ECLI:NL:RBSGR:2012:BX7869

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 12/8195 BESLU
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek voorlopige voorziening voor ontheffing visserijverbod schieraal

Op 3 september 2012 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland. Het verzoeker, dat betrekking had op een besluit van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 27 augustus 2012, betrof de weigering om een ontheffing te verlenen voor het overzetten van schieraal. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen deze weigering en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de schieraal na overzet bij het gemaal De Lijnden niet vrij kon zwemmen naar zee, maar dat er gunstige omstandigheden waren voor vismigratie bij het boezemgemaal Halfweg. De voorzieningenrechter erkende dat het verlenen van een ontheffing in het belang van de aalvisstand was en dat de vrees van verweerder voor precedentwerking de afwijzing van de aanvraag niet kon dragen. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening toe, waarbij verweerder werd veroordeeld om verzoeker te behandelen alsof hij in het bezit was van de gevraagde ontheffing.

De uitspraak benadrukte dat een dergelijk verstrekkend verzoek om voorlopige voorziening alleen onder uitzonderlijke omstandigheden kan worden toegewezen. Gezien de korte periode waarvoor de voorziening zou gelden en het feit dat verweerder zich niet tegen de toewijzing verzette, besloot de voorzieningenrechter om het verzoek toe te wijzen. De voorzieningenrechter bepaalde ook dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht moest vergoeden. De beslissing werd in het openbaar uitgesproken en is niet vatbaar voor hoger beroep.

Uitspraak

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12/8195 BESLU
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak ingevolge artikel 8:84, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek om voorlopige voorziening van
het college van dijkgraaf en hoogheemraden van Rijnland, te Leiden, verzoeker,
ten aanzien van het besluit van 27 augustus 2012 van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, verweerder, waarbij geweigerd is aan verzoeker een ontheffing te verlenen ten behoeve van het overzetten van schieraal.
Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 30 augustus 2012 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op 3 september 2012 ter zitting behandeld.
Namens verzoeker zijn J.J.P. van der Vlist, I. Vink en hoogheemraad J.G.M. Schouffoer verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. drs. W. van Dijk en
M.J. Westerwaal.
I Overwegingen
1.1 Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2 Verzoeker heeft verzocht om een ontheffing van het verbod ingevolge artikel 32a van de Uitvoeringsregeling visserij om te mogen vissen met aalvistuigen in de voor aalvangst gesloten periode van 1 september tot 1 december 2012. De ontheffing heeft tot doel om aal over de dijk nabij het gemaal De Lijnden te zetten en daarmee aal gelegenheid te geven een weg te zoeken naar waterlopen naar open zee teneinde hun paaiplaatsen in de Saragossazee te kunnen bereiken. Gebleken is dat alen als gevolg van door het gemaal De Lijnden gebruikte centrifugaalpompen dit waterwerk niet (levend) kunnen passeren.
3 Ter zitting is gebleken dat aan de weigering ontheffing te verlenen alleen ten grondslag ligt dat niet wordt voldaan aan de in het beleid gestelde voorwaarde dat de gevangen schieraal na een korte (in tijd en afstand) overzet vrij uit kan zwemmen naar zee, aangezien verzoeker thans wel voldoet aan de voorwaarde dat er een 100% controle plaatsvindt op de overzet.
Vaststaat dat de schieraal vijf kilometer na overzet bij het gemaal De Lijnden het boezemgemaal Halfweg moeten passeren alvorens het Noordzeekanaal in te zwemmen. De aal kan na overzet bij De Lijnden dus niet vrij zwemmen naar zee. De door verzoeker met een rapportage onderbouwde stelling dat de aal een passage over de vijzels van het boezemgemaal Halfweg overleefd en dat dit gemaal is voorzien van een vispassage die op 4 oktober 2012 officieel in gebruik zal worden gesteld, heeft verweerder niet, althans onvoldoende betwist. Verweerder erkent dat het verlenen van een ontheffing in dit geval in het belang van de aalvisstand is en past ter uitvoering van het Nederlandse aalbeheersplan, dat zijn grondslag heeft in verordening (EG) nr. 1100/2007 van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (PbEU L 248).
De huiver van verweerder aan verzoeker ontheffing te verlenen vindt zijn oorzaak in mogelijk daarvan uitgaande precedentwerking. De voorzieningenrechter is van oordeel dat nu na de overzet bij het gemaal De Lijnden voor de aal een watergang naar open zee bereikbaar is door het passeren van het boezemgemaal Halfweg - waar voor vismigratie gunstige omstandigheden bestaan - de vrees van verweerder voor precedentwerking de afwijzing van de aanvraag om ontheffing niet kan dragen.
Het verzoek strekt er toe bij voorlopige voorziening verweerder te veroordelen om verzoeker te behandelen alsof hij in het bezit is van de gevraagde ontheffing. Een dergelijk verstrekkend verzoek om voorlopige voorziening kan slechts onder uitzonderlijke omstandigheden door de voorzieningrechter worden toegewezen. Gelet op de korte periode waarvoor de voorziening zal gelden en nu verweerder ter zitting er van blijk heeft gegeven zich niet tegen toewijzing van die voorziening te verzetten, alsmede dat van belangen van derden die zich tegen toewijzing verzetten niet is gebleken, ziet de voorzieningenrechter aanleiding tot het treffen van een dergelijke voorziening.
Gelet op het voorgaande wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toe als hierna omschreven.
II Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage:
1 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe tot zes weken na de beslissing op bezwaar, in die zin dat verweerder verzoeker vanaf heden behandeld alsof hij in het bezit is van een ontheffing van het verbod ingevolge artikel 32a van de Uitvoeringsregeling visserij en de daaraan verbonden voorwaarden zoals door verzoeker zelf zijn weergegeven in zijn brief aan verweerder van 22 augustus 2012;
2 bepaalt dat verweerder het door verzoeker betaalde griffierecht ad € 310,-- aan verzoeker vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
mr.drs. C.M.A. Demetriadis, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 september 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.