ECLI:NL:RBSGR:2012:BX9470

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/8290
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening voor bouwproject Bloemenbad in Noordwijk

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 8 oktober 2012 uitspraak gedaan op een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het bouwproject 'Bloemenbad' in Noordwijk. Verzoekers, [X] en anderen, hebben bezwaar gemaakt tegen de vrijstelling en de bouwvergunningen die zijn verleend voor het project 'Bloemenzee', dat onder andere een zwembad, 203 woningen en een parkeerkelder omvat. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk, heeft op 9 maart 2010 vrijstelling verleend op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en op 2 maart 2011 reguliere bouwvergunningen verleend voor de bouw van het zwembad en de woningen.

De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de ruimtelijke gevolgen van het vervangen van het bestaande Bollenbad door het nieuwe Bloemenbad naar verwachting beperkt zullen zijn. Zelfs als de verleende vrijstelling in de bodemprocedure niet stand kan houden, is het aannemelijk dat voor de bouw van het Bloemenbad een nieuwe ontheffing van het bestemmingsplan mogelijk zal zijn. De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat de invulling van de cascoruimte nadere besluitvorming vereist en dat de verleende bouwvergunning voor het Bloemenbad naar verwachting in de bodemprocedure stand zal kunnen houden.

De rechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het belang van de gemeente Noordwijk bij de uitvoering van de bouw van het Bloemenbad zwaarder weegt dan de belangen van de verzoekers. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de bouw van het Bloemenbad losstaat van de rest van het project Bloemenzee en dat de gemeente aannemelijk heeft gemaakt dat er maatschappelijke belangen zijn gediend met de realisatie van het nieuwe zwembad. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen hoger beroep tegen worden ingesteld.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/8290
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 oktober 2012 op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[X] en anderen, te Noordwijk, verzoekers
(gemachtigde: mr. M.L. Diepenhorst)
tegen
het college van burgemeester en wethouders van Noordwijk, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Lever).
Derde-partijen:
Heijmans Vastgoed B.V., vergunninghoudster I.
Gemeente Noordwijk, vergunninghoudster II.
Procesverloop
Bij besluit van 9 maart 2010, verzonden op 15 september 2010, (het bestreden besluit I) heeft verweerder vrijstelling verleend op grond van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ten behoeve van het project "Bloemenzee", bestaande uit een zwembad met voorzieningen, 203 woningen, een parkeerkelder en de bij het project behorende inrichting aan de Nieuwe Zeeweg 63 en 65 te Noordwijk.
Bij besluit van 2 maart 2011 (het bestreden besluit II) heeft verweerder aan vergunninghoudster II reguliere bouwvergunning verleend voor het bouwen van een zwembad aan de Nieuwe Zeeweg 63, kadastraal bekend als nummer G 3477, te Noordwijk.
Verzoekers hebben tegen beide besluiten beroep ingesteld. Deze beroepen zijn bij de rechtbank bekend onder de registratienummers AWB 10/7464 (inzake het bestreden besluit I) en AWB 11/3483 (inzake het bestreden besluit II).
Bij brief van 24 augustus 2012 hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd.
Het verzoek is op 28 september 2012 ter zitting behandeld. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens vergunninghoudster II is verschenen [projectleider], projectleider van het project Bollenbadterrein.
Namens vergunninghoudster I is niemand verschenen.
Overwegingen
1. De voorzieningenrechter kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover bij de beoordeling van dat verzoek het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, is het oordeel van de voorzieningenrechter niet bindend voor de beslissing in beroep.
2. Bij brief van 14 december 2007, ingekomen bij verweerder op 7 januari 2008, heeft [Y] Groep B.V. te Rotterdam, een vrijstellingsverzoek ingediend voor het bouwproject Bloemenzee. Dit bouwproject omvat het oprichten van 203 woningen, een parkeerkelder en een zwembad met bijkomende voorzieningen aan de Nieuwe Zeeweg 63 en 65 te Noordwijk.
3. Het ontwerp van het bestreden besluit I alsmede de aanvraag en de bijbehorende bescheiden hebben vanaf 6 maart 2008 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Verzoekers hebben hiertegen bij brief van 15 april 2008 hun zienswijze kenbaar gemaakt.
4. Verweerder heeft bij het bestreden besluit I aan [Y] Groep B.V. vrijstelling verleend voor bouwproject. Bij brief van 26 oktober 2010 hebben verzoekers beroep ingesteld tegen dit besluit (registratienummer AWB 10/7464).
5. Bij aanvraagformulier, ondertekend op 30 september 2010, heeft vergunninghoudster I een aanvraag ingediend om een reguliere bouwvergunning voor het plaatsen van 198 woningen en een parkeergarage. Vergunninghoudster II heeft bij aanvraagformulier van dezelfde datum een aanvraag ingediend voor het oprichten van een zwembad.
6. Het ontwerpbesluit tot verlening van de reguliere bouwvergunning voor het plaatsen van de 198 woningen en een parkeergarage en het ontwerpbesluit tot verlening van de reguliere bouwvergunning voor het oprichten van een zwembad, alsmede de aanvragen en de bijbehorende bescheiden, hebben vanaf 16 december 2010 gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegen. Verzoekers hebben tegen deze ontwerpbesluiten bij brief van 23 januari 2011 een zienswijze ingediend.
7. Bij afzonderlijke besluiten van 2 maart 2011 heeft verweerder aan vergunninghoudster I reguliere bouwvergunning verleend voor het bouwen van 198 woningen en een parkeergarage en aan vergunninghoudster II een reguliere bouwvergunning verleend voor het oprichten van een zwembad.
8. Verzoekers hebben zich gemotiveerd tegen de bestreden besluiten gekeerd.
9. Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening in werking getreden en is de WRO ingetrokken. Verder zijn bij de inwerkingtreding van de Invoeringswet Wro op 1 juli 2008 enkele bepalingen van de Woningwet (Wow) gewijzigd. Aangezien het verzoek om vrijstelling dateert van vóór 1 juli 2008, zijn in dit geval nog de bepalingen van de WRO en de Wow van toepassing zoals deze destijds, vóór 1 juli 2008 luidden.
10. In artikel 44, eerste lid, van de Wow is bepaald dat een reguliere bouwvergunning alleen mag en moet worden geweigerd indien sprake is van een van de daar genoemde weigeringsgronden. Ingevolge het bepaalde onder c dient de bouwvergunning te worden geweigerd indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of de krachtens zodanig plan gestelde eisen.
11. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van de verwezenlijking van een project vrijstelling verlenen van het geldende bestemmingsplan, mits dat project is voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing en vooraf van gedeputeerde staten de verklaring is ontvangen dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben. Onder een goede ruimtelijke onderbouwing wordt bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het desbetreffende gebied.
12. Ingevolge artikel 19, vierde lid, aanhef en onder b, van de WRO, kan, indien sprake is van een gebied waarvoor het bestemmingsplan niet overeenkomstig artikel 33, eerste lid, na tien jaar is herzien, die vrijstelling slechts worden verleend als voor het gebied een voorbereidingsbesluit geldt of een ontwerp voor een herziening ter inzage is gelegd.
13. Verzoekers zijn tegen zowel het vrijstellingsbesluit als de besluiten inzake de verlening van de bouwvergunningen voor de woningen en parkeerkelder respectievelijk het zwembad in beroep gekomen. In de onderhavige voorlopige voorzieningprocedure omtrent het bouwproject Bloemenzee staat enkel de bouw van het zwembad (het Bloemenbad) ter discussie, nu bij verweerder immers de wens bestaat om op zeer korte termijn met deze bouw aan te vangen. Om die reden hebben verzoekers dan ook een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend. De bouwplannen inzake de 198 woningen en de parkeergarage komen in dit geschil niet aan de orde. Voor de beoogde recreatieve voorzieningen bij het zwembad is tot op heden bouwvergunning gevraagd noch verleend.
14. Het geprojecteerde zwembad bevat drie baden (een wedstrijdbad met tribune, een recreatiebad en een bijzondere doelgroepenbad), bijbehorende ruimten (zoals kleedruimten en een technische ruimte) en een verhuurbare cascoruimte. Het zwembad moet het bestaande zwembad, het "Bollenbad", opgericht als een zogenoemd Sportfondsenbad, gaan vervangen.
15.1 Ter plaatse geldt het bestemmingsplan "Sportfondsenbad". Het zwembad bevindt zich blijkens de bouwtekeningen voor een deel op de bestemming "Zwembad Rs(v)" en voor een deel op de bestemming "Parkeerterrein". Deze laatste bestemming betreft het parkeerterrein bij het bestaande Bollenbad.
15.2 Ingevolge artikel 3 van de planvoorschriften zijn de op kaart als "Parkeerterrein" aangewezen gronden bestemd voor straten, trottoirs, pleinen, parkeergelegenheden en andere parkeervoorzieningen. Op deze grond mogen uitsluitend gebouwtjes met een inhoud van ten hoogste 25m³ zoals wachthuisjes of telefooncellen en andere bouwwerken, zoals lichtmasten, verkeersgeleiders, reclameborden en -zuilen, zulks met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen, ten dienste van deze bestemming worden opgericht.
15.3 Ingevolge artikel 7 van de planvoorschriften zijn de op de kaart aangewezen gronden met de bestemming "Zwembad" bestemd voor een zwembadcomplex met de daarbij behorende gebouwen en andere bouwwerken zoals kleedlokalen, een sauna, een solarium, buffetten, staantribunes, de daarbij behorende paden, ligweiden en groengordels, met dien verstande dat:
a. de gebouwen uitsluitend mogen worden opgericht binnen het op de kaart aangegeven bebouwingsvlak;
b. ten hoogste 10% van de voor dit doel aangewezen gronden mag worden bebouwd;
c. de hoogte der gebouwen ten hoogste 4,5 meter mag bedragen;
d. in afwijking van het bepaalde onder c de hoogte van de gebouwen ten hoogste 8 meter mag bedragen binnen het gedeelte van het bebouwingsvlak dat op de kaart als zodanig is aangegeven.
16. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat is voldaan aan de formele vereisten van artikel 19.1 en 194 van de WRO. De gemeenteraad van Noordwijk heeft op
22 april 2009 voor het onderhavige perceel een voorbereidingsbesluit genomen, dat ten tijde van het bestreden besluit nog geldig was. Tevens hebben op gedeputeerde staten van Zuid-Holland (GS) op 26 januari 2010 een verklaring van geen bezwaar afgegeven.
17. De afwijking bestaat uit het volledig verplaatsen van het bestaande zwembad door nieuwbouw van het geprojecteerde "Bloemenbad" en sloop van het bestaande "Bollenbad". Het nieuwe zwembad wordt geprojecteerd binnen het geldende bestemmingsplan "Sportfondsenbad", maar deels op gronden met de bestemming "parkeerterrein" die de bouw van het zwembad niet toelaten. Tevens is het nieuwe zwembad gelegen buiten het op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak voor zwembadgebouwen en wordt niet voldaan aan de bebouwingsvoorschriften wat betreft de hoogte van het nieuwe zwembad. Blijkens de bouwtekening is de bouwhoogte van het zwembad 7,2 meter en is de beoogde koepel maximaal 11,2 meter hoog. Op de bestemming zwembad is thans deels een bouwhoogte van 8 meter toegestaan, met binnenplanse ontheffing tot 8,80 meter. Voor het overige is een bouwhoogte tot 4,50 meter toegestaan. Op de bestemming parkeerterrein zijn alleen kleinere bouwwerken toegestaan. Vanwege deze strijdigheid met het bouwplan heeft verweerder vrijstelling verleend. Volgens bestendige jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zijn aan de ruimtelijke onderbouwing van een project te stellen eisen, minder zwaar naarmate de inbreuk van het bouwplan ten behoeve waarvan vrijstelling wordt verleend op de bestaande planologische situatie geringer is. In dit licht bezien, overweegt de voorzieningenrechter dat in zijn totaliteit sprake is van een gemiddelde ingreep. Het bouwplan voldoet enerzijds niet aan de bebouwingsvoorschriften en is gelegen buiten de aangegeven bebouwingsvlak. Anderzijds moet het geprojecteerde zwembad het bestaande zwembad vervangen en gebeurt dat binnen het bestemmingsplan "Sportfondsenbad" op het bestaande zwembadterrein.
18. Niet bestreden is dat het aantal bezoekers van het nieuwe zwembad naar verwachting 165.000 per jaar zal bedragen. Ook de Stichting advisering bestuursrechtspraak (StAB) gaat daar van uit gelet op pagina 12 van het deskundigenrapport van 24 april 2012 (verder: StAB-rapport). Het aantal bezoekers wijzigt daarmee niet ten opzichte van het oude zwembad . De beoogde forse toename van het bezoekersaantal voor het project als geheel naar in elk geval 440.000 dan wel (meer dan) 500.000 (het standpunt van verzoekers) moet worden gerealiseerd door de geprojecteerde bijkomende recreatieve voorzieningen, die buiten de nu bestreden bouwvergunning vallen. Dit betekent dat niet te verwachten is dat de ruimtelijke gevolgen van het nieuwe zwembad wezenlijk zullen afwijken van de ruimtelijke gevolgen van het bestaande zwembad. In de stukken zijn hier ook geen aanknopingspunten voor te vinden. De door verzoekers bestreden ruimtelijke uitstralingseffecten zijn toe te rekenen aan het woningbouwproject, waarvoor wel vergunning is verleend, maar welke vergunning buiten dit geding valt, en door de al genoemde nog niet vergunde bijkomende voorzieningen. De beroepsgronden van verzoekers tegen de vrijstelling hebben voornamelijk daarop betrekking. De voorzieningenrechter laat uitdrukkelijk in het midden of deze beroepsgronden in de bodemprocedure, waarin het gehele project ter toets staat, doel zullen treffen.
19. Ook als in de bodemprocedure het vrijstellingsbesluit in rechte geen stand kan houden, gaat de voorzieningenrechter er vanwege de in overweging 17 en 18 genoemde omstandigheden en argumenten van uit, dat de nu verleende bouwvergunning voor het zwembad in dat geval met toepassing van artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening (de datum van aanvraag van de vergunning dateert immers van 30 september 2010, één dag voor de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) opnieuw verleend kan worden.
20. Met betrekking tot hetgeen verzoekers inzake de Milieueffectrapportageplicht (hierna: Mer-plicht) hebben gesteld, overweegt de voorzieningenrechter dat door de gemachtigde van verzoekers ter zitting is erkend dat ook al zou moeten worden aangenomen dat een Mer-plicht gold ten tijde van het nemen van het bestreden vrijstellingsbesluit, de huidige regelgeving thans inhoudt dat sinds 1 april 2011 voor dit type inrichting geen Mer-plicht meer geldt, zoals ook is aangegeven in het StAB-rapport . Zelfs al zou het beroep in de bodemzaak op dit punt gegrond worden verklaard, dan nog is thans de MER-plicht vervallen zodat niet alsnog een milieueffectrapportage hoeft te worden opgesteld.
21. Ten aanzien van de bezwaren van verzoekers inzake het welstandsadvies van 17 februari 2012, is de voorzieningenrechter van oordeel dat dit advies door verzoekers in de bodemprocedure (nog) niet gemotiveerd is bestreden. De eerst nu ter zitting naar voren gebrachte argumenten tegen de aanvullende welstandstoetsing van 17 februari 2012, die verweerder op verzoek van de rechtbank heeft laten uitvoeren hadden ruimschoots eerder in de bodemprocedure ingebracht kunnen worden. De voorzieningenrechter ziet mede daarom geen aanleiding te twijfelen aan de deugdelijkheid van de welstandstoetsing zoals die nu aan de bouwvergunning voor het zwembad ten grondslag ligt. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoet het bouwplan aan de redelijke eisen van welstand.
22. Ten aanzien van de door verzoekers aangevoerde milieuaspecten, overweegt de voorzieningenrechter dat het zwembad valt onder het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit). Gesteld noch gebleken is dat niet aannemelijk is dat het zwembad niet kan voldoen aan de op grond van het Activiteitenbesluit geldende voorschriften, respectievelijk dat de milieubelasting niet indien nodig door middel van maatwerkvoorschriften tot een voor verzoekers aanvaardbaar niveau kan worden teruggebracht. Of het zwembad aan de (maatwerk-)voorschriften voldoet is vervolgens een handhavingskwestie.
23. Het bouwplan voor het Bloemenbad bevat tevens een ruimte die is aangeduid als casco voor onbenoemde voorzieningen. Tot op heden is deze ruimte niet ingevuld. Als zich een concreet plan voor invulling van (een deel van) deze ruimte aandient zal daarvoor, naar verweerder terecht heeft aangevoerd, een nieuwe omgevingsvergunning moeten worden aangevraagd. Daarbij merkt de voorzieningenrechter op dat het alsdan voorgenomen gebruik zich waarschijnlijk niet zal verdragen met de geldende bestemming. In dit opzicht hebben verzoekers in de bodemprocedure terecht aangevoerd dat de vrijstelling de nog onbekende invulling van de cascoruimte niet dekt. Van belang in dit geding is dat deze vrijstelling daarom te zijner tijd, gelet op de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, niet kan worden gebruikt om een omgevingsvergunning voor de invulling van deze ruimte te verlenen.
24. De bouw van het Bloemenbad is losgekoppeld van de rest van het project Bloemenzee. De gemeente Noordwijk is vergunninghouder voor de bouw van het Bloemenbad. De vervanging van het bestaande Bollenbad door het nieuwe zwembad is noodzakelijk vanwege de staat waarin het Bollenbad verkeert. De gemeente Noordwijk als vergunninghouder heeft aannemelijk gemaakt dat met de aanwezigheid van een goed zwembad in de gemeente wezenlijke maatschappelijke belangen zijn gediend, met name voor de bijzondere doelgroepen die erop zijn aangewezen. Verder is van belang dat met de realisatie van de woningbouw nog geen begin is gemaakt, ook al is de bouwvergunning daarvoor verleend. Voor de bijkomende voorzieningen is nog geen vergunning gevraagd. Dat betekent dat doorgang van de bouw van het Bloemenbad niet betekent dat ook de beide andere projectdelen doorgang zullen vinden. Ook als de bouwvergunning voor het Bloemenbad uiteindelijk stand houdt kan de uitkomst van de gehele procedure zijn dat de rest van het project in rechte geen stand kan houden.
25. Aan wat is overwogen in overwegingen 16 tot en met 24 verbindt de voozieningenrechter de volgende conclusies.
(1) Of de vrijstelling in de bodemprocedure stand kan houden zal in de bodemprocedure moeten worden beoordeeld. Het gaat daarbij vooral om de ruimtelijke gevolgen van de beide andere projectonderdelen, namelijk de woningbouw met parkeergelegenheid en de nieuwe recreatieve voorzieningen.
(2) De ruimtelijke gevolgen van het vervangen van het Bollenbad door het Bloemenbad zullen naar verwachting zo beperkt zijn dat ook als de verleende vrijstelling (bestreden besluit I) geen stand kan houden, voor alleen de bouw van het Bloemenbad een nieuwe ontheffing van het bestemmingsplan "Sportfondsenbad" mogelijk zal zijn.
(3) De invulling van de cascoruimte vergt nadere besluitvorming.
(4) De voor het Bloemenbad verleende bouwvergunning (bestreden besluit II) zal naar verwachting in de bodemprocedure stand kunnen houden.
(5) Doorgang van de bouw van het Bloemenbad betekent niet dat de rest van het project Bloemenzee ook verwezenlijkt moet of zal worden.
26. Bij afweging van de betrokken belangen weegt het belang van de gemeente Noordwijk bij uitvoering van de bouw van het Bloemenbad daarom zwaarder dan de belangen van verzoekers. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.
27. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Verbeek, rechter, in aanwezigheid van mr. D. Tieleman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 oktober 2012.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.