ECLI:NL:RBSGR:2012:BY0037
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake procesrechtelijke perikelen en incidentele vorderingen tussen Wetjens BV en Aegon Nederland NV
In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, gaat het om een complexe procedure tussen de besloten vennootschap Arbeidskundig Projektburo Wetjens BV en de naamloze vennootschap Aegon Nederland NV. De procedure begon met een dagvaarding op 4 augustus 2009 bij de rechtbank Roermond, waar Wetjens BV vorderingen instelde tegen Aegon NV. De rechtbank Roermond verklaarde zich op 15 december 2010 onbevoegd en verwees de zaak naar de rechtbank 's-Gravenhage, omdat Aegon NV de projectovereenkomst niet had gesloten met Wetjens BV, maar met de heer Wetjens in privé. Dit leidde tot een aantal incidenten, waaronder een incidentele vordering van Aegon NV op 28 oktober 2009, waarin Aegon NV verantwoording eiste van Wetjens over de uitvoering van de opdracht, omdat er vermoedens waren van strafbare feiten.
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 3 oktober 2012 uitspraak gedaan in het tweede incident en in de hoofdzaak. De rechtbank oordeelde dat Aegon NV ontvankelijk was in haar incidentele vordering, maar dat de vordering op grond van artikel 7:403 lid 2 BW niet kon worden toegewezen. De rechtbank stelde vast dat de contractuele partijen in de projectovereenkomst van 2006 kennelijk van de wettelijke bepalingen waren afgeweken door een 'no cure no pay'-overeenkomst te sluiten. De rechtbank wees de incidentele vordering van Aegon NV af en veroordeelde Aegon NV in de proceskosten van het tweede incident. De procedure werd vervolgens verwezen naar de rolzitting van 14 november 2012 voor conclusie van antwoord in de hoofdzaak door Aegon NV.
Deze uitspraak benadrukt de complexiteit van procesrechtelijke vorderingen en de noodzaak voor partijen om duidelijkheid te scheppen over hun contractuele relaties en de gevolgen daarvan voor de rechtsverhouding in civiele procedures.