vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer / rolnummer: 415042 / HA ZA 12-351
Vonnis in incident van 10 oktober 2012
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/CENTRALE ADMINISTRATIE,
kantoorhoudende te Apeldoorn,
eiser in verzet in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. H.M. ten Haaft te Amsterdam,
de besloten vennootschap
HOMMERSON'S SPORTLAND 2000 B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
gedaagde in verzet in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Partijen zullen hierna "de Ontvanger" en "Sportland" genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 september 2010, met drie producties van Sportland;
- het verstekvonnis van deze rechtbank van 17 november 2010 met nummer 377178 / HA ZA 10-3572;
- de verzetdagvaarding van 5 maart 2012;
- de akte overlegging producties, met twaalf producties van de Ontvanger;
- de incidentele conclusie tot niet-ontvankelijkheid, met negentien producties;
- de conclusie van antwoord in het incident tot niet-ontvankelijkheid;
- de rolbeslissing van de rechtbank van 6 juni 2012;
- de conclusie van repliek in het incident tot niet-ontvankelijkheid, met vier producties;
- de conclusie van dupliek in het incident tot niet-ontvankelijkheid.
1.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald in het incident.
2.De beoordeling in het incident
2.1.Sportland vordert, vóór alle weren, dat de rechtbank de Ontvanger niet ontvankelijk verklaart in zijn verzet tegen het verstekvonnis, althans de vordering afwijst, met veroordeling van de Ontvanger in de kosten van dit geding. Sportland stelt daartoe, zakelijk weergegeven, dat het verzet niet tijdig is ingesteld. Haar deurwaarder heeft het verstekvonnis op 15 april 2011 aan de Ontvanger in persoon betekend op het door de Ontvanger in haar dwangbevelen opgegeven adres te Apeldoorn. De Ontvanger is bij verzetdagvaarding van 5 maart 2012 in verzet gekomen, terwijl de verzettermijn uiterlijk op 13 mei 2011 is geëindigd. Voorts stelt Sportland dat de Ontvanger overigens ook eind 2011 en dus meer dan vier weken voorafgaande aan het uitbrengen van de verzetdagvaarding een zogenaamde daad van bekendheid met het verstekvonnis heeft gepleegd, op grond waarvan de verzettermijn is verstreken.
2.2.De Ontvanger concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering. Hij stelt daartoe, kort weergegeven, dat hij pas op 6 februari 2012 bekend is geworden met het verstekvonnis en dat het verzet derhalve tijdig is ingesteld. De Ontvanger stelt verder niet bekend te zijn met de inleidende dagvaarding die aan het verstekvonnis ten grondslag ligt. De Ontvanger betwist dat de betekening van het verstekvonnis op 15 april 2011 te Apeldoorn kan gelden als een betekening aan de Ontvanger in persoon, en betwist voorts dat er sprake is van enige voor de aanvang van de verzettermijn relevante daad van bekendheid.
2.3.De rechtbank stelt voorop dat zij evenals partijen dit niet in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geregelde "incident tot niet-ontvankelijkheid" ter rolzitting van 11 april 2012 heeft beschouwd als een incident waarop ingevolge art. 209 Rv om redenen van een doelmatige procesvoering en gelet op alle overige relevante omstandigheden van dit geval (zie Hoge Raad 2 maart 2012, LJN BU 8176 en Hoge Raad 13 juli 2012, LJN BW4008) vooraf behoort te worden beslist. Het betreft hier immers een vooral procesrechtelijk geschilpunt waarop voorafgaand aan de behandeling van de hoofdzaak kan en moet worden beslist en niet een vooral materieelrechtelijk geschilpunt.
2.4.In artikel 143 lid 2 Rv is bepaald dat het verzet moet worden gedaan binnen vier weken na betekening van het vonnis of enige uit kracht daarvan opgemaakte of ter uitvoering daarvan strekkende akte aan de veroordeelde in persoon, of na het plegen door deze van enige daad waaruit noodzakelijk voortvloeit dat het vonnis of de aangevangen tenuitvoerlegging aan hem bekend is.
2.5.Niet in geschil is dat op 15 april 2011 een rechtsgeldige betekening heeft plaatsgevonden van het verstekvonnis op het daartoe door de Ontvanger voorgeschreven adres te Apeldoorn. Ter discussie staat of met deze betekening, waarbij het exploot door de deurwaarder van Sportland is uitgereikt aan een receptioniste die aldaar als uitzendkracht werkzaam was en die bevoegd was om gerechtelijke stukken in ontvangst te nemen, geldt als een betekening in persoon die de verzettermijn heeft doen aanvangen.
2.6.Vooropgesteld wordt dat betekening in persoon in dit verband strikt moet worden opgevat, aangezien het gaat om een betekening op grond waarvan de veroordeelde (zelf) geacht moet worden bekend te zijn met het verstekvonnis, althans voldoende in de gelegenheid te zijn gesteld om van het bestaan en de essentiële inhoud van dit vonnis kennis te nemen, zodat hij vanaf dat moment kan beslissen of hij wel of niet in verzet zal gaan.
2.7.Aan de standpunten van partijen over het (naar analogie) toepassen van voor rechtspersonen geldende betekeningsvoorschriften wordt voorbijgegaan, aangezien de Ontvanger geen rechtspersoon is, maar de bij ministeriële regeling als zodanig aangewezen functionaris (cursivering rechtbank; zie artikel 2 aanhef en onder i Invorderingswet 1990). Deze aanwijzing is vervat in artikel 5 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003.
2.8.Nu het verstekvonnis niet is betekend aan de/een als Ontvanger aangewezen persoon, is geen sprake van betekening in persoon. Dat betekent dat de verzettermijn aanvangt door een daad van bekendheid van de Ontvanger.
2.9.Niet in geschil is dat de Ontvanger het verstekvonnis op 6 februari 2012 daadwerkelijk heeft ontvangen. Anders dan Sportland heeft betoogd, volgt niet uit de geproduceerde correspondentie tussen partijen dat de Ontvanger al op 28 november 2011 en/of 30 december 2011 bekend was met het verstekvonnis. Uit de inhoud van de geproduceerde correspondentie van eind 2011 en begin 2012 blijkt zonder nadere toelichting - die ontbreekt - geen onmiskenbare daad van bekendheid van de Ontvanger waaruit noodzakelijkerwijs voortvloeit dat de Ontvanger toen zodanig bekend was met de essentiële elementen van het verstekvonnis van deze rechtbank van 17 november 2010, dat hij toen redelijkerwijs geacht moest worden in staat te zijn tijdig verzet in te stellen tegen dat verstekvonnis. Uit die correspondentie blijkt juist het tegendeel.
2.10Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de Ontvanger door het uitbrengen van de verzetdagvaarding op 5 maart 2012 tijdig verzet heeft ingesteld. De Ontvanger moet dus in zijn verzet worden ontvangen. Het voorgaande leidt ertoe dat de incidentele vordering moet worden afgewezen.
2.11.Sportland zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het incident worden veroordeeld, zoals verzocht uitvoerbaar bij voorraad.
3.De beoordeling in de hoofdzaak
Bepaling van een comparitie van partijen
3.1De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van het griffiedossier en zal een comparitie van partijen bevelen. De doelen van die zitting zijn het verkrijgen van nadere feitelijke en juridische inlichtingen, het onderzoeken van de mogelijkheden tot een schikking of een verwijzing naar een mediator, het eventueel geven van voorlopige oordelen over de geschilpunten en/of over de bewijslastverdeling en/of het bepalen van het verdere verloop van de procedure.
Instructies voor en informatie over de comparitie van partijen
3.2Mogelijkerwijs ontvangen de advocaten over enige tijd van de rechtbank een zogenaamd instructieformulier. Daarin kan de comparitierechter een agenda van de ter zitting te bespreken onderwerpen aankondigen en/of aan de advocaten nadere instructies geven, waaronder het produceren van bepaalde bewijsstukken en overige bescheiden, schriftelijke getuigenverklaringen of een reactie op bepaalde stellingen/verweren. Daarnaast kunnen en moeten de advocaten zo nodig zelf relevante extra informatie voorafgaand aan de zitting produceren, met een korte toelichting op de relevantie daarvan.
3.3De advocaten moeten deze extra processtukken uiterlijk twee weken voor de comparitiedatum hebben ingezonden per brief aan het CNA-bureau, briefadres Paleis van Justitie, CNA-bureau kamer P2-1415, Postbus 20302, 2500 EH 's-Gravenhage, met vermelding van de naam van de comparitierechter en de datum en het tijdstip van de zitting, en met gelijktijdige kopie aan de advocaat/advocaten van de wederpartij(en).
3.4Voor de comparitiezitting is in beginsel anderhalf uur gereserveerd. Partijen en hun advocaten doen er goed aan rekening te houden met enige uitloop.
3.5Tijdens de comparitie zal de rechter feitelijke vragen stellen aan partijen zelf, onder meer over de voorgeschiedenis van de geschilpunten. Deze vragen kunnen het beste worden beantwoord door degenen die bij die voorgeschiedenis en overige feiten betrokken waren. Partijen doen er daarom verstandig aan om deze betrokkenen mee te nemen naar de zitting. Een partij kan ook een eigen deskundige meenemen naar de comparitie. De rechtbank verzoekt de desbetreffende advocaat om een en ander zo spoedig mogelijk schriftelijk aan het CNA-bureau van de rechtbank en aan de advocaat/advocaten van de wederpartij(en) te laten weten. De kosten die gemaakt moeten worden om deze betrokkenen of deskundigen op de comparitie aanwezig te laten zijn, komen en blijven voor rekening van de partij die hen meeneemt ter zitting.
3.6De advocaten krijgen ter comparitie de gelegenheid om mondeling een bondige toelichting en/of reactie te geven op de juridische geschilpunten. Zij kunnen geen pleitnotities voordragen, tenzij de rechter dit ruim tevoren heeft toegestaan. De advocaten kunnen daartoe uiterlijk binnen twee weken na de datumbepaling een gemotiveerd schriftelijk verzoek bij het CNA-bureau indienen.
3.7Op gezamenlijk verzoek van alle partijen kan de rechtbank de zaak ter comparitie doorverwijzen naar een mediator. Een schikking tussen partijen ter zitting wordt in executoriale vorm vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst in het proces- verbaal.
3.8Indien tijdens de comparitie geen schikking tot stand komt, wordt verkort proces-verbaal opgemaakt van hetgeen ter zitting naar voren is gekomen. Dat proces-verbaal wordt ter zitting opgesteld en ondertekend door partijen, of met toestemming van partijen achteraf buiten hun aanwezigheid opgemaakt. Een griffier is daartoe ter zitting of op afroep beschikbaar. De comparitierechter bepaalt in dat proces-verbaal ook het verdere procesverloop na de zitting.
3.9Als een partij niet op de comparitie verschijnt of niet reageert op verzoeken uit het instructieformulier kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekkingen maken die zij geraden en gepast acht, ook in het nadeel van die partij.
Verzoeken om uitstel van de comparitie van partijen
3.10Alle uitstelverzoeken wegens verhinderingen, overmacht, klemmende redenen of lopende onderhandelingen over een schikking moeten schriftelijk worden gedaan aan het CNA-bureau van de rechtbank per faxbrief op 070-3811549 of per email aan cna-bureau.rb.den.haag@rechtspraak.nl, met gelijktijdige kopie aan de comparitierechter, de datum en het tijdstip van de zitting, en onder opgave van de verhinderdata voor de eerstkomende drie maanden. Dit faxnummer en dit mailadres van het CNA-bureau zijn niet bestemd voor het insturen van processtukken.
3.11 De rechtbank zal elk verzoek tot uitstel van de comparitie wegens verhinderingen afwijzen dat niet binnen twee weken na een ambtshalve datumbepaling van de zitting is ontvangen of dat is ontvangen na een datumbepaling in overleg met partijen, tenzij er sprake is van overmacht of klemmende redenen.
3.12 Voor volgens rov. 3.11 in beginsel te late verzoeken tot uitstel van de comparitie wegens lopende onderhandelingen over een schikking geldt het volgende strikte beleid. De comparitie van partijen zal als hoofdregel doorgang vinden, ook in het schikking. In dat geval is de rechtbank partijen en hun advocaten ter zitting graag behulpzaam bij het afronden van die onderhandelingen en bij het eventueel vastleggen van een minnelijke regeling in het proces-verbaal. Indien een schikking ter zitting onmogelijk blijkt, zullen daarna ter zitting alsnog nadere feitelijke en juridische inlichtingen worden ingewonnen en zal de comparitierechter tot slot het verdere procesverloop bepalen.
3.13Een uitzondering op de hoofdregel van rov. 3.12 maakt de rechtbank slechts in de twee gevallen dat alle betrokken advocaten het CNA-bureau van de rechtbank uiterlijk twee werkdagen voor de zitting schriftelijk hebben bericht dat a) de zaak op eenstemmig verzoek moet worden verwezen naar een mediator of dat b) de procedure kan worden doorgehaald wegens een alsnog getroffen schikking. Desgewenst kan de rechtbank in dat laatste geval een door of namens alle partijen getekende en vóór de zitting ontvangen vaststellingsovereenkomst aanhechten aan een door de rechtbank buiten aanwezigheid van partijen en in executoriale vorm op te maken proces-verbaal.
3.14In alle andere gevallen gaat de comparitie van partijen op het (reeds lang) geplande tijdstip door, verwacht de rechtbank alle partijen en hun advocaten op de zitting, en zal de rechtbank de procedure voordien ook niet naar de parkeerrol verwijzen. Daarbij wijst de rechtbank partijen en hun advocaten op de regels in de voorgaande rovv. 3.9 en 3.12.
4.De beslissingen
De rechtbank
4.1.wijst de incidentele vordering van Sportland af;
4.2.veroordeelt Sportland tot betaling aan de Ontvanger van de proceskosten in dit incident, tot op heden begroot op € 904,-- aan forfaitair salaris advocaat;
4.3.beveelt een persoonlijke verschijning van partijen zelf - rechtspersonen deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die goed van de feiten op de hoogte is en die bevoegd is tot het treffen van een minnelijke regeling - samen met hun advocaten, met de hiervoor aangegeven doelen en met inachtneming van al het hiervoor bepaalde, op dinsdag 20 november 2012 om 9.00 uur, in het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag, ten overstaan van de comparitierechter mr. L.Alwin;
4.4.houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wien en in het openbaar uitgesproken op woensdag 10 oktober 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.