ECLI:NL:RBSGR:2012:BX7946

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 maart 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/5041
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van pensioendragende detacheringstoelage aan luitenant ter zee 2e klasse bij de Koninklijke Marine

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 28 maart 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een luitenant ter zee 2e klasse bij de Koninklijke Marine, en de minister van Defensie. Eiser was gedetacheerd bij het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) en had verzocht om een pensioendragende detacheringstoelage. Dit verzoek werd door verweerder afgewezen, met verwijzing naar de eerder vastgestelde functiebeschrijving en functiewaardering. De rechtbank oordeelde dat eiser, gezien de instemming van de Begeleidingscommissie met de hogere waardering van zijn functie, het vertrouwen mocht ontlenen dat verweerder de toelage zou toekennen. De rechtbank concludeerde dat de weigering om de toelage toe te kennen in strijd was met de norm van goed werkgeverschap, zoals vastgelegd in artikel 12bis van de Militaire Ambtenarenwet 1931. De rechtbank vernietigde het besluit van 3 mei 2011 en herstelde het primaire besluit van 12 november 2010, waarbij verweerder werd opgedragen om met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 de pensioendragende toelage toe te kennen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.748,-.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/5041
uitspraak van de meervoudige kamer van 28 maart 2012 in de zaak tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser
(gemachtigde: mr. D. van Zoelen),
en
de minister van Defensie, verweerder
(gemachtigde: mr. R.A.W.C. Naalden).
Procesverloop
Bij besluit van 12 november 2010 heeft verweerder eisers verzoek, om hem -naast zijn bezoldiging- en pensioendragende toelage toe te kennen, afgewezen.
Bij besluit van 3 mei 2011 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 14 juni 2011 beroep ingesteld.
De zaak is op 16 februari 2012 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1.1 Eiser, luitenant ter zee 2e klasse oudste categorie bij de Koninklijke Marine, is werkzaam bij verweerder en is per 1 oktober 2007 gedetacheerd bij het Landelijk Operationeel Coördinatie Centrum (LOCC) in de functie van coördinator sectie operationeel centrum.
Het LOCC is operationeel sinds september 2005 en is opgericht omdat uit evaluaties van de vuurwerkramp in Enschede en de Nieuwjaarsbrand in Volendam was gebleken dat bij de hulpverleningsdiensten behoefte bestond aan een organisatie die de operationele inzet landelijk kan coördineren.
Het gezag over het LOCC berustte vanaf de oprichting tot 1 januari 2008 bij de directeur Nationale Veiligheid van het toenmalige ministerie van Justitie. Het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD) was belast met het beheer van het LOCC.
1.2 Vooruitlopend op eisers detachering heeft verweerder op 30 november 2006 een functiebeschrijving vastgesteld voor de functie van coördinator sectie operationeel centrum. Deze functiebeschrijving is vervolgens gewaardeerd aan de hand van het functiewaarderingssysteem FUWADEF en aan de functie is de rang van kapitein verbonden.
Tegen de besluiten tot beschrijving en waardering van de functie heeft eiser geen bezwaar gemaakt.
1.3 Op 16 december 2007 heeft de directeur Crisisbeheersing, namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BKZ) ingestemd met het "Functiegebouw LOCC" en de waarderingen van de functies bij het LOCC.
Eisers functie is gewaardeerd met behulp van het systeem FUWASYS op het niveau van salarisschaal 10 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA).
1.4 Bij brief van 20 juni 2008 heeft de minister van BZK verweerder bericht dat hij het functiegebouw LOCC definitief heeft vastgesteld en dat hij heeft besloten dat de medewerkers van het LOCC met ingang van 1 januari 2008 volgens het maximale schaalbedrag van de functie worden bezoldigd. Omdat het implementeren van het functiegebouw als consequentie heeft dat voor enkele functionarissen de detacheringsovereenkomsten zouden moeten worden aangepast, heeft hij verweerder verzocht medewerking te verlenen om op basis van deze brief de wijzigingen binnen verweerders organisatie door te voeren.
1.5 Bij brief van 8 augustus 2008 heeft de minister van BZK verweerder medegedeeld dat eisers functie van coördinator sectie operationeel centrum is gewaardeerd met schaal 10 BBRA. De minister heeft verweerder verzocht om, gelet daarop, eiser een pensioendragende toelage toe te kennen waardoor eisers bezoldiging met ingang van 1 januari 2008 ten minste gelijk is aan het bedrag behorend bij schaal 10, trede 10 van het BBRA.
1.6 Bij brief van 4 januari 2010 heeft verweerder de minister van BZK bericht dat verweerder geen reden ziet om een wijziging aan te brengen in de huidige detacheringsregeling of de salariëring van eiser. De reden hiervan is dat verweerder meent dat de vastgestelde -door defensie voor het LOCC gehanteerde- functiebeschrijving en daaraan gekoppelde functiewaardering nog van toepassing zijn en geen aanpassing behoeven.
1.7 Bij het primaire besluit van 12 november 2010 is eisers verzoek, tot toekenning van een pensioendragende detacheringstoelage ter grootte van het verschil tussen zijn bezoldiging bij defensie en schaal 10, trede 10 van het BBRA, afgewezen. Verweerder heeft daarbij verwezen naar de eerder vastgestelde functiebeschrijving en functiewaardering door verweerder. Verweerder heeft aangegeven dat eiser een aanvraag kan indienen om een functiebeschrijving op te stellen indien hij van mening is dat zijn functie is veranderd.
Het tegen dit besluit ingediende bezwaar is bij het thans bestreden besluit ongegrond verklaard.
2 Eiser heeft in beroep -kort en zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.
Het bevreemdt eiser dat verweerder weigert de afspraken ter zake van het vastgestelde functiegebouw LOCC en de bijbehorende salarisschaal na te komen. Immers, de minister van BZK heeft het functiegebouw vastgesteld na advies van de Begeleidingscommissie en verweerder is in die commissie vertegenwoordigd door een medewerker van de Defensiestaf, die heeft ingestemd met de functiewaardering voor eisers functie.
Voorts volgt uit de bepalingen van de detacheringsovereenkomst dat partijen gebruik kunnen maken van een afwijkingsmogelijkheid en de voorwaarden van de detachering in goed onderling overleg kunnen herzien.
Eiser is van mening dat hij met ingang van 1 januari 2008 werkzaam is op basis van de functiebeschrijving van het functiegebouw LOCC en niet op basis van de functiebeschrijving van verweerder, dus verweerders stelling dat eisers functie reeds was gewaardeerd gaat niet op.
Ook meent eiser dat verweerder met het oog op het beginsel van goed werkgeverschap is gehouden om uitvoering te geven aan het besluit van de minister van BZK om per 1 januari 2008 alle medewerkers te bezoldigen volgens het maximale schaalbedrag van hun functie conform het functiegebouw LOCC.
3 Verweerder bestrijdt dat de individuele detacheringsovereenkomst met eiser is gewijzigd met de afspraak die is gemaakt met de Begeleidingscommissie. Deze commissie is onderdeel van de KLPD en niet van verweerder en dat leden van de commissie afkomstig zijn uit verweerders organisatie maakt dat niet anders.
Verweerder houdt vast aan de eerder vastgestelde functiewaardering volgens FUWADEF waarbij aan eisers functie de rang van kapitein is verbonden. Het gegeven dat de minister van BZK uitgaat van een andere functiebeschrijving maakt dit niet anders.
Van handelen in strijd met goed werkgeverschap is naar verweerders mening geen sprake, nu in de detacheringsovereenkomst is afgesproken dat de rechtspositieregelingen van de werkgever blijven gelden.
Bovendien is de rechtspositie van een militaire ambtenaar een andere dan die van een burgerambtenaar. De opbouw van het salaris en andere inkomsten van de militair is anders in verband met de permanente vergoeding extra beslaglegging
Een beroep op het vertrouwensbeginsel, voortvloeiend uit het memorandum van het Hoofd LOCC, gaat evenmin op omdat dit niet het bevoegde gezag is.
4.1 De rechtbank overweegt als volgt.
Zoals aangegeven onder overweging 1.1 betreft het LOCC een nieuwe organisatie, waarvoor nieuwe functies zijn beschreven en gewaardeerd. Gaandeweg (tussen september 2005 en januari 2008) is de organisatie en daarmee ook eisers functie nader uitgekristalliseerd en is overgegaan tot een meer definitieve ophanging van het LOCC. In januari 2008 is het beheer over het LOCC overgedragen van BZK aan het KPLD en is het functiegebouw definitief vastgesteld. Eisers functie is daarbij volgens FUWASYS hoger gewaardeerd, namelijk op schaal 10 van het BBRA.
4.2 Voorafgaand aan de overdracht van het beheer LOCC en het functiewaarderingtraject heeft overleg plaatsgevonden met de Begeleidingscommissie. Deze commissie had tot taak de Nationaal Coördinator Crisisbeheersing te adviseren over onder andere de inrichting, de organisatie en de formatie van het LOCC. De Chef Defensiestaf, of een door hem aangewezen vertegenwoordiger, was lid van deze commissie. Namens verweerder was de heer drs. [X] lid van de Begeleidingscommissie.
4.3 Hoewel de rechtbank, met verweerder, erkent dat de Begeleidingscommissie geen zeggenschap heeft over de waardering van eisers functie, meent de rechtbank dat eiser -en zijn collega's- aan het feit dat de hogere waardering van hun functie is goedgekeurd door de Begeleidingscommissie wel het vertrouwen mocht ontlenen dat verweerder zou overgaan tot aanpassing van de bezoldiging dan wel toekenning van een extra toelage. Dit leidt de rechtbank met name af uit de brief van 1 mei 2011 van de heer [X], waarin hij aangeeft dat de uitlenende werkgevers in beginsel gebonden waren aan de zaken die werden besproken in de Begeleidingscommissie, tenzij een lid van de commissie stelde dat ter zake geen mandaat bestond. De heer [X] geeft in die brief verder aan dat het toekennen van de detacheringstoelage in de commissie is besproken en dat de leden van de commissie het er mee eens waren. Hij herinnert zich dat hij instemde met toekenning van de toelage omdat er sprake was van exogene financiering (door het KLPD). Verder heeft de heer [X] in de brief opgemerkt dat defensie zijns inziens gebonden is aan de instemming van de Begeleidingscommissie en dat de betrokkenen (waaronder eiser) zonder meer de toelage behoren te ontvangen.
4.4 De rechtbank is van oordeel dat eiser aan het feit dat de Begeleidingscommissie heeft ingestemd met toekenning van de pensioendragende toelage, het vertouwen mocht ontlenen dat verweerder deze toelage zou toekennen. Gezien de instemming van de Begeleidingscommissie is de rechtbank van oordeel dat de weigering om de toelage aan eiser toe te kennen in strijd is met de norm van goed werkgeverschap, zoals verankerd in artikel 12bis van de Militaire Ambtenarenwet 1931.
Daarbij betrekt de rechtbank eveneens dat door eiser onweersproken is gesteld dat eiser -en zijn collega's- binnen het LOCC de enige gedetacheerde medewerkers zijn wier bezoldiging niet is aangepast. Van de medewerkers die vanuit andere disciplines bij het LOCC zijn gedetacheerd (politie, brandweer en geneeskundige hulporganisatie) is door het respectieve bevoegde gezag de bezoldiging aangepast dan wel is een toelage toegekend.
5 Gezien het vorenstaande is eisers beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De overige gronden kunnen onbesproken blijven.
Nu aan het primaire besluit hetzelfde gebrek kleeft, zal de rechtbank dit besluit herroepen. Naar het oordeel van de rechtbank dient verweerder een nieuwe beslissing te nemen op de aanvraag en dient verweerder eiser met terugwerkende kracht tot 1 januari 2008 een pensioendragende toelage toe te kennen ter grootte van het verschil tussen eisers militaire bezoldiging en het maximum van schaal 10 van het BBRA.
6 De rechtbank veroordeelt verweerder met toepassing van artikel 7:15, tweede lid, en 8:75, eerste lid, van de Awb in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.748,- (1 punt voor het bezwaarschrift, 1 punt voor het beroepschrift en 2 punten voor het verschijnen ter zitting in de bezwaar- en in de beroepsprocedure met een waarde per punt van € 437,- en een wegingsfactor 1).
Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het besluit van 3 mei 2011;
herroept het besluit van 12 november 2010;
veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1.748,-, te betalen aan eiser;
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 152,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H. Bergman, rechter, mr. J.W.H.B. Sentrop, rechter en mr. M.P. Celie, militair lid, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2012.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.