ECLI:NL:RBSGR:2012:BX9840

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/758588-12
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld in tabakswinkel te Zoetermeer

Op 10 oktober 2012 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte een tabakswinkel in Zoetermeer heeft geprobeerd te overvallen. De verdachte had een tip ontvangen over een kluis met geld in de winkel en heeft samen met de medeverdachte de omgeving verkend voordat zij tot actie overgingen. Ze zijn via een dakterras het pand binnengekomen en hebben het slachtoffer, een oudere dame, met geweld bedreigd. De medeverdachte heeft een vuurwapen op het hoofd van het slachtoffer gezet en om de code van de kluis gevraagd, terwijl de verdachte de mond van het slachtoffer dicht probeerde te houden. Ondanks het gebruik van een imitatievuurwapen, was de situatie voor het slachtoffer zeer gewelddadig en angstaanjagend. Door het verzet van het slachtoffer kon de overval niet worden voltooid.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, waaronder een meldingsgebod bij de reclassering en deelname aan een behandeling. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte € 2.250,- aan immateriële schade moet vergoeden. De rechtbank heeft de ernst van het delict, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten en dat er een hoog recidiverisico is. De verdachte heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn daden voor het slachtoffer, wat de rechtbank zwaar aanrekent. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/758588-12
Datum uitspraak: 10 oktober 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte B],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, locatie Zoetermeer.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 september 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.R. Joesoef Djamil en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. F. van Gelein Vitringa, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 juni 2012 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door de verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goed(eren) wat van zijn gading was, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan tabaksspecial [tabaksspecial] en/of [eigenaar], in elk geval aan een ander of anderen dan aan de verdachte, hebbende de verdachte en/of zijn mededader
* die [slachtoffer] op dreigende/dwingende toon toegevoegd de woorden; "Code, Code" en/of
* met kracht die [slachtoffer] bij haar bovenlichaam beetgepakt en/of vervolgens op de grond gegooid en/of
* een (op een op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op het hoofd van die [slachtoffer] gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of
* de mond van die [slachtoffer] dicht gedrukt en/of dicht gedrukt gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 4 juni 2012 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goed(eren), wat van zijn gading was, geheel of ten dele toebehorende aan tabaksspecial [tabaksspecial] en/of [eigenaar], in elk geval aan een ander of anderen dan aan de verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hebbende de verdachte en/of zijn mededader doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hebbende de verdachte en/of zijn mededader
* die [slachtoffer]op dreigende/dwingende toon toegevoegd de woorden; "Code, Code" en/of
* met kracht die [slachtoffer] bij haar bovenlichaam beetgepakt en/of vervolgens op de grond gegooid en/of
* een (op een op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op het hoofd van die [slachtoffer] gedrukt en/of gedrukt gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan eendaadse samenloop van een poging tot afpersing en een poging tot diefstal met geweld, inclusief alle ten laste gelegde geweldshandelingen.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging1
De rechtbank is van oordeel dat alleen de poging tot diefstal met geweld bewezen kan worden verklaard. Uit de verklaring van de verdachte bij de politie en ter terechtzitting en de verklaring van de medeverdachte [A] bij de politie, volgt dat hun het verhaal ter ore was gekomen dat in de sigarenwinkel waar het hier om gaat een kluis met veel geld aanwezig was. Uit de constatering dat de verdachte en de medeverdachte het slachtoffer vervolgens om de code van de kluis hebben gevraagd, volgt genoegzaam dat de verdachte en de medeverdachte zelf de kluis hadden willen openen om daaruit geld weg te nemen. Dit levert een poging tot diefstal met geweld en geen poging tot afpersing op.
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring op grond van voornoemde en de volgende bewijsmiddelen, waarbij zij - nu de verdachte een bekennende verdachte is als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit - verder zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
* de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 september 20122;
* het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], opgemaakt op 4 juni 20123;
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met de medeverdachte heeft getracht een winkel te overvallen. Voordat zij hun buit hebben kunnen bemachtigen, zijn de verdachte en de medeverdachte weggevlucht.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
op 4 juni 2012 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld toebehorende aan tabaksspecial [tabaksspecial] en/of [eigenaar], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], heeft gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken hebbende de verdachte en/of zijn mededader
* die [slachtoffer] op dreigende/dwingende toon toegevoegd de woorden; "Code, Code" en
* met kracht die [slachtoffer] bij haar bovenlichaam beetgepakt en vervolgens op de grond gegooid en
* een (op een op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op het hoofd van die [slachtoffer] gedrukt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden dat hij zich vanaf één week na het einde van de detentie en gedurende de proeftijd zal melden bij de reclassering en dat hij een behandeling zal ondergaan zoals door de reclassering is geadviseerd. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de rechtbank zal bepalen dat genoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij de vaststelling van de strafmaat rekening te houden met de (beperkte) rol van de verdachte bij de uitvoering van de overval, zijn proceshouding en de inhoud van het reclasseringsrapport.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft met de medeverdachte, nadat verdachte een tip had ontvangen, het plan opgevat om de [tabakswinkel], gelegen aan de [adres] te Zoetermeer te overvallen. Uit de stukken blijkt dat zij de omgeving hebben verkend voordat zij tot actie zijn overgegaan. Zij zijn via het dakterras van het naastgelegen pand aan de achterzijde van de [tabakswinkel] gekomen en zijn via het balkon en de slaapkamer op de eerste verdieping in de kantoorruimte van dat pand gekomen. Daar heeft de medeverdachte het slachtoffer bij het bovenlichaam gepakt en haar op de grond gegooid. Vervolgens heeft die medeverdachte een vuurwapen op het hoofd van het slachtoffer gezet en om de code van de kluis gevraagd. Verdachte heeft gelijkertijd de mond van het slachtoffer getracht dicht te houden en eveneens om de code gevraagd. Dat sprake was van een imitatievuurwapen maakt het geheel niet minder gewelddadig, nu dit voor het slachtoffer niet duidelijk was of had behoeven te zijn. Slechts door het aanhoudende gillen en de weerstand van het slachtoffer, kon erger - de voltooiing van het delict - worden voorkomen.
De verdachte heeft door zo te handelen zijn eigen financiële problemen willen oplossen en heeft zich niets gelegen laten liggen aan de mogelijke gevolgen die zijn handelen voor het slachtoffer, een oudere dame, en eventueel andere daar werkzame personen zou kunnen hebben. Uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer blijkt hoe ernstig de gevolgen voor haar nog steeds zijn. Zij is bang op straat, slaapt slecht en droomt van de overval. Ten gevolge van dit alles heeft zij psychologische hulp moeten zoeken. Dit sluit aan op de algemene ervaringsregels die leren dat slachtoffers van een gewapende overval, zeker indien deze in een omgeving plaatsvindt waarin zij dagelijks moeten terugkeren (de werkomgeving), nog lange tijd onder de psychische gevolgen daarvan te lijden hebben. De rechtbank neemt ook in overweging dat door gewelddadige overvallen als de onderhavige de in de omgeving van het slachtoffer bestaande gevoelens van angst en onveiligheid worden bevestigd en versterkt. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een op naam van de verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 27 juni 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van een reclasseringsadvies van 24 september 2012 van Reclassering Nederland. Uit dit advies blijkt dat de verdachte in de periode voorafgaande aan het delict werkloos was en dat hij al een periode geen inkomen had. Verder had hij een aanzienlijke - en naar later is gebleken onterecht vastgestelde - schuld bij de Sociale Dienst. De reclassering constateert dat de verdachte in praktische zin beschikt over vaardigheden om een baan te krijgen en zijn inkomsten en uitgaven te beheren, maar op het gebied van emotioneel welzijn en de daaraan gerelateerde denk- en gedragspatronen schieten zijn vaardigheden te kort. Verder reageert hij op sommige zaken niet leeftijdsadequaat. Nader onderzoek is geïndiceerd om vast te kunnen stellen in hoeverre dit laatste de kans op nieuw delictgedrag beïnvloedt. Het recidiverisico wordt bij de verdachte vooralsnog op hoog geschat.
De reclassering adviseert de verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daar aan gekoppeld een reclasseringstoezicht. De invulling van het toezicht is deels afhankelijk van de uitkomst van een nog te verrichten persoonlijkheidsonderzoek. Wanneer de resultaten hiervan bekend zijn, zal een passend plan van aanpak worden opgesteld. Op grond hiervan heeft de reclassering eveneens geadviseerd dat als bijzondere voorwaarde aan de verdachte wordt opgelegd dat hij een nader te indiceren behandeling zal ondergaan.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank als volgt. Uitgangspunt bij een (poging tot) overval als de onderhavige - waarbij op vuurwapens gelijkende voorwerpen zijn gebruikt en meerdere daders betrokken zijn geweest - is, gelet op de oriëntatiepunten die de rechtbank hanteert, een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar. Nu sprake is van een berekende, vooraf geplande actie en een, gelet op haar leeftijd, kwetsbaar slachtoffer, ziet de rechtbank aanleiding een hogere straf op te leggen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachten en met name om te bevorderen dat de verdachte zich in de toekomst van het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten zal onthouden, zal de rechtbank voorts, conform het advies van de Reclassering een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dat zou inhouden dat hij dient mee te werken aan een nader persoonlijkheidsonderzoek en dat hij dient deel te nemen aan een uit dat onderzoek voortkomende (niet klinische) behandeling.
Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies zal de rechtbank de onmiddellijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden bevelen.
7. De benadeelde partij
7.1 De vordering
[slachtoffer] vordert een bedrag van € 2.250,- aan immateriële schade.
7.2 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor toewijzing in aanmerking komt en heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van schadevergoeding wordt opgelegd.
7.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich voor wat betreft de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Deze schade is voorts voldoende aannemelijk geworden met de inhoud van het strafdossier en de bij de vordering gevoegde bescheiden. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij daarom geheel toewijzen (€ 2.250,-).
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 4 juni 2012 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.250,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
De rechtbank zal in dit verband bepalen dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de medeverdachte ([A] 09/758497-12) aan de benadeelde partij of aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 47, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het als eerste cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het als tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde meewerkt aan een (nader) persoonlijkheidsonderzoek en dat hij gedurende de proeftijd een uit dat persoonlijkheidsonderzoek voortkomende (niet klinische) behandeling zal ondergaan bij een instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven;
dat de veroordeelde zich vanaf één week na het einde van zijn detentie gedurende de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 19 te 's-Gravenhage zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de bij dit vonnis opgelegde bijzondere voorwaarden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], een bedrag van € 2.250,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 4 juni 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.250,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 4 juni 2012 februari 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 32 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling door de medeverdachte ([A] 09/758497-12) aan de benadeelde partij of aan de Staat de betalingsverplichting in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. W.N.L. Donker en mr. M. Knijff, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. van Beek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL1551 2012118117, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 001 t/m 303).
2 Verklaring verdachte ter terechtzitting
3 Proces-verbaal van aangifte blz. 20 t/m 24