ECLI:NL:RBSGR:2012:BY1641

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
399273 - HA ZA 11-2138
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheidsincident in reconventie en misbruik van recht in internationale bouwarbitrage

In deze zaak, die voor de Rechtbank 's-Gravenhage is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident in reconventie tussen de vennootschappen Güris Insaat ve Mühendislik A.S. en Bursa Büyüksehir Belediyesi. Güris vordert vernietiging van eerdere arbitraal vonnissen in een internationale bouwarbitrage, terwijl Bursa zich beroept op de bevoegdheid van de rechtbank om vorderingen in reconventie te behandelen. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse processtukken en eerdere uitspraken die relevant zijn voor de beoordeling van de bevoegdheid. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van misbruik van recht door Bursa, aangezien zij exact dezelfde vorderingen opnieuw instelt zonder nieuwe feiten of rechtsgronden aan te voeren. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen in reconventie kennis te nemen, en legt de proceskosten op aan Bursa. De procedure in conventie wordt doorverwezen naar een volgende rolzitting voor conclusie van repliek door Güris. De rechtbank benadrukt het belang van het voeren van procedures in de Nederlandse taal en wijst op de noodzaak van beëdigde vertalingen van processtukken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
Vonnis van 10 oktober 2012 in het bevoegdheidsincident en in de hoofdzaak
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 399273 / HA ZA 11-2138 van:
1. de vennootschap naar Turks recht GÜRIS INSAAT VE MÜHENDISLIK A.S.,
gevestigd te Ankara, Turkije,
voor zichzelf en mede handelend namens de hierna te noemen partijen
2. de vennootschap naar Duits recht SIEMENS AKTIENGESELLSCHAFT,
gevestigd te Berlijn, Duitsland,
3. de vennootschap naar Turks recht SIEMENS SANYI VE TICARET A.S.,
gevestigd te Instanbul, Turkije,
4. de vennootschap naar Turks recht TUVASAS TURKIYE VAGON SANAYI A.S.,
gevestigd te Sakarya, Turkije,
eiseressen in conventie in de hoofdzaak,
verweersters in reconventie in de hoofdzaak,
eiseressen in het bevoegdheidsincident in reconventie,
advocaat: mr. D. Knottenbelt,
tegen
de rechtspersoon naar Turks recht BURSA BÜYÜKSEHIR BELEDIYESI,
zetelend te Bursa,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiseres in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het bevoegdheidsincident in reconventie,
advocaat: mr. L.Ph.J. baron van Utenhove.
Partijen zullen hierna Güris (enkelvoud) en Bursa genoemd worden.
De procedure
1.1De rechtbank heeft bij het wijzen van dit vonnis kennis genomen van en rekening gehouden met de navolgende processtukken, waaruit ook het procesverloop blijkt:
- de dagvaarding van 18 april 2011 tegen de eerste rolzitting van 20 juli 2011;
- de akte van 20 juli 2011 met producties 1 t/m 3 en 5 t/m 7 van Güris;
- de incidentele conclusie tot voeging van Bursa van 31 augustus 2011;
- de conclusie van antwoord in het incident tot voeging van Güris van 14 september 2011;
- het vonnis van 26 oktober 2011 in het voegingsincident;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van 18 januari 2012;
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid in reconventie van 29 februari 2012, met producties 1 en 2 van Güris;
- de conclusie van antwoord in het incident tot onbevoegdheid van 11 april 2012;
- de rolbeslissing van de rechtbank van 9 mei 2012;
- de conclusie van repliek in het bevoegdheidsincident in reconventie van 6 juni 2012;
- de conclusie van dupliek in het bevoegdheidsincident van 1 augustus 2012.
1.2Vonnis in het bevoegdheidsincident in reconventie is nader bepaald op vandaag.
De beoordeling in het bevoegdheidsincident in reconventie
2.1Voor een goed begrip van de geschillen stelt de rechtbank voorop dat Güris in de hoofdzaak in conventie op grond van art. 1064 Rv vernietiging vordert van het tussen Güris en Bursa op 25 oktober 2010 te 's-Gravenhage gewezen arbitraal deelvonnis en van het daarna op 16 februari 2011 gewezen arbitraal eindvonnis in een internationale bouwarbitrage, waarin de arbiters zich kort gezegd eerst onbevoegd hebben verklaard en daarna over de arbitragekosten hebben beslist. Die tweede internationale bouwarbitrage over hetzelfde onderwerp was gestart door Güris, nadat de Hoge Raad bij arrest van 5 december 2008 (zie daartoe LJN BF3799 en NJ 2009, 6) kort gezegd de eerdere beslissingen van deze rechtbank en het gerechtshof tot vernietiging van het eerste, voor Güris ongunstige arbitrale eindvonnis van 23 februari 2002 in de internationale bouwarbitrage tussen partijen over hetzelfde onderwerp wegens schending van art. 1057 leden 2 en 3 Rv in stand had gelaten.
2.2In de hoofdzaak in reconventie heeft Bursa gevorderd, met nevenvorderingen, dat de rechtbank (kort gezegd) voor recht verklaart dat Bursa aan Güris niets meer verschuldigd is uit de onderliggende overeenkomst tussen partijen van 31 januari 1997 en in het bijzonder niet voor enige herberekening van de projectprijs wegens valutaschommelingen tussen de Duitse Mark, de Amerikaanse Dollar en de Turkse Lira tijdens het uitgelopen bouwproject van de metrolijn te Bursa, Turkije. Dit was in de hiervoor bedoelde eerste internationale bouwarbitrage ook al beslist voordat rechtbank, hof en Hoge Raad het arbitrale eindvonnis vernietigden wegens de vormfouten van art. 1057 leden 2 en 3 Rv. Bursa stelt dat de rechtbank bevoegd is van deze vordering in reconventie kennis te nemen. Zij beroept zich daartoe op art. 7 lid 2 Rv, en betoogt dat er tussen de vorderingen van Güris in conventie en de vorderingen van Bursa in reconventie voldoende samenhang bestaat, zodat de tenzij clausule in art. 7 lid 2 Rv geen toepassing behoort te vinden.
2.3Exact dezelfde vorderingen met dezelfde onderbouwing had Bursa echter ook al tegen Güris ingesteld in de procedure bij deze rechtbank met nummer 350290 / HA ZA 09-3564. Daarin heeft de rechtbank bij eindvonnis van 26 oktober 2011 beslist dat zij onbevoegd is om van die vorderingen van Bursa tegen Güris kennis te nemen, kort gezegd omdat ten eerste art. 1067 Rv geen internationale bevoegdheid schept, omdat ten tweede in art. 97 van de overeenkomst tussen partijen geen sprake is van een forumkeuze voor de rechtbank 's-Gravenhage zoals bedoeld in art. 8 Rv of (indien en voor zover Siemens AG te Duitsland valt aan te merken als procespartij) art. 23 EEX-Verordening, en ten derde omdat er geen sprake is van een onmogelijkheid om over deze vorderingen van Bursa te procederen voor de bevoegde rechter te Turkije (of eventueel Duitsland) zoals bedoeld in art. 9 Rv, dit indien de arbiters in de tweede bouwarbitrage op grond van art. 1067 Rv niet bevoegd zouden zijn om kennis te nemen van de herhaalde vorderingen van Güris na de vernietiging van het arbitraal eindvonnis in de eerste bouwarbitrage. Wegens de inhoud van dat eindvonnis van 26 oktober 2011 in die procedure heeft de rechtbank in deze procedure bij incidenteel vonnis van 26 oktober 2011 de door Bursa gevorderde voeging van deze procedure met de procedure met nummer 350290 / HA ZA 09-3564 afgewezen.
2.4Gelet hierop heeft Güris in deze procedure een bevoegdheidsincident in reconventie opgeworpen, waarbij zij vordert dat de rechtbank zich onbevoegd zal verklaren om van de vorderingen van Bursa in reconventie kennis te nemen. Güris betoogt daartoe onder meer dat er sprake is van misbruik van recht door Bursa, omdat Bursa in deze procedure opnieuw exact dezelfde vorderingen instelt als in de procedure met nummer 350290 / HA ZA 09-3564, ten aanzien van welke vorderingen de rechtbank zich in die procedure bij eindvonnis van 26 oktober 2011 al onbevoegd heeft verklaard.
2.5Het beroep van Güris op misbruik van recht door Bursa slaagt. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet de bedoeling van de wetgever zijn dat art. 7 lid 2 Rv de mogelijkheid biedt om - zonder dat nieuwe feiten of nieuwe rechtsgronden zijn gesteld of gebleken - bevoegdheid te scheppen voor exact dezelfde vorderingen ten aanzien waarvan de rechtbank in een eerdere procedure tussen dezelfde partijen al eerder heeft beslist dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van diezelfde vorderingen.
2.6Reeds daarom zal de rechtbank zich (opnieuw) onbevoegd verklaren om van (ditmaal) de vorderingen in reconventie kennis te nemen, met veroordeling van Bursa in de proceskosten van het incident als de in het ongelijk gestelde partij. Bij deze stand van zaken kan en zal de rechtbank het debat van de advocaten van partijen over de wetsgeschiedenis, de ratio en de exacte inhoud van het begrip "onvoldoende samenhang" van art. 7 lid 2 Rv buiten beoordeling laten.
De voortgang van de hoofdzaak in conventie
3.1Deze procedure is naar het oordeel van de rechtbank - evenals tot dusver alle overige bij deze rechtbank al tussen deze partijen gevoerde procedures over de vernietiging van andere arbitrale vonnissen in andere internationale bouwarbitrages over andere geschillen over hetzelfde bouwproject van een metrolijn te Bursa, Turkije - niet geschikt voor een comparitie na antwoord zoals bedoeld in art. 131 Rv. De rechtbank zal de procedure in conventie daarom verwijzen naar de rol van 21 november 2012 voor conclusie van repliek in conventie door Güris. De advocaat van Güris moet daarbij alsnog of opnieuw zijn productie 4 produceren, die om welke redenen dan ook ontbreekt in het griffiedossier.
3.2Voort zal de rechtbank deze procedure nu ambtshalve voegen met de procedure met nummer 405624 / HA ZA 11-2584 wegens de evidente samenhang tussen beide procedures van deze partijen, opdat beide samenhangende procedures tegelijkertijd zullen worden behandeld en beslist. Tezijnertijd zullen beide advocaten ook in deze procedure zich kunnen uitlaten zoals bedoeld in art. 2.11 van het landelijk procesreglement: kort gezegd vonnis of pleidooi in beide procedures tegelijkertijd.
3.3Voorts wijst de rechtbank voor de goede orde op het volgende, evenals de rechtbank dat bij schriftelijke rolbeslissing van vandaag in de ambtshalve gevoegde procedure met nummer 405624 / HA ZA 11-2584 heeft gedaan.
3.4Het behoeft geen betoog dat de rechtbank 's-Gravenhage inhoudelijk geen kennis kan nemen van in de Turkse taal gestelde producties, zoals de producties 1, 3 en 5 van Bursa in deze procedure.
3.5Voorts herinnert de rechtbank voor de goede orde beide partijen aan hetgeen de rechtbank eerder heeft overwogen in rov. 4.2 van haar eindvonnis van 1 april 2009 in de procedure met nummer 285789 / HA ZA 07-1235 tussen deze procespartijen over de vernietiging van een ander arbitraal vonnis: Voorts dienen procedures voor de Nederlandse rechter volgens een ongeschreven hoofdregel in het Nederlands als rechtstaal te worden gevoerd. Dit geldt eveneens voor door partijen ingediende processtukken. In deze procedure is tussen partijen onder meer in geschil de wijze waarop delen van het in de Turkse taal gestelde arbitrale vonnis geïnterpreteerd moeten worden. De door Bursa overgelegde Engelse vertaling van zowel het arbitrale vonnis als enkele tijdens de arbitrale procedure overgelegde stukken betreft - zoals Bursa zelf heeft aangegeven - telkens een niet-beëdigde en overigens niet altijd even heldere of juiste vertaling. Voorts is de door Bursa geproduceerde Engelse vertaling van het arbitrale vonnis incompleet, nu daarbij de vertaling van de aan het arbitrale vonnis gehechte tabellen ontbreekt. Daar waar partijen van mening verschillen over de betekenis of de uitleg van de in de Turkse of Engelse versie van het arbitrale vonnis gebezigde termen kan de rechtbank dit, bij gebreke van een beëdigde en volledige Nederlandse vertaling, niet toetsen. Dit dient, gelet op het voorgaande, voor rekening en risico van eiseres Bursa te komen.
3.6De rechtbank laat het verder aan partijen over of zij Engelse dan wel Nederlandse vertalingen van in de Turkse taal gestelde producties produceren. Nederlandse vertalingen hebben uiteraard de voorkeur van de rechtbank en kunnen onnodige misverstanden voorkomen.
De beslissingen
De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van de vorderingen in reconventie van Bursa;
- veroordeelt Bursa in de proceskosten van het bevoegdheidsincident, tot heden aan de zijde van Güris begroot op € 904,- aan forfaitair salaris advocaat;
- verwijst de procedure in conventie naar de rolzitting van woensdag 21 november 2012 voor conclusie van repliek door Güris, met inachtneming van de slotzin van rov. 3.1 en van de rovv. 3.4 t/m 3.6;
- voegt deze procedure met de procedure met nummer 405624 / HA ZA 11-2584;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op woensdag 10 oktober 2012.