Parketnummer 09/758497-12 en 09/014509-11 (TUL)
Datum uitspraak: 10 oktober 2012
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte A],
geboren [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
GBA-adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, locatie Zoetermeer.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 september 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.R. Joesoef Djamil en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. C.P. Zwaanswijk, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 4 juni 2012 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geld en/of goed(eren) wat van zijn gading was, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan tabaksspecial [tabaksspecial] en/of [eigenaar], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, hebbende verdachte en/of zijn mededader
* die [slachtoffer] op dreigende/dwingende toon toegevoegd de woorden; "Code, Code" en/of
* met kracht die [slachtoffer] bij haar bovenlichaam beetgepakt en/of vervolgens op de grond gegooid en/of
* een (op een op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op het hoofd van die [slachtoffer] gedrukt en/of gedrukt gehouden en/of
* de mond van die [slachtoffer] dicht gedrukt en/of dicht gedrukt gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 4 juni 2012 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld en/of goed(eren), wat van zijn gading was, geheel of ten dele toebehorende aan tabaksspecial [tabaksspecial] en/of [eigenaar], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hebbende de verdachte en/of zijn mededader doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, hebbende de verdachte en/of zijn mededader
* die [slachtoffer] op dreigende/dwingende toon toegevoegd de woorden; "Code, Code" en/of
* met kracht die [slachtoffer] bij haar bovenlichaam beetgepakt en/of vervolgens op de grond gegooid en/of
* een (op een op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op het hoofd van die [slachtoffer] gedrukt en/of gedrukt gehouden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan eendaadse samenloop van een poging tot afpersing en een poging tot diefstal met geweld, inclusief alle ten laste gelegde geweldshandelingen. De verdachte ontkent weliswaar dat hij het slachtoffer bij het bovenlichaam heeft gepakt en op de grond heeft gegooid maar de officier van justitie gaat uit van de geweldshandelingen als beschreven door het slachtoffer. Daarbij is niet van belang wie - de verdachte of de medeverdachte - welke geweldshandeling heeft verricht. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat steeds één van beiden de afzonderlijke geweldshandelingen heeft verricht.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De verdachte heeft echter zelf ter terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer niet heeft vastgepakt of op de grond heeft geduwd.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging1
De rechtbank is van oordeel dat alleen de poging tot diefstal met geweld bewezen kan worden verklaard. Uit de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte [B], zowel bij de politie als ter terechtzitting, volgt dat hun het verhaal ter ore was gekomen dat in de sigarenwinkel waar het hier om gaat een kluis met veel geld aanwezig was. Uit de constatering dat de verdachte en de medeverdachte het slachtoffer vervolgens om de code van de kluis hebben gevraagd, volgt genoegzaam dat de verdachte en de medeverdachte zelf de kluis hadden willen openen om daaruit geld weg te nemen. Dit levert een poging tot diefstal met geweld en geen poging tot afpersing op.
Ten aanzien van een (ondergeschikt) feitelijk onderdeel van de tenlastelegging, namelijk de vraag of en zo ja door wie het slachtoffer bij haar bovenlichaam is gepakt en op de grond is gegooid, overweegt de rechtbank het volgende.
Het slachtoffer, [slachtoffer], heeft verklaard dat zij plotseling twee mannen via de achterdeur het kantoor zag binnenstappen. Zij heeft verder verklaard dat zij, voor zij het wist, bij haar bovenlichaam werd beetgepakt en op de grond werd gegooid.2 De rechtbank ziet geen enkele aanleiding om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. Het slachtoffer heeft daarnaast verteld dat de persoon die zij NN1 noemt het pistool in de hand had, terwijl NN2, toen zij op de grond lag, haar bij de mond beetpakte en deze dichtdrukte.3
Verdachte heeft verklaard dat er werd geduwd en dat de vrouw op de grond viel.4 Ter terechtzitting heeft hij erkend dat hij degene was die het pistool op het hoofd van het slachtoffer heeft gezet.5 De medeverdachte [B] heeft verder bij de politie verklaard dat hij de tuindeur is uitgelopen en dat, toen hij terugkwam, de verdachte bezig was met het slachtoffer dat vervolgens viel.6 Ter zitting heeft verdachte beaamd dat medeverdachte [B] naar achteren is gelopen om de deur te openen.7
Onder deze omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer bij het bovenlichaam heeft gepakt en op de grond heeft gegooid.
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring op grond van voornoemde en de volgende bewijsmiddelen, waarbij zij - nu de verdachte een grotendeels bekennende verdachte is als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en zijn raadsman geen vrijspraak heeft bepleit - verder zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
* de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 26 september 2012 8;
* het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], opgemaakt op 4 juni 2012 9;
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met de medeverdachte heeft getracht een winkel te overvallen. Voordat zij hun buit hebben kunnen bemachtigen, zijn de verdachte en de medeverdachte weggevlucht.
De rechtbank verklaart bewezen dat de verdachte:
op 4 juni 2012 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld toebehorende aan tabaksspecial [tabaksspecial] en/of [eigenaar], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], heeft gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken hebbende de verdachte en/of zijn mededader
* die [slachtoffer] op dreigende/dwingende toon toegevoegd de woorden; "Code, Code" en
* met kracht die [slachtoffer] bij haar bovenlichaam beetgepakt en vervolgens op de grond gegooid en
* een (op een op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op het hoofd van die [slachtoffer] gedrukt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluit.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan de verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd voor de duur van 36 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met daaraan gekoppeld de bijzonder voorwaarde dat hij zich vanaf één week na het einde van de detentie en gedurende de proeftijd zal melden bij de reclassering en dat hij een behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling zal ondergaan. De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de rechtbank zal bepalen dat genoemde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat in deze zaak, gelet op de oriëntatiepunten straftoemeting, de proceshouding van de verdachte, de inhoud van het reclasseringsrapport en het feit dat het om een poging gaat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld een verplicht reclasseringstoezicht, een passende straf is.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft met de medeverdachte, nadat laatstgenoemde een tip had ontvangen, het plan bedacht om de [tabakswinkel], gelegen aan de [adres] te Zoetermeer te overvallen. Uit de stukken blijkt dat zij de omgeving hebben verkend voordat zij tot actie zijn overgegaan. Zij zijn via het dakterras van het naastgelegen pand aan de achterzijde van de [tabakswinkel] gekomen en zijn via het balkon en de slaapkamer op de eerste verdieping in de kantoorruimte van dat pand gekomen. Daar heeft de verdachte het slachtoffer bij het bovenlichaam gepakt en haar op de grond gegooid. Vervolgens heeft hij een vuurwapen op het hoofd van het slachtoffer gezet en om de code van de kluis gevraagd. Dat sprake was van een imitatie vuurwapen maakt het geheel niet minder gewelddadig, nu dit voor het slachtoffer niet duidelijk was of had behoeven te zijn. Slechts door het gillen en de weerstand van het slachtoffer, kon erger - de voltooiing van het delict - worden voorkomen.
De verdachte heeft door zo te handelen zijn eigen financiële problemen willen oplossen en heeft zich niets gelegen laten liggen aan de mogelijke gevolgen voor het slachtoffer, een oudere dame, en eventueel andere daar werkzame personen. Uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer blijkt hoe ernstig de gevolgen voor haar nog steeds zijn. Zij is bang op straat, slaapt slecht en droomt van de overval. Ten gevolge van dit alles heeft zij psychologische hulp moeten zoeken. Dit sluit aan op de algemene ervaringsregels die leren dat slachtoffers van een gewapende overval, zeker indien deze in een omgeving plaatsvindt waarin zij dagelijks moeten terugkeren (de werkomgeving), nog lange tijd onder de psychische gevolgen daarvan te lijden hebben. De rechtbank neemt ook in overweging dat door gewelddadige overvallen als de onderhavige de in de omgeving van het slachtoffer bestaande gevoelens van angst en onveiligheid worden bevestigd en versterkt. De rechtbank rekent dit alles de verdachte zwaar aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een op naam van de verdachte staand uittreksel justitiële documentatie van 21 juni 2012, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van een reclasseringsadvies van 17 september 2012 van Reclassering Nederland. Uit dit advies blijkt dat de verdachte in de periode voorafgaande aan het delict werkloos was en geen inkomen had. De reclassering constateert dat bij de verdachte waarschijnlijk sprake is van beperkte cognitieve vaardigheden. Dit zal bij een verder begeleidingstraject allereerst moeten worden onderzocht, zodat naar een passende vorm van begeleiding kan worden gezocht.
Het recidiverisico wordt bij de verdachte op hooggemiddeld geschat. Begeleiding bij de verschillende delictgerelateerde factoren zal deze inschatting kunnen verlagen. Daarbij dient de begeleiding op de diverse probleemgebieden binnen de detentieperiode te worden te beginnen, zodat de verdachte bij zijn terugkomst in de maatschappij sneller voor een stabiele leefsituatie voor zichzelf en zijn gezin kan zorgen. Geadviseerd wordt een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel een meldingsgebod en een behandelverplichting.
Tegen deze achtergrond overweegt de rechtbank als volgt. Uitgangspunt bij een (poging tot) overval als de onderhavige - waarbij op vuurwapens gelijkende voorwerpen zijn gebruikt en meerdere daders betrokken zijn geweest - is, gelet op de oriëntatiepunten die de rechtbank hanteert, een gevangenisstraf voor de duur van twee jaar. Nu sprake is van een berekende, vooraf geplande actie en een, gelet op haar leeftijd, kwetsbaar slachtoffer, ziet de rechtbank aanleiding een hogere straf op te leggen. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachten en met name om te bevorderen dat de verdachte zich in de toekomst van het plegen van (soortgelijke) strafbare feiten zal onthouden, zal de rechtbank voorts, conform het advies van de Reclassering een gedeelte van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, ook als dat zou inhouden het deelnemen aan een behandeling bij de Waag of een soortgelijke instelling voor forensische zorg.
Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies zal de rechtbank de onmiddellijke uitvoerbaarheid van bijzondere voorwaarden bevelen.
Het slachtoffer [slachtoffer] vordert een bedrag van € 2.250,- aan immateriële schade.
7.2 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voor toewijzing in aanmerking komt en heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van schadevergoeding wordt opgelegd.
7.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering slechts tot een bedrag van € 1.000,- kan worden toegewezen. Ter onderbouwing hiervan heeft de raadsman aangevoerd dat is gebleken dat het slachtoffer eerder in de tabakswinkel is overvallen en dat derhalve niet eenvoudig kan worden vastgesteld in hoeverre de door haar geleden immateriële schade het gevolg is van de door de verdachte gepleegde overval of door de in het verleden gepleegde overvallen.
7.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit. Het slachtoffer heeft de schade behoorlijk onderbouwd en daarbij verwezen naar vergelijkbare gevallen. Deze schade is voorts voldoende aannemelijk geworden met de inhoud van het strafdossier en de bij de vordering gevoegde bescheiden. De rechtbank kan niet inzien welke rechtsregel ertoe zou nopen de schade op een lager bedrag vast te stellen omdat de tabakswinkel al eerder is overvallen. De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij daarom geheel toewijzen (€ 2.250,-).
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 4 juni 2012 is ontstaan.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.250,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
De rechtbank zal in dit verband bepalen dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door de medeverdachte ([B] 09/758588-12) aan de benadeelde partij of aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
8. De vordering tenuitvoerlegging
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gepersisteerd bij de vordering tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter d.d. 17 maart 2011 voorwaardelijk opgelegde voorwaardelijke straf, te weten een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de officier van justitie kan worden toegewezen.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie van 20 augustus 2012 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde werkstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter d.d. 17 maart 2011, toewijzen nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 24c, 36f, 45, 47, 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
poging tot medeplegen van diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
dat de veroordeelde zich vanaf één week na het einde van zijn detentie gedurende de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 19 te 's-Gravenhage zal melden, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt de onmiddellijke uitvoerbaarheid van de bij dit vonnis opgelegde bijzondere voorwaarden;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], een bedrag van € 2.250,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 4 juni 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 2.250,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 4 juni 2012 februari 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 32 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling door de medeverdachte ([B] 09/758588-12) aan de benadeelde partij of aan de Staat de betalingsverplichting in zoverre doet vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter d.d. 17 maart 2011, gewezen onder parketnummer 09/014509-11, te weten taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. W.N.L. Donker en mr. M. Knijff, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. van Beek, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL1551 2012118117, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 001 t/m 303).
2 Proces-verbaal van aangifte blz. 22 en 23
3 Proces-verbaal van aangifte, blz. 23
4 Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 124-134.
5 Verklaring verdachte ter terechtzitting
6 Proces-verbaal, blz. 305
7 Verklaring verdachte ter terechtzitting
8 Verklaring verdachte ter terechtzitting
9 Proces-verbaal van aangifte blz. 20 t/m 24