ECLI:NL:RBSGR:2012:BX9795

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/900059-12
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van moord met vuurwapens en nepwapens door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 10 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van moord. De verdachte, geboren in 1991, werd op 11 januari 2012 aangehouden in Delft, nadat een buurvrouw melding had gemaakt van zijn gedrag met een geladen wapen. Bij zijn aanhouding bleek hij in het bezit te zijn van een geladen revolver en een namaakpistool. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op weg was om de stiefvader van zijn ex-vriendin te vermoorden, wat hij ook bevestigde in zijn verklaringen aan de politie. De rechtbank vond de reactie van de verdachte op de krenking van zijn gevoelens door de stiefvader extreem en zorgwekkend.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft daarbij als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opgelegd, inclusief ambulante behandeling bij De Waag. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de jeugdige leeftijd van de verdachte. De rechtbank achtte de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar, op basis van psychiatrische en psychologische rapportages. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van drie jaar had geëist, afgewezen en een kortere straf opgelegd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank heeft ook beslist over de inbeslaggenomen goederen en bepaalde dat enkele voorwerpen onttrokken worden aan het verkeer, terwijl andere aan de verdachte worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/900059-12
Datum uitspraak: 10 oktober 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden te Zoetermeer.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 25 april 2012 en 26 september 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Peters en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. A. Sennef, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 januari 2012 te Delft ter voorbereiding van het te
plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van
acht jaren of meer is gesteld, te weten moord, althans een misdrijf waarop
naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is
gesteld, opzettelijk (geladen) revolver kennelijk bestemd tot het begaan van
dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of
doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
art 46 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met 11 januari 2012
te Delft een of meer wapens van categorie III, te weten een revolver, althans
een vuurwapen (merk [merk], kaliber .22), en/of munitie van categorie III, te
weten 5 patronen (merk [merk], kaliber .22), voorhanden
heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij op of omstreeks 11 januari 2012 te Delft (een) wapen(s) van categorie I
onder 7°, te weten een (voor be- en afdreigingsgeschikt) balletjes pistool
(model Double Eagle, kaliber 6mm), zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat
betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met
(een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en)
voorhanden heeft gehad;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Inleiding
Op weg naar de stiefvader van zijn ex-vriendin is verdachte aangehouden. Daarbij bleek dat hij in het bezit was van een namaakpistool en een geladen revolver. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of verdachte het plan had de stiefvader van zijn ex-vriendin te vermoorden.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte met de bij hem aangetroffen geladen revolver op weg was om een moord te plegen. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de drie ten laste gelegde feiten bewezen zal verklaren.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte weliswaar is aangehouden terwijl hij het namaakpistool en de geladen revolver bij zich had, maar dat niet is gebleken dat verdachte een uitgewerkt plan had om de stiefvader van zijn ex-vriendin te vermoorden. De raadsvrouw is van oordeel dat de verklaringen van verdachte bij de politie niet de waarheid weergeven omdat deze zijn afgelegd toen verdachte totaal overstuur was en hij de inhoud van deze verklaringen niet kon overzien. De verklaringen van verdachte bij de politie zijn derhalve niet betrouwbaar en dienen buiten beschouwing te worden gelaten. Bovendien kan uit het handelen van verdachte niet de intentie tot moord worden afgeleid. Verdachte had de wapens bij zich omdat hij zich daardoor sterker voelde tegenover de stiefvader van zijn ex-vriendin. Zijn intentie was slechts gericht op het bedreigen van de stiefvader met het namaakpistool. De geladen revolver was verpakt in plastic en een sok en verdachte droeg deze bij zich in een achterzak van zijn broek. Dit wapen was derhalve niet geschikt voor de tenlastegelegde voorbereiding van moord.Verdachte dient van het eerste ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken, aldus de verdediging. De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van het onder 2 en 3 tenlastegelegde.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
Verdachte is op 11 januari 2012 aangehouden op de [a-weg] te Delft, na een melding van zijn buurvrouw dat hij met een geladen wapen op weg was naar het station.2 Verdachte was toen in het bezit van een namaakwapen, een balletjespistool van het merk Double Eagle (kaliber 6mm) en van een geladen mini-revolver van het merk [merk] (kaliber .22, met daarin munitie van categorie III, namelijk drie patronen (merk [merk], kaliber .22).3
Diezelfde dag heeft verdachte op het politiebureau verklaard dat hij de bedoeling had naar Rotterdam te gaan om daar de stiefvader van zijn ex-vriendin dood te schieten en dat hij daartoe een echt vuurwapen had meegenomen.4 Hij had zich er van te voren van vergewist dat dit wapen het ook echt zou doen.5 Een dag later heeft verdachte volhard bij zijn afgelegde verklaring en nauwkeurig aangegeven hoe hij in Rotterdam de moord zou plegen.6 Het grote namaakwapen was om indruk te maken op de stiefvader en het kleine (de revolver) om daadwerkelijk de daad te stellen.7 Ten tijde van de voorgeleiding voor de rechter-commissaris op 13 januari 2012 heeft verdachte verklaard dat hij bleef bij hetgeen hij bij de politie had gezegd.
Voor een bewezenverklaring van voorbereidingshandelingen van moord dient sprake te zijn van opzet op het (i.c.) voorhanden hebben van de voorbereidingsmiddelen enerzijds en het specifieke misdadige doel anderzijds.
Door de raadsvrouw van verdachte is aangevoerd dat verdachtes verklaringen niet de waarheid weergeven omdat hij totaal overstuur was. De rechtbank overweegt daaromtrent als volgt. Dat verdachte - zeker ten tijde van zijn aanhouding en eerste verhoor - overstuur was, acht de rechtbank op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet onaannemelijk. Deze gemoedstoestand van verdachte maakt zijn verklaringen echter niet per definitie minder betrouwbaar. Nu verdachte op drie opeenvolgende dagen bij de politie en bij de rechter-commissaris consistent en uitgebreid heeft verklaard omtrent zijn intentie de stiefvader van zijn ex-vriendin om het leven te brengen met het vuurwapen dat bij hem werd aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat verdachtes verklaringen voldoende betrouwbaar zijn en voor het bewijs gebezigd kunnen worden. Dat verdachte het pistool verpakt in plastic en een sok bij zich droeg, doet aan zijn intentie niet af en maakt de voorbereiding niet ondeugdelijk.
Op grond van het bovenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte de drie ten laste gelegde feiten heeft begaan.
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 11 januari 2012 te Delft ter voorbereiding van het te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten moord, opzettelijk een geladen revolver, kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad;
2.
hij in de periode van 01 januari 2011 tot en met 11 januari 2012 te Delft een wapen van categorie III, te weten een revolver, (merk [merk], kaliber .22), en munitie van categorie III, te weten 3 patronen (merk [merk], kaliber .22), voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 11 januari 2012 te Delft een wapen van categorie I onder 7°, te weten een voor afdreiging geschikt balletjespistool (model Double Eagle, kaliber 6mm), zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Wat betreft de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank gelet op het verslag van het psychiatrisch onderzoek van B.J.H. van der Hoeven, psychiater, en op het verslag van het psychologisch onderzoek van R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog. Beide deskundigen hebben geadviseerd verdachte met betrekking tot de feiten 2 en 3 (het wapenbezit) enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te achten. De rechtbank neemt deze conclusie over en acht, omdat de feiten 1, 2 en 3 gelijktijdig zijn gepleegd, deze enigszins verminderde toerekenbaarheid ook van toepassing op feit 1, de voorbereiding van moord.
Verdachte is strafbaar, omdat overigens niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid geheel uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf zal worden opgelegd voor de duur van 3 jaar, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt ambulante behandeling bij De Waag.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat aan verdachte maximaal een gevangenisstraf zal worden opgelegd waarvan de duur gelijk is aan die van het voorarrest en gaat accoord met het opleggen van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt ambulante behandeling bij De Waag als bijzondere voorwaarde bij een te bepalen voorwaardelijk deel van de straf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de voorbereiding van een van de ernstigste misdrijven die er zijn, te weten het opzettelijk van het leven beroven van een medemens. De rechtbank vindt het al zeer zorgelijk dat verdachte zich had weten te voorzien van een schietklaar wapen en een nepwapen. De reactie van verdachte op de krenking van zijn gevoelens door de stiefvader acht zij extreem, onbegrijpelijk en zorgwekkend.
Voor een dergelijk ernstig misdrijf is naar het oordeel van de rechtbank in beginsel een langdurige gevangenisstraf passend en geboden.
De rechtbank acht verdachte zoals reeds vermeld enigszins verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van alle drie de feiten.
De deskundigen Van der Hoeven en Bullens adviseren verdachte ambulant te laten behandelen in een forensische polikliniek zoals De Waag. Dit advies neemt de rechtbank over, mede gelet op het schrijven van de Reclassering Nederland d.d. 21 september 2012, waarin wordt gerefereerd aan het advies van de deskundigen.
De rechtbank zal gelet op de zeer jeugdige leeftijd van verdachte een gevangenisstraf van kortere duur opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Een deel van die straf wordt voorwaardelijk opgelegd teneinde daaraan de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht en behandeling bij De Waag te verbinden.
7. De inbeslaggenomen goederen
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen (de beslaglijst, die als bijlage aan dit vonnis is gehecht) onder 6 tot en met 9 genummerde voorwerpen zullen worden onttrokken aan het verkeer en dat het onder 1 genummerde voorwerp aan verdachte zal worden teruggegeven.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen geen standpunt ingenomen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 6, 7, 8 en 9 genummerde voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de bewezenverklaarde feiten zijn begaan.
Nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 46, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
Voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, waarbij de dader opzettelijk voorwerpen bestemd tot het begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft;
ten aanzien van feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en
het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 3:
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 1 jaar niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, Regio Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt (ambulante) behandeling bij De Waag;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 6, 7, 8 en 9 genummerde voorwerpen;
gelast de teruggave aan verdachte van het op de beslaglijst onder 1 genummerde voorwerp.
Dit vonnis is gewezen door
mr. Eisses, voorzitter,
mrs De Wit en Bouman, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Bezooijen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 oktober 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL1581 2012008670, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 119).
2 proces-verbaal van aanhouding, p. 19 en verhoor [X], p. 35.
3 kennisgevingen van inbeslagneming p. 5 en p. 6; processen-verbaal bureau forensische opsporing
p. 50 en p. 53.
4 Proces-verbaal van verhoor verdachte 11-1-2012, p. 37.
5 Proces-verbaal van verhoor verdachte 11-1-2012, p. 37 e.v.
6 Proces-verbaal van verhoor verdachte 12-1-2012, p. 43, tweede en derde alinea.
7 idem, p. 41.