getreden. Dit artikel schrijft voor dat de behandeling aanstonds na een verzoek tot wraking wordt geschorst en maakt geen onderscheid naar al dan niet spoedeisende zaken. Daar komt bij dat bij een voorlopige voorziening in het familierecht geen spoedeisend belang vereist is.
4. Het standpunt van de rechter
De rechter heeft zich allereerst op het standpunt gesteld dat verzoekster geen belang heeft bij een beslissing op het onderhavige wrakingsverzoek, nu een andere rechter de behandeling van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening heeft overgenomen.
Subsidiair heeft de rechter aangevoerd dat het onjuist is dat zij de toepasselijkheid van het Oostenrijks recht heeft uitgesloten. De secretaris heeft aan de gemachtigde van verzoekster en aan de gemachtigde van de belanghebbende slechts een voorshands oordeel van de rechtbank over het toepasselijke recht (Nederlands recht) meegedeeld en gezegd dat partijen ter zitting de gelegenheid zouden krijgen om hun standpunt terzake nader toe te lichten. De rechter had dan ook nog geen beslissing over het toepasselijke recht genomen.
De telefonische mededeling betekent niet dat de rechter vooringenomen was, of niet onpartijdig, of dat de gerechtvaardigde vrees daarvoor bestond. De telefonische inlichting aan partijen was juist bedoeld om een goede hoor en wederhoor ter zitting te faciliteren, aangezien partijen ervan uitgingen dat de rechter Oostenrijks recht zou toepassen.
Bovendien had de rechter ten tijde van de telefonische mededeling door de secretaris nog geen kennis genomen van de inhoud van het relevante Oostenrijks recht en wist zij nog niet wat de consequenties zouden zijn van toepassing van het Oostenrijkse recht.
5. De beoordeling
Vast staat dat de rechtbank inmiddels op het verzoek tot een treffen van een voorlopige voorziening heeft beslist. Gelet hierop is de wrakingskamer van oordeel dat verzoekster geen belang meer heeft bij een oordeel op de al dan niet gegrondheid van het wrakingsverzoek. Hetgeen verzoekster in dit verband nog heeft aangevoerd, maakt dat niet anders.
De beslissing om de zaak door een andere rechter te laten beslissen ligt, wat er verder ook van zij, niet aan de wrakingskamer voor.
Het wrakingsverzoek zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
6. De beslissing.
De wrakingskamer:
- verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
- verzoekster via haar advocaat mr. Jukema;
- belanghebbende via zijn advocaat, mr. Van Peer;
- de rechter, mr. Bellaart.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.A.G.M. van Rens, mr. J.G.J. Brink en mr. T.F. Hesselink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Snoeijer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2012.