7.2 De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekers gemachtigde bekend mag worden verondersteld met de termijnen van de AA-procedure en het feit dat deze termijnen terughoudend en slechts in zeer specifieke situaties verlengd kunnen worden, zoals onder meer volgt uit paragraaf C12/4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc). De voorzieningenrechter is van oordeel dat het dan ook op de weg van verzoekers gemachtigde had gelegen om vast te leggen dat en door wie een toezegging is gedaan om af te wijken van deze procedure en dit aan te tonen. Nu hiervan niet is gebleken, komt de omstandigheid dat gemachtigde het gehoor niet heeft voorbereid met verzoeker, voor rekening en risico van verzoeker.
8. Verzoeker heeft voorts aangevoerd dat hij niet door Medifirst is gezien, terwijl hij bij het onderhavige asielverzoek medische stukken (onder andere het rapport van IMMO) heeft overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS). Daarnaast geven het rapport van het nader gehoor, het voornemen en de bestreden beschikking er geen blijk van dat rekening is gehouden met verzoekers geestelijke gesteldheid. Verzoeker staat onder behandeling bij GGZ vanwege PTSS en ondergaat ook een medische behandeling voor Hepatitis C. Verweerder heeft de onderzoeksplicht neergelegd in artikel 3:2 Awb geschonden.
8.1 Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat bij herhaalde asielverzoeken er geen verplichting voor verweerder bestaat om de vreemdeling een medisch onderzoek aan te bieden. Daarbij komt dat het IMMO-rapport ziet op de vraag of verzoeker ten tijde van zijn eerste asielaanvraag compleet, coherent en consistent heeft kunnen verklaren, terwijl Medifirst geen uitspraken over het verleden kan doen. Uit het verslag van het nova-gehoor en ook anderszins is niet gebleken dat verzoeker over zijn huidige asielmotief niet compleet, coherent en consistent zou kunnen verklaren. Derhalve bestond er geen noodzaak om Medifirst een advies te laten uitbrengen.
8.2 In het IMMO-rapport van 30 april 2012 is, voor zover van belang, door de arts als volgt geconcludeerd:
“8 Samenvatting en conclusie
(…)
c. Is er sprake van psychische problemen die interfereren met het vermogen om compleet, coherent en consistent relaas te kunnen doen in het kader van de asielaanvraag?
(…) Verder is belangrijk, dat hij, door de mishandeling onder 2.2 genoemd, op het hoofd is geslagen en bewusteloos geraakt. Bekend is dat klappen op het hoofd en bewusteloosheid een negatief effect hebben op de geheugenfunctie over de periode voor en na het voorval (retrograde en post-traumatische amnesie). Wij achtten aannemelijk dat de post-traumatische problematiek heeft geleid tot beperkingen van zijn vermogen om compleet, coherent en consistent te kunnen verklaren over zijn asielrelaas.”
8.3 De voorzieningenrechter is van oordeel dat uit het IMMO-rapport volgt dat aannemelijk is dat er sprake is van beperkingen om compleet, coherent en consistent te verklaren. Weliswaar gaat de arts in het IMMO-rapport uitgebreid in op de vraag of het voor verzoeker mogelijk is geweest ten tijde van zijn eerste asielaanvraag compleet, coherent en consistent te kunnen verklaren, maar er is geen reden om aan te nemen dat dit niet zou gelden voor het gehoor opvolgende aanvraag dat op 8 juni 2012 heeft plaatsgehad. Immers, de arts concludeert dat sprake is van retrograde en post-traumatische amnesie. Derhalve is niet uitgesloten dat die omstandigheid van invloed is geweest op verzoekers verklaringen omtrent zijn bekering tot het christendom, data en chronologie in dat verband en zijn innerlijke drang tot bekering. Verweerders standpunt dat er geen verplichting bestaat bij een opvolgend asielverzoek Medifirst in te schakelen, laat onverlet dat verweerder op grond van het in artikel 3:2 Awb neergelegde vereiste het besluit zorgvuldig moet voorbereiden en gehouden is om in voorkomende gevallen, indien daartoe aanleiding bestaat, een vreemdeling een medisch onderzoek aan te bieden. Uit de uitspraak van de Afdeling van 23 november 2011 (nr. 201103410/1/V4) volgt onder meer dat er stukken moeten worden overgelegd waaruit niet alleen volgt dat de vreemdeling medisch is behandeld, maar ook welke behandeling is gegeven. Gelet op het voorgaande en op het feit dat in de onderhavige zaak medische stukken zijn overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van beperkingen om compleet, coherent en consistent te verklaren, had het naar het oordeel van de voorzieningenrechter in de rede gelegen verzoeker een medisch onderzoek aan te bieden. Door dit na te laten is artikel 3:2 Awb geschonden. Het bestreden besluit is derhalve in strijd met artikel 3:2 Awb genomen, zodat het voor vernietiging in aanmerking komt. De voorzieningenrechter draagt verweerder op om alvorens een nieuw besluit te nemen, verzoeker opnieuw te doen horen.
9. De voorzieningenrechter zal het beroep gegrond verklaren. Het bestreden besluit is in strijd met artikel 3:2 Awb.
10. De voorzieningenrechter zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
11. Nu in de hoofdzaak wordt beslist, zal de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen.
12. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste, Awb verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 1311,- in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1 en 1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1).
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 1311,- te betalen aan verzoeker in verband met het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.M.A. Bataille, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A.J. van Beek, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2012.