ECLI:NL:RBSGR:2012:BX9406

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
427958 FA RK 12-7257
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor orgaanverwijdering bij minderjarige onder bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 oktober 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot toestemming voor de verwijdering van beenmerg van een minderjarige donor. Het verzoekschrift is ingediend door het Willem-Alexander Kinderziekenhuis LUMC en betreft de minderjarige, die bij zijn ouders woont. De rechtbank constateert dat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 5, tweede lid, van de Wet op de orgaandonatie, die bepaalt dat de ontvanger een bloedverwant tot en met de tweede graad moet zijn. In dit geval zijn de minderjarige en de ontvanger neven, wat hen bloedverwanten in de vierde graad maakt.

Desondanks besluit de rechtbank om de verzochte toestemming te verlenen. De rechtbank verwijst naar de Memorie van Toelichting bij de Wet op orgaandonatie, waarin wordt gesteld dat orgaandonatie door een minderjarige met strengere waarborgen omgeven moet zijn dan die voor meerderjarigen. De rechtbank overweegt dat de familieband tussen de donor en de ontvanger zeer nauwe is, en dat de emotionele betrokkenheid van beide gezinnen groot is. Een kinderpsycholoog heeft geconcludeerd dat de minderjarige donor in staat is om deze rol te vervullen, gezien zijn stevige karakter en ondersteunend netwerk.

De rechtbank oordeelt dat, gezien de wetsgeschiedenis en de bijzondere omstandigheden van de familie, toestemming voor de orgaanverwijdering verleend moet worden. De beslissing houdt in dat de rechtbank toestemming verleent voor de verwijdering van beenmerg bij de minderjarige en verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is gegeven door een meervoudige kamer van kinderrechters en is uitgesproken in een openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 12-7257
Zaaknummer: 427958
Datum beschikking: 1 oktober 2012
Toestemming verwijdering van een orgaan ex artikel 5 Wet op de orgaandonatie
Beschikking op het op 26 september 2012 ingekomen verzoekschrift van het
Willem-Alexander Kinderziekenhuis LUMC.
Het verzoekschrift heeft betrekking op de minderjarige:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats];
kind van:
[de moeder],
de moeder,
die het ouderlijk gezag alleen uitoefent,
en erkend door
[de vader],
de vader,
beiden wonende te [adres vader en moeder].
De minderjarige woont bij de ouders.
Procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, waarbij zich bevinden
- een ondertekende medische verklaring van de behandelend arts dat het te verwijderen orgaan beenmerg betreft, hetgeen een regenererend orgaan is, waarvan verwijdering geen blijvende gevolgen zal hebben voor de gezondheid van de minderjarige, en welk orgaan ten behoeve is van de neef van de donor, [de ontvanger] (hierna: de ontvanger), waarbij is verklaard dat een aanzienlijke verhoging van de kans op genezing van de ontvanger op geen andere wijze te bereiken is dan door middel van een beenmergtransplantatie;
- een ondertekende verklaring van een kinderpsycholoog dat geen bezwaren zijn gevonden om de minderjarige donor te laten zijn;
- door de ouders van de minderjarige en de minderjarige ondertekende toestemmingsverklaringen.
Beoordeling
Op basis van de overgelegde stukken is de rechtbank van oordeel dat voldoende is vast komen te staan dat
- sprake is van verwijdering van een regenererend orgaan;
- de verwijdering geen blijvende gevolgen heeft voor de gezondheid van de minderjarige;
- dat de ontvanger in levensgevaar verkeert, welk levensgevaar niet op een andere wijze even goed kan worden afgewend;
- dat de ouders en de minderjarige op duidelijke wijze mondeling en schriftelijk zijn geïnformeerd over de aard en het doel van de verwijdering en de te verwachten gevolgen voor de donor;
- de ouder met gezag en de minderjarige toestemming hebben gegeven voor de verwijdering.
De rechtbank stelt vast dat niet is voldaan aan het in artikel 5, tweede lid, van de Wet op de orgaandonatie gestelde vereiste dat de verwijdering van het orgaan slechts geschiedt ten behoeve van implantatie bij een bloedverwant tot en met de tweede graad. In het onderhavige geval zijn de minderjarige en de ontvanger neven en als zodanig bloedverwanten in de vierde graad.
De rechtbank ziet aanleiding om de verzochte toestemming niettemin te verlenen en overweegt daartoe als volgt.
In de Memorie van Toelichting bij de Wet op orgaandonatie (Tweede Kamer, vergaderjaar 1991-1192, 22358, nr.3) is gesteld dat orgaandonatie bij leven door een minderjarige met nog verder gaande waarborgen voor de donor omgeven dient te worden dan die door een meerderjarige. Deze waarborgen zijn in artikel 5 van de Wet op de orgaandonatie opgenomen. Terwijl bij meerderjarigen slechts geldt dat de donatie moet geschieden ten behoeve van een bepaalde persoon, geldt voor donatie door een minderjarige een beperkte kring van mogelijke ontvangers en is bepaald dat slechts bloedverwanten tot en met de tweede graad ontvanger mogen zijn. De wetgever is ervan uit gegaan - gelet op de hoge eisen die aan de weefselovereenkomst worden gesteld - dat per definitie sprake is van een nauwe familierelatie tussen donor en ontvanger, zodat ook het welzijn van het totale gezins- of familieverband in het geding kan zijn.
Uit de overgelegde stukken komt naar voren dat de broer van de vader van de minderjarige is getrouwd met de zus van de moeder van de minderjarige. De ontvanger is de zoon van deze oom en tante van de minderjarige. Er is derhalve sprake van een zeer nauwe familieband en de beide gezinnen zijn zowel in emotionele zin als voor wat betreft de dagelijkse gang van zaken heel nauw betrokken. De kinderpsycholoog die met de minderjarige donor heeft gesproken komt tot de conclusie dat hij de minderjarige op basis van zijn stevige overkomen en steunende netwerk in staat acht donor te zijn.
Gelet op de wetsgeschiedenis en de bijzondere familieomstandigheden is de rechtbank van oordeel dat toestemming dient te worden verleend voor de verzochte orgaanverwijdering.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
Beslissing
De rechtbank:
verleent toestemming tot verwijdering van beenmerg bij de minderjarige;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A. van Steen, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.C. U-A-Sai, kinderrechter en mr. C.L. Strop, kinderrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 oktober 2012, in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen, als griffier.