Parketnummers 09/757003-11 en 09/665211-11 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 18 september 2012
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de [verdachte A]:
[verdachte A],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 6 april 2011, 11 april 2011, 24 juni 2011 en 4 september 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. F.A. Kuipers en van hetgeen door de raadsman van [verdachte A] mr. M.H.H. Meulemeesters, advocaat te Utrecht, en door de [verdachte A] naar voren is gebracht.
Aan de [verdachte A] is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
Parketnummer 09/757003-11 (hierna dagvaarding I):
1.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 24 december 2010 tot en met 27 december 2010 te Wassenaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen (ongeveer) 25 horloges (ter waarde van ongeveer EUR 200.000,-) en/of een kluis inhoudende onder meer aandelen aan toonder (ter waarde van EUR 2.500.000,-) en/of contant geld (een bedrag van EUR 36.000,- en/of een bedrag van EUR 25.000,- en/of een bedrag van EUR 7.000,-) en/of buitenlandse valuta (dollars en/of Engelse ponden en/of Zwitserse franken en/of Hongkong dollars en/of Yinhang en/of Libanese ponden), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan [verdachte A] en/of
haar mededader(s), zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te hebben gebracht door onrechtmatig gebruik te maken van de alarmcodes en/of een reservesleutel van voornoemde woning, althans door valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij op tijdstippen in de periode van 24 december tot en met 31 december 2010 te Wassenaar en/of Nijmegen en/of Heijen en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, horloges (ter waarde van ongeveer 200.000,-) en/of aandelen aan toonder (ter waarde van 2.500.000,-) en/of contant geld (een geldbedrag van 36.000,- en/of een geldbedrag van 25.000,- en/of een geldbedrag van 7.000,-) en/of documenten (waaronder een testament van [aangever] en/of een testament van [X] en/of huwelijkse voorwaarden van [aangever] en [X] en/of een eigendomsbewijs op naam van [aangever] van de woning [adres] te Wassenaar) en/of levering certificaten van aandelen van [BV1] en [BV2] en/of Verpanding van certificaten van aandelen in het kapitaal van [BV1] en/of aandelenoverdracht 21 aandelen [NV] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van deze goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 27 december 2010 tot en met 31 december 2010, te Wassenaar en/of Zaltbommel en/of elders in Nederland en/of in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een voorwerp, te weten een auto, merk Mercedes type CLS320 CDI met Belgisch exportkenteken [nummer], de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of voornoemde auto heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf (namelijk dat die auto is aangeschaft met ontvreemd geld);
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 665211-11 (hierna dagvaarding II):
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 24 december 2010 tot en met 9 januari 2011, te Wassenaar en/of elders in Nederland en/of in Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, van een geldbedrag van EUR 15.990,-, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of dit geldbedrag heeft verworden en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf (te weten van diefstal)
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 24 december 2010 tot en met 9 januari 2011 te Wassenaar en/of elders in Nederland en/of in Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een
geldbedrag van EUR 15.990,- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dit geldbedrag wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed/geldbedrag betrof;
artikel 47 Wetboek van Strafrecht
artikel 416 Wetboek van Strafrecht
artikel 417bis Wetboek van strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De bij dagvaarding I onder 2 en bij dagvaarding II aan verdachte tenlastegelegde feiten zouden ook zijn begaan in het buitenland, namelijk in België en Spanje. Ingevolge artikel 2 van het Wetboek van Strafrecht en de geldende jurisprudentie is de Nederlandse strafwet toepasselijk op eenieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Indien als plaats waar een strafbaar feit is gepleegd zowel in als buiten Nederland gelegen plaatsen kunnen gelden, is reeds op grond van de hiervoor genoemde wetsbepaling vervolging van dat strafbare feit in Nederland [verdachte A] gelijk, ook ten aanzien van de van dat strafbare feit deel uitmakende gedragingen die buiten Nederland hebben plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat hiermee met betrekking tot de rechtsmacht aan de eisen die de wet daaraan stelt is voldaan. Overigens geldt voor België en Spanje ook de dubbele strafbaarheid op grond van artikel 5 van het Wetboek van Strafrecht, aangezien verdachte de Nederlandse nationaliteit heeft, de feiten volgens de Nederlandse wet misdrijven zijn en op soortgelijke feiten bij de artikelen 505-507 Strafwetboek respectievelijk artikel 301 Código Penal straf is gesteld.
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de op dagvaarding I onder 1 primair en 2 en op dagvaarding II onder het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle aan hem ten laste gelegde feiten.
Hiertoe heeft de raadsman de navolgende punten aangevoerd.
Ten aanzien van de inbraak/heling:
1. Het mondelinge bevel opnemen telecommunicatie ex artikel 126m Sv, d.d. 30 december 2010 en de daarop volgende schriftelijke machtigingen hadden niet afgegeven mogen worden, bij gebreke van een redelijk vermoeden van schuld van enig strafbaar feit gepleegd door verdachte. De verkregen informatie op basis van deze tapbevelen dient daarom, als zijnde onrechtmatig verkregen, te worden uitgesloten van het bewijs.
2. Er bestaat onvoldoende zekerheid ten aanzien van het aantal weggenomen horloges (25) en de hoogte van de contante geldbedragen (bedragen van € 36.000,- en/of
€ 25.000,- en/of € 7.000,-) en de verschillende soorten buitenlandse valuta. De verklaringen van aangever lijken in overeenstemming te zijn gebracht met de onderzoeksbevindingen. Verdachte dient daarom van die onderdelen partieel vrijgesproken te worden.
3. Er bestaat een mogelijkheid dat er iemand anders (niet in beeld zijnde als verdachte) verantwoordelijk is voor de diefstal. Er zou iemand uit de woning kunnen zijn gevlucht op het moment dat [huishoudster] op 27 december 2010 bij de woning arriveerde en het alarm uitschakelde. Nu dit alternatieve scenario niet kan worden uitgesloten, dient verdachte te worden vrijgesproken.
4. Het dossier bevat geen directe bewijsmiddelen dat verdachte plaatst op de plaats delict op 24 of 25 december 2010 en de aanwezige indirecte bewijsmiddelen zijn daarvoor niet overtuigend genoeg. Ook de bewijsmiddelen in de periode van 26 tot en met 31 december 2010 zijn onvoldoende overtuigend. Verdachte zit in de autohandel en in die hoedanigheid beschikt hij vaker over (grote) hoeveelheden contant geld.
5. De verklaringen van [medeverdachte B] zijn onbetrouwbaar en dienen terzijde geschoven te worden.
Ten aanzien van het witwassen van de Mercedes:
Verdachte verkoopt auto's en heeft in die hoedanigheid over meerdere auto's van vergelijkbare waarde, zoals een Kia Sorento, een BMW en een Audi beschikt. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte de Mercedes heeft gekocht met gestolen geld zodat hij van dat feit moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het witwassen dan wel de opzet-/schuldheling van het geldbedrag:
1. Niet kan worden vastgesteld dat het bedrag dat bij de broer van verdachte is gevonden, van enig misdrijf afkomstig was.
2. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte op enig moment wetenschap heeft gehad van het bij zijn broer gevonden geldbedrag, laat staan dat hij erover heeft kunnen beschikken. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.
4.3 Beoordeling verweren omtrent de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van het verkregen bewijs
Rechtmatigheid van de afgegeven tapmachtiging
In het kader van het onderzoek naar de diefstal/inbraak is een telefoonnummer getapt waarvan verdachte gebruik maakte. De raadsman heeft aangevoerd dat de gevoerde gesprekken moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat geen sprake zou zijn van een redelijk vermoeden van schuld jegens [verdachte A]. Met betrekking tot dat verweer overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 126m Sv kan de officier van justitie, na een schriftelijke machtiging daartoe van de rechter-commissaris, bevelen dat telefoongesprekken worden opgenomen, indien er sprake is van een verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid Sv, dat gezien zijn aard of samenhang met andere door de [verdachte A] begane misdrijven een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert en indien het onderzoek het opnemen van telefoongesprekken dringend vordert.
De door de raadsman bedoelde vordering van de officier van justitie ex artikel 126m Sv werd gedaan in de zaak tegen [medeverdachte C] (parketnummer 09/757002-11). De rechter-commissaris dient vervolgens bij de vraag of een machtiging kan worden verstrekt, te toetsen of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Uit het feit dat de rechter-commissaris in de onderhavige zaak op 3 januari 2011 een dergelijke machtiging heeft verstrekt, kan worden afgeleid dat zij deze vraag bevestigend heeft beantwoord. De rechtbank dient op haar beurt te toetsen of de rechter-commissaris in redelijkheid tot het oordeel over die machtiging heeft kunnen komen.
Nu het bevel niet in het onderzoek tegen [verdachte A] maar tegen zijn [medeverdachte C] is verstrekt, is de vraag of er sprake was van een verdenking van een misdrijf tegen [verdachte A] ten tijde van het verlenen van bedoelde machtiging niet relevant. Nu de rechtbank ook overigens niet is gebleken van enige onrechtmatigheid bij het verlenen van deze machtiging, geldt eens te meer dat de bewijsmiddelen die op grond van de verleende machtiging zijn verkregen, ook in de zaak tegen [verdachte A] voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het verweer van de raadsman wordt derhalve verworpen.
Betrouwbaarheid van de verklaring van aangever omtrent de weggenomen goederen
De verdediging heeft aangevoerd dat er onvoldoende zekerheid bestaat over het aantal weggenomen horloges, de hoogte van de weggenomen geldbedragen en de verschillende soorten buitenlandse valuta. Aangever zou na zijn aangifte door de politie zijn geïnformeerd over de onderzoeksbevindingen en zijn tweede, aanvullende verklaring hiermee in overeenstemming hebben gebracht, hetgeen consequenties heeft voor de bruikbaarheid van de aanvullende verklaring van aangever voor het bewijs.
De rechtbank stelt voorop dat het niet ongebruikelijk is dat een persoon aangifte doet van diefstal en die aangifte later aanvult of specificeert wat betreft de vermiste goederen.
In deze zaak was aangever in verband met de diefstal eerder terug gekomen van zijn vakantie in Thailand en hij heeft vervolgens aangifte gedaan. Het is niet onbegrijpelijk dat aangever bij zijn eerste aangifte niet de exacte hoeveelheid horloges, de soorten en waarde van de buitenlandse valuta en de hoogte van de missende geldbedragen paraat had.
Dat de aangifte van aangever bij verificatie van resultaten uit het opsporingsonderzoek nader is gespecificeerd en aangevuld, maakt de verklaringen van aangever met betrekking tot de vermiste goederen niet minder betrouwbaar, zodat het verweer van de verdediging op dat punt eveneens wordt verworpen.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte B]
[Medeverdachte B] heeft voor [verdachte A] belastende verklaringen afgelegd. De verdediging stelt zich op het standpunt dat de door [medeverdachte B] afgelegde verklaringen onbetrouwbaar zijn en derhalve niet kunnen bijdragen aan het bewijs. Met betrekking tot dit verweer overweegt de rechtbank het volgende.
[Medeverdachte B] heeft vanaf het begin direct uitgebreide verklaringen afgelegd, waarbij hij ook zijn eigen aandeel in het geheel heeft toegelicht, en daarmee ook voor zichzelf belastend heeft verklaard. Hoewel zijn verklaringen op sommige onderdelen verschillen, zijn de verklaringen in grote lijnen wel consistent en worden deze bovendien op belangrijke punten ondersteund door de verklaringen van andere getuigen, zoals hieronder nader zal worden weergegeven, alsmede door de zich in het dossier bevindende tapgesprekken. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de verklaringen van [medeverdachte B] als onbetrouwbaar aan te merken en om die reden buiten beschouwing te laten.
4.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
Is er sprake van diefstal/inbraak?
Van de woning van [aangever] (hierna te noemen aangever) aan de [adres] te Wassenaar kwam op 27 december 2010 om 01.02 uur een alarmmelding.2
Namens [aangever] heeft zijn huishoudster, [huishoudster], op 27 december 2010 aangifte van diefstal/inbraak gedaan.
Zij heeft verklaard dat zij op 23 december 2010 omstreeks 16.00 à 16.30 uur de woning aan de [adres] te Wassenaar had verlaten, het alarm had ingeschakeld en de woning rondom slotvast had afgesloten. Op 27 december 2010 omstreeks 09.00 à 09.15 uur betrad zij, na de alarmmelding, wederom het huis en zag zij op de eerste etage in de kleedkamer spullen op de grond liggen. Deze kamer was kennelijk doorzocht. Zij zag dat de kluis, die normaal in de kast aan de muur vast zat, weg was en dat de kast van binnen kapot was. Ook zag zij dat er een andere kast open stond en dat deze doorzocht was. In die kast bevond zich de horlogeverzameling van [aangever]. Zij zag dat een aantal doosjes open stond.3
De politie heeft op 28 december 2010 een onderzoek in de woning aan de [adres] ingesteld. In een proces-verbaal van bevindingen relateren de verbalisanten dat de woning zonder braak is betreden en dat door hen rondom de woning geen sporen van braak zijn aangetroffen. Zij zagen dat in de kleedkamer op de eerste verdieping de kastdeuren open stonden. In een kast ontbrak een kastplank en van een andere plank ontbrak de helft. Van een ladekast werden alle lades geopend aangetroffen.4
[Aangever] heeft op 30 december 2010, na zijn terugkeer uit Thailand, bij de politie verklaard dat er een groot aantal waardevolle horloges is weggenomen waarvan de totale waarde door hem op € 200.000,- werd geschat. Van die meest waardevolle horloges, twaalf stuks, heeft hij in de bijlagen bij de aangifte beschrijvingen gegeven. Hij beschrijft - onder andere - een Oudemars Piquet-royal oak, een Hublot, verschillende Breitling-horloges en een TW steel, special for Tom Coronel. De minder waardevolle horloges die zijn weggenomen, heeft aangever in zijn aangifte niet nader benoemd. Ook zijn er persoonlijke documenten, aandelen aan toonder in de Belgische golfclub [NV] ter waarde van € 2.500.000,-, een geldbedrag van € 36.000,- (het spaarbedrag van zijn overleden moeder), een gesealed pak contant geld van € 25.000,-, een witte envelop met daarin tussen de € 7.000,- en € 10.000,- en buitenlandse valuta weggenomen.5
Conclusie ten aanzien van de diefstal/inbraak.
De rechtbank is van oordeel dat vaststaat dat er een diefstal of inbraak heeft plaatsgevonden in of uit de woning van [aangever] aan de [adres] te Wassenaar.
Wanneer is de diefstal/inbraak gepleegd?
Getuige en deskundige [getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat het mogelijk is om in het huis te blijven en het alarm in te schakelen. Als men naar buiten gaat, wordt er alarm gemaakt, tenzij het alarm eerst wordt uitgeschakeld. Als men bijvoorbeeld door het raam naar buiten zou gaan dan zou het alarm afgaan. Als er iemand in de woning is en het alarm is ingeschakeld, dan wordt er een melding gegeven bij de deur voordat de woning wordt verlaten.6
Uit het overgelegde alarmlogboek, gecombineerd met de verklaring van [getuige 1],7 dat van de vermelde tijdstippen een uur moet worden afgetrokken in verband met zomer/wintertijd, blijkt het navolgende:
- op 24 december 2010 om 17.59 uur is het alarm uitgeschakeld
- op 25 december 2010 om 00.38 uur is het alarm ingeschakeld
- op 25 december 2010 om 07.30 uur is het alarm uitgeschakeld
- op 25 december 2010 om 08.39 uur is het alarm ingeschakeld
- op 27 december 2010 om 01.02 uur is het alarm afgegaan.8
[Aangever] heeft verklaard dat elk alarmcontact op een raam een nummer heeft. Als dat raam open gaat, dan geeft de alarminstallatie dat aan en vraagt of dat raam beveiligd moet worden. Alle ramen hebben een apart nummer. Als iemand binnenkomt en het alarm staat aan, dan gaat het alarm af. Op de deuren zitten deurmagneten. Indien het contact daarmee verbroken wordt, gaat het alarm af.9
Na de alarmmelding is [getuige 2] van de [beveiligingsbedrijf] naar de woning van aangever gegaan. Hij heeft hierover verklaard dat hij omstreeks 01.08 uur ter plaatse was en dat er geen sporen in de sneeuw van auto's, voetgangers, fiets of bromfiets te zien waren. Hij was de eerste die het terrein betrad en heeft met zijn hond een ronde om de woning heeft gemaakt. Aan de voorzijde van de woning stond een deur op een kier en hij heeft van buiten naar binnen gekeken, waar alles er netjes uit zag. Er was geen braakschade waarneembaar en verder was alles dicht. Het leek alsof het slot normaal met de sleutel was opengemaakt. [Getuige 2] heeft ter plaatse gewacht met zicht op de woning en omstreeks 01.20 uur heeft hij de noodsleutel uit het washok gepakt en de woning afgesloten. Hierna heeft hij 15 minuten op de brug gepost voor het geval er storing zou ontstaan of een nieuw alarm zou afgaan.10 Deze getuige heeft bij de rechter-commissaris op 14 september 2011 verklaard dat hij op 26 december 2010 om 14.00 uur naar zijn werk reed en dat het toen sneeuwde. Voorts heeft hij herhaald dat hij, toen hij op 27 december 2010 ter plaatse kwam, geen sporen heeft waargenomen in de sneeuw. Voordat hij aan zijn dienst begon wel had gesneeuwd, maar tijdens zijn dienst niet.11
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande het volgende vast:
* Het alarm is voor het laatst ingeschakeld op 25 december 08.39 uur.
* Op 26 december 2010 heeft het in ieder geval tot 14.00 uur gesneeuwd.
* Het alarm is afgegaan op 27 december 2010 om 01.02 uur.
* Ten tijde van de alarmmelding lag er nog sneeuw.
* Kort na de alarmmelding was er niemand rond de woning en waren er rond de woning ook geen sporen in de sneeuw die er op zouden kunnen duiden dat daar iemand is geweest.
Uit deze gegevens concludeert de rechtbank dat het niet aannemelijk is dat de diefstal/inbraak is gepleegd op 27 december 2010, kort vóór het tijdstip van de alarmmelding. Indien er op dat moment iemand naar de woning zou zijn gegaan en daar ook weer vandaan zou zijn gekomen, zouden daarvan immers sporen in de sneeuw te zien moeten zijn geweest. Voorts staat op grond van de verklaringen van [getuige 1] en [aangever] vast dat opnieuw alarm zou zijn veroorzaakt indien er tijdens de alarmmelding op 27 december 2010 nog een persoon in de woning aanwezig zou zijn geweest en deze na de alarmmelding via een raam of achterdeur naar buiten zou zijn gevlucht.
Het door de verdediging opgeworpen scenario dat een persoon in de woning van aangever heeft verbleven tot [huishoudster] op 27 december 2012 in de ochtend in de woning kwam en deze persoon na het uitschakelen van het alarm door [huishoudster] zou zijn gevlucht, is niet aannemelijk geworden. Er zijn geen sporen aangetroffen in de woning die zouden kunnen duiden op het verblijf van een persoon gedurende een periode van een paar dagen en ook overigens zijn voor dit scenario geen aanwijzingen te vinden. Dit verweer van de verdediging wordt derhalve verworpen.
De rechtbank komt hiermee tot de conclusie dat de diefstal/inbraak is gepleegd op 24 of 25 december 2010. Die conclusie wordt gesterkt door hetgeen hieronder wordt weergegeven.
De uit het huis van [aangever] ontvreemde goederen zijn op tweede kerstdag aangeboden aan potentiële kopers. De rechtbank trekt die conclusie uit het volgende.
[verdachte B] heeft verklaard dat hij op een gegeven moment werd gebeld door [verdachte A]. Het was in het weekend, op eerste of tweede kerstdag. [Verdachte A] kwam hem ophalen, hij wilde een tas met papieren en een tas met horloges bij [verdachte B] bewaren. De horloges zaten in een rood stoffen tasje. In dat rode tasje zat een soort van een touwtje. [verdachte A] vroeg [verdachte B] of hij iemand wist die de spullen wilde kopen, waarop [verdachte B] de naam van [verdachte D] heeft genoemd. In de zware tas zaten ongeveer twintig horloges. In de andere tas zaten mapjes en papier.
's Avonds is [verdachte B] met de tas met horloges naar het sportcafé gegaan en daar heeft hij [verdachte D] op de wc de horloges laten zien. [Verdachte A] kwam later het café in.12
Bij de rechter-commissaris heeft [verdachte B] verklaard dat in de tas die [verdachte A] aan hem gaf ruim twintig, [verdachte A] gelijk 25 of 26 horloges zaten, waaronder een Hubolt, een Cartier, een Pique, een zwarte TW-steel. [Verdachte A] heeft een keer of drie aan het [adres] geslapen, zo rond de 23e, 24e en 25e december.13
Verder heeft [verdachte B] bij verhoor van 14 april 2011 verklaard dat hij twee maanden daarvoor (de rechtbank begrijpt in februari 2011) in de woning van de buurman van de stiefvader van zijn vriendin [adres]14, waar [verdachte A] twee of drie keer rond de feestdagen heeft overnacht, een plastic boodschappentas met papieren heeft gevonden. Dit waren aandelen en kopieën van een legitimatiebewijs van [aangever] , een testament en een inboedelverdeling en nog meer van dat soort papieren. [verdachte B] kwam te spreken met [verdachte E] en [verdachte F], die vervolgens contact heeft opgenomen met het kantoor van [aangever]. Zij hebben een afspraak met hem gemaakt om de documenten aan aangever [aangever] terug te geven tegen betaling van een geldbedrag.15 Deze documenten zijn daadwerkelijk aan [aangever] aangeboden en door hem herkend als zijnde zijn eigendommen.16
[Verdachte D] heeft verklaard dat hij [verdachte A] kent als [voornaam verdachte A] en dat hij [verdachte A] op tweede kerstdag 2010 voor het eerst heeft ontmoet bij café [naam café] in Nijmegen. [verdachte A] had allemaal horloges, die wilde [verdachte D] zien. [verdachte A] heeft 's avonds tegen hem gezegd dat hij horloges te koop had en heeft die horloges, die in een rood tasje zaten dat met een veter dicht kon worden gestrikt, aan hem laten zien.17
Aangever heeft verklaard dat hij in het bezit is van rode tasjes met touwtjes. Deze tasjes lagen in zijn kledingkast.18
[verdachte A] heeft verklaard dat hij op tweede kerstdag in Nijmegen was, dat hij daar gefeest heeft met wat vrienden in het [naam café] en dat hij daarna met een vriend in het Mercure hotel in Nijmegen heeft geslapen.19
Uit de opgenomen tapgesprekken blijkt het volgende.
Op 30 december 2010 vond er een gesprek plaats tussen [verdachte A] en, naar later blijkt, [verdachte B]. [verdachte A] gaf daarin aan dat hij op zoek was naar de 'Special Edition' die [naam] zo graag wilde. [verdachte A] had ze vorige keer, die dag, geteld, maar miste de Special Edition.20 In een later gesprek verzocht verdachte [verdachte B] om te gaan kijken omdat 'hij 'm die dag in het [naam café] had'. In datzelfde gesprek zegt [verdachte A] dat hij er 25 heeft geteld en dat hij ze bij [verdachte B] thuis heeft gepakt.21 Geconfronteerd met de tapgesprekken heeft [verdachte B] bevestigd dat hij in deze gesprekken met [verdachte A] spreekt over horloges en over het feit dat [verdachte A] één horloge, een 'Special Edition', kwijt was.22
In zijn aanvullende verklaring op 2 januari 2011 heeft aangever verklaard dat hij in totaal ongeveer 25 horloges mist en dat hij de term 'Special Edition' kent omdat dit een horloge van hem betreft van de Tom Coronel reeks, zwart van kleur met de inscriptie 'Special Edition' achterop. Ook heeft hij toen verklaard dat het ontvreemde geld uit de kluis uit diverse coupures bestond, waaronder briefjes van € 500,-.23 Op 12 januari 2011 heeft aangever verklaard dat zich - onder andere - de navolgende valuta in de weggenomen kluis bevonden: Dollars, Engelse ponden, Zwitserse franken, Hong Kong dollars, Chinese Tinhang en Libanese biljetten.24
Op 26 december 2010 werden door [verdachte A] horloges, waaronder een 'Special Edition' en een tasje met papieren aan [verdachte B] gegeven. [Verdachte B] heeft diezelfde avond de horloges, die in een rood tasje met een touwtje zaten, aan [verdachte D] laten zien. In de woning waar [verdachte A] rond de kerst een aantal nachten heeft verbleven, heeft [verdachte B] documenten op naam van [aangever] gevonden. Die documenten zijn later aan [aangever] aangeboden en door hem herkend als zijn eigendommen.
De rechtbank komt op grond van hiervoor uiteengezette verklaringen van aangever, [verdachte B], [verdachte D] en de inhoud van de tapgesprekken tot de conclusie dat de horloges en de waardepapieren die op 26 december 2010 in het bezit waren van [verdachte A] en aan [verdachte B] in bewaring werden gegeven, de goederen betreffen die bij de inbraak in de woning van aangever [aangever] zijn weggenomen.
Conclusie ten aanzien van het tijdstip van de diefstal/inbraak
Gelet op de tijdstippen waarop het alarm in de woning van aangever aan en uit is gezet, het ontbreken van sporen in de sneeuw ten tijde van de alarmmelding alsmede de omstandigheid dat uit de woning gestolen horloges samen met papieren op tweede kerstdag door [verdachte A] aan [verdachte B] zijn gegeven, de horloges op 26 december 2010 zijn aangeboden aan een potentiële koper en de later aangeboden documenten worden herkend door aangever, komt de rechtbank tot de conclusie dat de diefstal heeft plaatsgevonden tussen 24 december 2010 te 17.59 uur en 25 december 2010 te 08.39 uur, derhalve vóór 27 december 2010 om 01.02 uur, het tijdstip van de alarmmelding.
Wie was er betrokken bij de diefstal/inbraak?
Voor beantwoording van deze vraag zijn de navolgende overwegingen van belang.
* De woning van aangever was goed beveiligd en er is geen braakschade geconstateerd.
* De toenmalige vriendin van [verdachte A], [verdachte C], beschikte over de code van het hek, de alarmcode en wist waar de reservesleutel zich bevond en zij heeft op 24 en 25 december 2010 verbleven in de woning van haar vader, aangever.25
* Uit de historische telefoongegevens van [verdachte C], blijkt dat zij op 24 december 2010 omstreeks 17.03 uur vanuit Zoetermeer naar Wassenaar rijdt en daar om 18.13 uur de zendmast op de [adres] (nabij de [adres]) in Wassenaar aanstraalt, tot in ieder geval 18.25 uur.26
* [Verdachte C] heeft vanaf 16.44 uur veelvuldig telefonisch contact met het telefoonnummer [nummer 1], welk nummer zich om 16.47 uur vanuit Bodegraven naar Wassenaar beweegt, waar het om 18.14 uur en 18.26 uur de [adres] aanstraalt, om 19.13 uur [adres] in Den Haag en op 25 december 2010 om 08.05 uur het [adres] om zich vervolgens via Woerden richting Nieuwegein te bewegen.27
* [Verdachte C] heeft op 24 december 2010 een aantal keer contact met telefoonnummer [nummer 2]. Dit nummer beweegt zich om 15.31 uur vanaf [adres] in Veghel via Leidschendam (17.31 uur) naar Wassenaar waar het in ieder geval om 18.34 uur aanwezig is. Om 19.52 uur straalt het telefoonnummer Nieuwegein aan en om 22.57 uur de [adres] in Zaltbommel. Op 25 december 2010 om 00.14 uur is het nummer op de [adres] in Den Haag tot 00.46 uur. Het telefoonnummer straalt om 15.47 uur een zendmast in Malden aan, om 15.53 uur in Wijchen en om 17.22 uur de [adres] in Zaltbommel.28
* [verdachte A] heeft op 27 december 2010 een lang gesprek met de gebruiker van het telefoonnummer [nummer 2]. Ook de broer van [verdachte A], [naam], heeft contact met de gebruiker van dit telefoonnummer; op 24 december 2010 twee keer en op 28 december 2010 ook twee keer.29
* [Verdachte C] heeft op 24 december 2010 ook vele malen telefonisch contact met het telefoonnummer van [naam], een neef van [verdachte B],30 die later is aangehouden als [verdachte A] in deze zaak in een woning aan de [adres] te Veghel. In die woning werden buitenlandse valuta aangetroffen waaronder coupures uit eurolanden, Amerika, China, Zwitserse franken, Hong Kong dollars, Chinese Tinhang en Libanese biljetten, dezelfde buitenlandse valuta die zich bevond in de weggenomen kluis.31
* In Zaltbommel, waar telefoonnummer [nummer 2] op de [adres] de zendmast aanstraalt, wonen de ouders van [verdachte A]. Zijn broertjes [naam broer 1] en [naam broer 2] wonen daar ongeveer een kilometer vandaan.
* Malden en Wijchen liggen op de route naar Heijen, waar [Verdachte C] en [verdachte A] in een vakantiehuisje verbleven tijdens de kerstperiode.
Uit bovenstaande objectieve gegevens trekt de rechtbank de volgende conclusie.
De gebruikers van telefoonnummers [nummer 1] en [nummer 2] zijn op 24 december 2010 aan het begin van de avond op de [adres] in Wassenaar, op hetzelfde tijdstip dat [Verdachte C] zich in de woning van haar vader bevindt. Nu zowel [Verdachte C] als [broer 2 van verdachte B] meermalen contact hebben met deze telefoonnummers gaat de rechtbank ervan uit dat zij de gebruikers van deze telefoonnummers allen kennen.
[Verdachte C] heeft over de gesprekken met de gebruikers van deze telefoonnummers geen eenduidige of concrete verklaringen afgelegd, kennelijk met de bedoeling de inhoud van die gesprekken te verhullen en/of de gebruiker van de telefoonnummers geheim te houden. Ook verdachte A heeft geen verklaring afgelegd over wie de gebruikers van deze telefoonnummers zijn.
Bovenstaande gegevens in samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat [verdachte C] in nauwe en bewuste samenwerking met - in ieder geval - de gebruikers van telefoonnummers [nummer 1] en [nummer 2], de kluis met inhoud en de horloges uit de woning van aangever [aangever] heeft weggenomen.
Was [verdachte A] bij de diefstal/inbraak betrokken?
De rechtbank heeft reeds eerder vastgesteld dat [verdachte A] op 26 december 2010 in het bezit was van de bij de diefstal weggenomen horloges en papieren. Uit de tapgesprekken blijkt voorts dat [verdachte A] zich druk maakt als er één horloge blijkt te missen en verlangt dat andere personen daarover aan hem verantwoording afleggen. Uit de verklaringen van [verdachte B] blijkt tevens dat [verdachte A] de aan [verdachte B] in bewaring gegeven papieren wilde vernietigen.32 Een dergelijke manier van handelen getuigt van een nauwe betrokkenheid bij de bij diefstal weggenomen goederen en past bij iemand die een leidende en centrale rol kan worden toegedicht in hetgeen zich heeft afgespeeld voorafgaand aan het voorhanden hebben van de weggenomen goederen op 26 december 2010.
Daar komt bij dat [verdachte A] kort na de inbraak opeens over veel contant geld beschikte terwijl uit onderzoek is gebleken dat [verdachte A] in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 februari 2011 geen uitkering en geen inkomen door middel van uitkering of loon heeft genoten en er alleen bekend is dat hij bij de Belastingdienst een openstaande schuld heeft van € 8.164,-.33
Op 31 december 2010 heeft hij bij de Mediamarkt een laptop gekocht die werd betaald met een briefje van € 500,00,34 op 30 december 2010 heeft hij een Mercedes Benz CLS320CDI AMG gekocht voor een bedrag van € 24.500,-35 en tussen kerst en oud en nieuw heeft hij [verdachte G] een stapel bankbiljetten voor een bedrag van € 2.400,- laten tellen.36
Uit het feit dat [verdachte A] kort na de inbraak in het bezit is van de gestolen horloges, papieren en een aanzienlijke hoeveelheid contanten waarvoor hij geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, gecombineerd met het feit dat [verdachte A] ten tijde van de diefstal een relatie had met [verdachte C] de dochter van aangever die op de hoogte was van de (alarm)codes en de vindplaats van de sleutel, en uit zijn houding ten opzichte van anderen een leidende en centrale rol kan worden gedestilleerd, concludeert de rechtbank dat [verdachte A] de diefstal in nauwe en bewuste samenwerking met anderen heeft gepleegd.
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en hetgeen daaromtrent is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte A] door middel van onrechtmatig gebruik van de toegangscode van het hek, de code van het alarm en het gebruik van de noodsleutel tezamen en in vereniging met anderen de kluis met inhoud en de horlogeverzameling van de vader van medeverdachte [verdachte C] uit de woning aan de [adres] te Wassenaar heeft gestolen. Het gebruik van deze codes en de noodsleutel voor een ander doel dan waarvoor medeverdachte [verdachte C] deze tot haar beschikking had, leidt ertoe dat gebruik is gemaakt van een valse sleutel, waardoor de rechtbank concludeert dat er sprake is geweest van diefstal met een valse sleutel.
De rechtbank zal [verdachte A] partieel vrijspreken van de diefstal van het bedrag van € 7.000,- nu de verklaringen omtrent de inhoud van de envelop waarin dit geldbedrag zich zou bevinden onderling verschillen en er ten aanzien van de hoogte van dit bedrag ook overigens geen andere bewijsmiddelen aanwezig zijn.
Ten aanzien van dagvaarding I, feit 2
Uit onderzoek is gebleken dat de Mercedes type CLS320 CDI met Belgisch exportkenteken [nummer] op 30 december 2010 door [verdachte A], in het bijzijn van een andere man, is aangekocht voor een bedrag van € 24.500,- en dat deze contant voor de auto heeft betaald.37
[Verdachte A] heeft in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 februari 2011 geen uitkering en geen inkomen door middel van uitkering of loon genoten. Wel is bekend dat hij bij de Belastingdienst een openstaande schuld heeft van € 8.164,-.38 Daarnaar gevraagd heeft [verdachte A] bij de politie verklaard dat hij een klaploper is en dat als hij tweeduizend verdient, hij er vierduizend op maakt.39
Over de Mercedes autosleutel die in zijn fouillering werd aangetroffen, heeft [verdachte A] in eerste instantie verklaard dat hij denkt dat die van één van zijn maten is en dat hij die sleutel op 31 december 2010 in zijn auto heeft gevonden.40 In een later verhoor heeft [verdachte A] verklaard: "Hoe komen jullie erbij dat ik een Mercedes heb gekocht?"41
De rechtbank constateert dat [verdachte A] geen legale herkomst van de middelen die hij heeft gebruikt voor de betaling van de Mercedes, heeft gegeven. De door de verdediging overgelegde stukken leveren, anders dan dat [verdachte A] verschillende auto's heeft aangekocht, geen bewijs dat de middelen waarmee [verdachte A] onderhavige Mercedes gekocht, een legale herkomst hadden.
[verdachte A] heeft in de periode van 1 januari 2010 tot en met 1 februari 2011 geen bekende inkomsten. Bij de Belastingdienst is slechts een belastingschuld bekend. De verdediging heeft weliswaar aangevoerd dat [verdachte A] in auto's handelt en dat het in die branche niet ongebruikelijk is dat grote bedragen contant worden afgerekend, maar die stelling is op geen enkele wijze onderbouwd. [verdachte A] heeft geen administratie overgelegd waaruit blijkt hij vanuit zijn onderneming ten tijde van de aankoop van de Mercedes over dergelijke sommen contant geld kon beschikken. Daarmee heeft [verdachte A] niet een op voorhand niet onaannemelijke en verifieerbare verklaring gegeven voor de herkomst van de middelen waarmee hij de Mercedes heeft aangeschaft. Nu de rechtbank bewezen acht dat [verdachte A] zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de inbraak bij [aangever], waarbij grote geldbedragen zijn weggenomen, is de rechtbank van oordeel dat [verdachte A] de Mercedes heeft aangekocht met geld dat afkomstig was uit enig misdrijf (te weten de inbraak bij [aangever]) en hij door die aankoop het gestolen geld heeft willen veiligstellen. Bewezen kan derhalve worden verklaard dat [verdachte A] zich heeft schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde witwassen.
De rechtbank zal [verdachte A] vrijspreken van het tenlastegelgde medeplegen nu er onvoldoende aanknopingspunten te vinden zijn dat [verdachte A] het feit in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen heeft gepleegd.
Ten aanzien van dagvaarding II
Bij vonnis van deze rechtbank d.d. 8 juli 2011 is [broer 2 van verdachte B] veroordeeld voor het witwassen van een geldbedrag van € 15.990,- dat werd aangetroffen in diens schoenzool bij zijn aanhouding in Spanje terwijl hij reed in een auto die door [verdachte A] op 30 december 2010 was gekocht. De vraag dient te worden beantwoord of sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen [verdachte A] en zijn broer met betrekking tot het plegen van dit misdrijf. De rechtbank is van oordeel dat zich daarvoor onvoldoende aanknopingspunten in het dossier bevinden. De rechtbank zal [verdachte A] daarom vrijspreken van de aan hem op dagvaarding II onder het eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit.
De rechtbank verklaart bewezen dat:
Parketnummer 09/757003-11 (hierna dagvaarding I):
1.
hij in de periode van 24 december 2010 tot en met 25 december 2010 te Wassenaar tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen ongeveer 25 horloges (ter waarde van ongeveer EUR 200.000,-) en een kluis inhoudende onder meer aandelen aan toonder (ter waarde van EUR 2.500.000,-) en contant geld (een bedrag van EUR 36.000,- en een bedrag van EUR 25.000,-) en buitenlandse valuta (dollars en Engelse ponden en Zwitserse franken en Hongkong dollars en Yinhang en Libanese ponden), toebehorende aan [aangever], zulks na zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik te hebben gebracht door onrechtmatig gebruik te maken van de alarmcodes en een reservesleutel van voornoemde woning;
2.
hij in de periode van 30 december 2010 tot en met 31 december 2010, in België,, een voorwerp, te weten een auto, merk Mercedes type CLS320 CDI met Belgisch exportkenteken [nummer] heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf (namelijk dat die auto is aangeschaft met ontvreemd geld).
5. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
6. De strafbaarheid van de [verdachte A]
[verdachte A] is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan [verdachte A] ten aanzien van de bij dagvaarding I onder 1 primair, 2 en bij dagvaarding II onder eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feiten een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van de tijd door hem in voorarrest doorgebracht, wordt opgelegd.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bij de strafoplegging verzocht ermee rekening te houden dat de voorlopige hechtenis van [verdachte A] op 24 juni 2011 is opgeheven op basis van het bepaalde in artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering. Voorts heeft de verdediging de rechtbank verzocht zich bij de strafoplegging te baseren op oriëntatiepunten voor strafoplegging bij woninginbraken, zoals vermeld in de LOVS-richtlijnen.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de [verdachte A], zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte A heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een inbraak in het huis van de vader van zijn toenmalige vriendin [verdachte C] waarbij waardevolle horloges en een kluis met grote geldbedragen, persoonlijke documenten, aandelen aan toonder met een aanzienlijke waarde en buitenlandse valuta zijn weggenomen. De inbraak is gepleegd terwijl aangever voor vakantie in het buitenland verbleef. Met hulp van de dochter van aangever hebben de inbrekers zich toegang tot de woning verschaft door gebruik te maken van de toegangscode van het hek en de noodsleutel en daarna met de code het alarm uit te schakelen.
De gevolgen van diefstal voor aangever zijn groot geweest.
Zijn waardevolle horlogeverzameling, die hij in vele jaren had opgebouwd, is hij kwijt.
Daarnaast zijn er grote geldbedragen weggenomen, waaronder het spaargeld van de overleden moeder van aangever.
De diefstal van de documenten waaronder testamenten, het echtscheidingsconvenant en het eigendomsbewijs van de woning levert niet alleen veel ongemak op; het is bijzonder vervelend wanneer de inhoud van dergelijke zeer persoonlijke en ook vertrouwelijke stukken op straat komt te liggen.
Voorts heeft [verdachte A] zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een deel van het uit de inbraak afkomstig geldbedrag, door met een deel van het bij de inbraak gestolen geldbedrag een Mercedes te kopen. Hiermee heeft [verdachte A] de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast door uit misdrijf verkregen geld te willen onttrekken aan het zicht van justitie.
Het oriëntatiepunt voor een woninginbraak gaat uit van een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden. De rechtbank heeft acht geslagen op het feit dat [verdachte A], hoewel niet recent, wel eerder is veroordeeld wegens vermogensdelicten. De rechtbank heeft voorts geconstateerd dat [verdachte A] 173 dagen in voorarrest heeft verbleven.
Bij de strafoplegging weegt de rechtbank ten nadele van [verdachte A] mee dat hij samen met [verdachte C] op grove wijze misbruik heeft gemaakt van het door aangever in zijn dochter gestelde vertrouwen. Zij had immers toestemming om in afwezigheid van aangever in de woning van aangever te verblijven en had uit die hoofde wetenschap van de toegangs- en alarmcodes van de woning en de vindplaats van de reservesleutel. De handelwijze van [verdachte A] en [verdachte C] getuigt van een groot gebrek aan eerbied en respect voor aangever en zijn eigendommen.
Voorts weegt de rechtbank mee dat de materiële schade zeer omvangrijk is, waarbij wordt betrokken dat de aandelen aan toonder op het moment van de inbraak een waarde van enkele miljoenen vertegenwoordigden en kort na de inbraak ook gewoon verhandelbaar waren, waarmee een reëel risico voor aangever bestond op nog veel omvangrijker schade. De rechtbank heeft er echter ook aandacht voor dat [verdachte A] wellicht van de aanwezigheid en waarde van deze aandelen niet op de hoogte was, zodat de omvang van de buit in de kluis niet ten volle zal worden meegerekend bij het bepalen van de zwaarte van de straf. Dit is anders waar het de horloges betreft; daarvan zal zowel de materiële waarde als ook de verzamelingswaarde van aangever worden meegewogen. Ook het feit dat de ouders van [verdachte C] door dit feit ongevraagd en zeer hardnekkig zijn geconfronteerd met veel publiciteit, weegt de rechtbank in het nadeel van [verdachte A] mee.
De rechtbank heeft kennis genomen van de hoogte van de straf die [verdachte C] bij vonnis van 8 juli 2011 door deze rechtbank is opgelegd en welke door het gerechtshof is overgenomen. Gelet op het strafblad van [verdachte A], het aandeel dat [verdachte A] heeft gehad in de diefstal en diens centrale rol na afloop daarvan, ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte A een hogere straf op te leggen. Hoewel [verdachte C] degene is geweest die de diefstal heeft mogelijk gemaakt, lijkt de [verdachte A] het meest van de diefstal te hebben geprofiteerd. De rechtbank heeft geconstateerd dat [verdachte A] na de inbraak een groot deel van de buit onder zich had. Immers, hij was in het bezit van de horloges die hij probeerde te verkopen en hij heeft van de opbrengst van de inbraak een Mercedes gekocht voor
€ 24.500,-. Voorts had de [verdachte A] de beschikking over een grote hoeveelheid contanten, zoals onder meer blijkt uit de aanschaf van een laptop met briefje van € 500,00 en uit het feit dat hij [verdachte G] een bedrag van € 2.400,- liet tellen.
Op grond van voornoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat aan [verdachte A] een aanzienlijke vrijheidsbenemende straf dient te worden opgelegd die de LOVS-oriëntatiepunten voor een woninginbraak en de tijd doorgebracht in voorarrest overstijgt. Gelet op het feit dat [verdachte A] in het verleden eerder is veroordeeld wegens vermogensdelicten, ziet de rechtbank geen aanleiding om van die vrijheidsbenemende straf een deel voorwaardelijk op te leggen.
Dat de rechtbank bij gelegenheid van de terechtzitting van 24 juni 2011 van deze zaak - na zich daar ambtshalve een oordeel over te hebben gevormd omdat er niet verwacht werd dat de zaak, gelet op de toegewezen verzoeken, op korte termijn inhoudelijk zou kunnen worden behandeld - nog van oordeel was dat rekening moest worden gehouden met een scenario waarin aan [verdachte A] geen vrijheidsstraf zou worden opgelegd waarvan het onvoorwaardelijke deel langer was dan dat van zijn voorarrest op dat moment, maakt het oordeel van de rechtbank over de strafmaat niet anders. Een beslissing over de uitwerking van artikel 67a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is naar haar aard een voorlopige en is gebaseerd op een inschatting bij het nemen waarvan elke vorm van twijfel in het voordeel van de [verdachte A] dient uit te werken.
8. De vordering van de benadeelde partij [aangever] en de schadevergoedingsmaatregel
[aangever], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 320.140,83.
Deze vordering is als volgt opgebouwd:
- spaargeld moeder € 36.000,00
- contant geld, opgenomen bij ING € 25.000,00
- contant geld (ongeveer) € 10.000,00
- dollars (ongeveer) € 1.144,12
- UK ponden (ongeveer) € 1.765,23
- verschillende valuta (ongeveer) € 1.090,65
- verzameling horloges € 236.200,00
- kosten taxatie horloges € 357,00
- kosten rechtsbijstand € 8.583,83
8.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gedeeltelijke hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 306.147,83 (opgebouwd uit de contante geldbedragen tot een totaalbedrag van € 68.000,-, vermeerderd met de waarde van de horlogeverzameling ten bedrage van € 236.000,- en de kosten voor rechtsbijstand en de taxatie van de horloges), tot teruggave aan de benadeelde partij van de buitenlandse valuta die zijn teruggevonden en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan [verdachte A] de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 306.147,43, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever].
8.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering omdat de verdediging vrijspraak heeft bepleit.
Subsidiair heeft de verdediging de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen, bij gebreke aan een deugdelijke onderbouwing en meer subsidiair om de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, omdat de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces met zich brengt.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
Spaargeld moeder € 36.000,-:
De rechtbank zal de vordering voor zover deze betrekking heeft op het spaargeld van
€ 36.000,- dat de overleden moeder van de benadeelde partij aan hem heeft nagelaten, toewijzen.
Dit betreft rechtstreekse schade tengevolge van het bewezenverklaarde feit en daarnaast wordt de vordering onderbouwd door zowel de verklaring van [aangever], als de verklaring van [X] dat dit bedrag in de kluis lag.
Contant geld opgenomen bij de ING € 25.000,-:
De rechtbank zal de vordering voor zover deze betrekking heeft op het contante geldbedrag van € 25.000,- dat bij de ING werd opgenomen, toewijzen.
Dit betreft rechtstreekse schade tengevolge van het bewezenverklaarde feit en de vordering wordt onderbouwd door de verklaring van [aangever] dat dit bedrag bij de ING is opgenomen en dat het in de kluis lag als ook door een bijgevoegde opnamebon voor dat bedrag van de ING van 22 december 2010.
Contant geld (ongeveer) € 10.000,-:
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit onderdeel van zijn vordering tot schadevergoeding. De rechtbank heeft [verdachte A] vrijgesproken van de diefstal van het geldbedrag van € 7.000,- en heeft daarbij overwogen dat onvoldoende duidelijk is geworden welk bedrag er precies in bedoelde envelop zat.
De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dollars, UK ponden en verschillende valuta:
De officier van justitie heeft ter terechtzitting medegedeeld dat de buitenlandse valuta die zijn aangetroffen en in beslag genomen aan de benadeelde partij zullen worden teruggegeven. Voor het overige is de rechtbank uit het dossier onvoldoende duidelijk geworden en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd welke bedragen aan buitenlandse valuta uit de kluis zijn gestolen. De rechtbank zal dit deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat niet aannemelijk is dat de benadeelde partij dit deel van de vordering bij een enkele aanhouding van de strafzaak door middel van het overleggen van stukken zal kunnen onderbouwen. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Verzameling horloges (€ 236.200,-) en taxatiekosten (€ 357,-):
De rechtbank zal de vordering voor zover deze betrekking heeft op horlogeverzameling en de taxatiekosten van die horlogeverzameling, toewijzen. De benadeelde partij heeft kort vóór de terechtzitting van 24 juni 2011 ter onderbouwing van de vordering een taxatierapport overgelegd, alsmede kopieën van certificaten en facturen van verschillende horloges. De verdediging heeft - hoewel daartoe geruime tijd de gelegenheid te hebben gehad - niet verzocht om een contra-taxatierapport te doen opstellen en/of getuigen te horen over de waardebepaling van de horloges. De rechtbank is van oordeel dat dit deel van de vordering, inclusief de gemaakte taxatiekosten, rechtstreekse schade betreft tengevolge van het bij dagvaarding I onder 1 primair bewezenverklaarde feit en dat dit deel van de vordering voldoende is onderbouwd, zodat dit deel van de vordering zal worden toegewezen.
Uit het bovenstaande volgt dat de rechtbank een bedrag van € 297.557,- zal toewijzen.
Dit brengt mee dat [verdachte A] dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt. Ten aanzien van die kosten overweegt de rechtbank als volgt.
Kosten rechtsbijstand:
Door de benadeelde partij wordt een bedrag van € 8.583,83 gevorderd in verband met het opstellen en indienen van de vordering. Blijkens de urendeclaratie zijn er ruim 24 uur door 2 advocaten besteed aan het opstellen van de vordering. De rechtbank acht het aantal bestede uren, gelet op de inhoud van de vordering, buitenproportioneel en onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal deze kosten daarom in redelijkheid begroten op een bedrag van in totaal
€ 1.000,-. Dit bedrag zal worden toegewezen, alsmede de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu [verdachte A] jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en [verdachte A] voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan [verdachte A] de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 298.557,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever].
9. De vordering van de [benadeelde partij 2]
[Benadeelde partij 2], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 50.000,-.
9.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in zijn vordering.
9.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om afwijzing van de vordering van de benadeelde partij.
9.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien aan de benadeelde partij niet rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de [verdachte A] tot aan deze uitspraak in verband met haar verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
10. De inbeslaggenomen goederen
10.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het conservatoir beslag dat is gelegd op de Volkswagen Polo, met kenteken [nummer], zal blijven voortduren, in verband met de op handen zijnde ontnemingsvordering.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat het inbeslaggenomen geldbedrag van
€ 351,60 zal worden teruggegeven aan de [verdachte A].
10.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om teruggave aan [verdachte A] van de inbeslaggenomen voorwerpen.
10.3 Het oordeel van de rechtbank
Op de Volkswagen Polo met kenteken [nummer] ligt conservatoir beslag, zodat de rechtbank daarop geen beslissing hoeft te nemen.
Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet, zal de rechtbank de teruggave aan [verdachte A] gelasten van het op de beslaglijst genoemde geldbedrag van € 351,60.
11. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en de op te leggen of maatregel zijn gegrond op de artikelen 24c, 36f, 57, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de [verdachte A] het bij dagvaarding II onder eerste en tweede cumulatief/alternatief tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de [verdachte A] daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de [verdachte A] de bij dagvaarding I onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
ten aanzien van dagvaarding 1, feit 2:
witwassen;
verklaart het bewezen verklaarde en de [verdachte A] deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de [verdachte A] meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de [verdachte A] daarvan vrij;
veroordeelt de [verdachte A] tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 9 (NEGEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] gedeeltelijk toe en veroordeelt [verdachte A] hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangever], een bedrag van € 297.557,-;
met bepaling dat de [verdachte A] bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de [verdachte A] tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 1.000,-, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
verklaart de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat hij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
legt aan [verdachte A] op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 298.557,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangever];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 365 DAGEN;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de [benadeelde partij 2] niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de [verdachte A] ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
gelast de teruggave aan [verdachte A] van het op de beslaglijst genoemde voorwerp, te weten: een geldbedrag van € 351,60.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H. Steenhuis, voorzitter,
mrs. J.J. Peters en M.J. Dubelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V. van Rhijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 september 2012.
Mr. Dubelaar is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL 1571 2010262288-1, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 1504).
2 Logboek alarm [adres] te Wassenaar p. 69 en verklaring [getuige 1] bij de rechter-commissaris, d.d. 26 mei 2011, onder punt 6
3 Proces-verbaal aangifte, p. 45
4 Proces-verbaal bevindingen, p. 421
5 Proces-verbaal verhoor aangever, p. 59
6 Verklaring [getuige 1] bij de rechter-commissaris, d.d. 26 mei 2011, onder punt 9
7 Verklaring [getuige 1] bij de rechter-commissaris, d.d. 26 mei 2011, onder punt 6 en 7
8 Logboek alarm [adres] te Wassenaar, p. 69
9 Verklaring [aangever] bij de rechter-commissaris, d.d. 26 mei 2011, onder punt 22, 23 en 43
10 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] p. 81-82
11 Verklaring getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris op 14 september 2011.
12 Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte B], p. 1081-1083
13 Proces-verbaal verhoor [verdachte B] bij de rechter-commissaris, d.d. 14 september 2011, pt. 5 en 24
14 Proces-verbaal verhoor getuige [stiefvader], p. 1035
15 Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte B], p. 1088-1090
16 Proces-verbaal bevindingen, p. 993-995 en proces-verbaal verhoor aangever [aangever] p. 1395-1396
17 Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte D], p. 844-845
18 Proces-verbaal verhoor aangever [aangever] p. 1397
19 Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte A] p. 103
20 Tapgesprek 30 december 2010, 22.00 uur, p. 728-729
21 Tapgesprek 30 december 2010, 2205 uur, p. 730-731
22 Proces-verbaal verhoor [verdachte B], p. 1084-1085
23 Proces-verbaal verhoor [aangever], p. 75
24 Proces-verbaal verhoor [aangever], p. 414
25 Proces-verbaal verhoor [verdachte C], p. 110-116
26 Proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, p. 572-575
27 Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 572-576
28 Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, p. 577-585
29 Proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, resp. p. 550, 551, 555 en 557
30 Proces-verbaal bevindingen, met bijlagen, p. 569-570 en proces-verbaal verhoor verdachte, p. 656- 657
31 Verslag van binnentreden in woning, p. 429-430 en kennisgeving van inbeslagneming, p. 1166-1172 en proces-verbaal relaas, p. 1139
32 Proces-verbaal verhoor [verdachte B], p. 1082
33 Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 11
34 Proces-verbaal verhoor [verdachte D], p. 843-850
35 Verhoorblad verhoor [persoon Y], p. 1475-1476
36 Proces-verbaal verhoor verdachte [neef van verdachte A], p. 836-840
37 Koopcontract, p. 1251
38 Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel, p. 11
39 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 319
40 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 105, 106
41 Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 325