ECLI:NL:RBSGR:2012:BX9576

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/607702-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van winkelpersoneel in winkelcentrum na schietincident

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 8 oktober 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van winkelpersoneel in winkelcentrum 'de Ridderhof' te Alphen aan den Rijn. De bedreiging vond plaats op 14 april 2011, enkele dagen na een schietincident in hetzelfde winkelcentrum. De verdachte, gekleed in soortgelijke kleding als de dader van het schietincident, heeft de slachtoffers bedreigd met de woorden: 'laat de doden de doden begraven' en 'ik kan je laten verdwijnen'. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks zijn psychische problemen, niet volledig ontoerekeningsvatbaar was op het moment van de bedreiging. De officier van justitie had een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 200,00 aan de benadeelde partij, die ook als slachtoffer is erkend. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte ook in de proceskosten is veroordeeld. De uitspraak benadrukt de ernst van de bedreiging, vooral gezien de context van het recente schietincident, en de impact die dit heeft gehad op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer 09/607702-11
Datum uitspraak: 8 oktober 2012
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te Curaçao (Nederlandse Antillen),
wonende te: [adres]
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 24 september 2012.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.I. Echteld, advocaat te Gouda, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd, te weten [benadeelde partij]
De officier van justitie mr. I. Doves heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf, zijnde een werkstraf voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis en tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot volledige toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde partij], met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2011 te Alphen aan den Rijn [persoon A.] en/of [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte, terwijl hij zich bevond in het winkelcentrum "de Ridderhof" en/of terwijl hij een legerbroek droeg en/of terwijl hij graaide in zijn tas en/of (vervolgens) opzettelijk voornoemde [persoon A.] en/of [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd :"laat de doden de doden begraven" en/of "Jij weet niet wie ik ben he?" en/of "ik kan je laten verdwijnen en ik kan je vast zetten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, (terwijl enkele dagen ervoor een schietincident heeft plaatsgevonden in winkelcentrum de Ridderhof te Alphen aan den Rijn);
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging van de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vraag of de door de verdachte gebezigde woorden gekwalificeerd kunnen worden als een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, dat deze woorden op zichzelf beschouwd zeer wel dreigend kunnen overkomen. Daarnaast betrekt de rechtbank in haar oordeel de context waarbinnen deze woorden zijn gebruikt. Daarbij is in de eerste plaats van belang dat de verdachte deze woorden heeft geuit in winkelcentrum “De Ridderhof” te Alphen aan den Rijn, waar vijf dagen eerder een noodlottig schietincident heeft plaatsgevonden. Voorts was verdachte gekleed in soortgelijke kleding als de dader van dat schietincident. Ten slotte is van belang dat verdachte voormelde woorden uitsprak op luide toon, ondertussen graaiend in zijn tas. Deze factoren tezamen maken naar het oordeel van de rechtbank dat bij de betrokkenen de redelijke vrees kon ontstaan dat wederom een misdrijf als enkele dagen daarvoor zou kunnen plaatsvinden. Verdachte heeft zich derhalve schuldig gemaakt aan een bedreiging in de zin van artikel 285 Wetboek van Strafrecht.
De bewezenverklaring
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op de dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat verdachte:
op 14 april 2011 te Alphen aan den Rijn [persoon A.] en [benadeelde partij] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte, terwijl hij zich bevond in het winkelcentrum "de Ridderhof" en terwijl hij een legerbroek droeg en terwijl hij graaide in zijn tas opzettelijk voornoemde [persoon A.] en [benadeelde partij] dreigend de woorden toegevoegd :"laat de doden de doden begraven" en "Jij weet niet wie ik ben he?" en "ik kan je laten verdwijnen en ik kan je vast zetten", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, terwijl enkele dagen ervoor een schietincident heeft plaatsgevonden in winkelcentrum de Ridderhof te Alphen aan den Rijn;
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, aangezien er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Door de raadsvrouw is ter terechtzitting ontslag van alle rechtsvervolging bepleit. Zij heeft gesteld dat haar cliënt, als gevolg van het niet innemen van medicatie, ten tijde van het incident in een psychose verkeerde en dientengevolge volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte, ondanks meerdere pogingen, niet heeft meegewerkt aan het opstellen van rapportages omtrent zijn persoon. Voorts overweegt de rechtbank dat in het dossier weliswaar aanwijzingen zijn te vinden dat de verdachte ten tijde van het incident in een bepaalde mate psychotisch gedecompenseerd was, maar dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is komen vast te staan dat bij de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit volledig inzicht in de reikwijdte van zijn handelen ontbrak. Het verweer van de raadsvrouw wordt dan ook verworpen.
Strafmotivering
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van winkelpersoneel. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking dat de bedreiging plaats heeft gevonden in een winkelcentrum waar enkele dagen daarvoor een afschuwelijk schietincident heeft plaatsgevonden. Door gekleed in soortgelijke kleding als de dader van dit schietincident de bewezenverklaarde handelingen en bedreigingen te uiten, heeft de verdachte de reeds getraumatiseerde slachtoffers onnodig extra leed toegebracht.
Uit een hem betreffend uittreksel van de Justitiële Documentatie d.d. 27 augustus 2012 volgt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting verzocht om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel. Gezien de ernst van het bewezenverklaarde feit, acht de rechtbank toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet passend. Bovendien heeft de verdachte – blijkens zijn eigen verklaring ter terechtzitting – zelf de keuze gemaakt om op enig moment de aan hem voorgeschreven antipsychotische medicijnen niet meer in te nemen, met als gevolg een destabilisatie van zijn psychische toestand met alle risico’s vandien op het plegen van een strafbaar feit, hetgeen ook heeft plaatsgevonden. Ook deze omstandigheid maakt dat de rechtbank toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht niet op zijn plaats vindt.
Alles overwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie.
De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij], heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 618,50.
De door de benadeelde partij geleden materiële schade is door de benadeelde partij met stukken onderbouwd en – in zoverre – door de verdachte niet betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezenverklaarde feit. Daarbij merkt de rechtbank op dat het, gezien de bijzondere omstandigheden van dit geval, namelijk dat enkele dagen voor dit incident een voor de benadeelde partij zeer traumatische gebeurtenis heeft plaatsgevonden, niet precies is vast te stellen welk deel van de schade door de verdachte is veroorzaakt. De rechtbank zal dan ook naar billijkheid een bedrag toewijzen van € 75,00 voor de gemaakte therapiekosten.
Ter zake van de gevorderde immateriële schade zal de rechtbank, gelet op hetgeen de benadeelde partij ter toelichting heeft aangevoerd en de hiervoor reeds genoemde bijzondere omstandigheden van dit geval, zal de rechtbank naar billijkheid een bedrag van € 125,00 toewijzen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 200,00. De gevorderde wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen vanaf de datum van de uitspraak, te weten 8 oktober 2012.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 200,00, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij], te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 oktober 2012.
De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken;
bepaalt, dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[benadeelde partij], een bedrag van € 200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 oktober 2012 tot dag van volledige voldoening;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] voor het overige deel niet-ontvankelijk in haar de vordering;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 200,00 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij], te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 8 oktober 2012 tot de dag van volledige voldoening;
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 4 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.H.Th. de Boer, voorzitter,
mrs. M. Rootring en A.J.J.M. Weijnen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Dongen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 oktober 2012.