ECLI:NL:RBSGR:2012:BX7248

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
6 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/900864-11
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging doodslag en mishandeling van politieagenten na onterecht vertrouwen op politieverklaringen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 september 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere pogingen tot doodslag en mishandeling van politieagenten. De zaak kwam voort uit een incident op 25 september 2011 in Delft, waarbij de verdachte met zijn auto in de richting van politieagenten reed. De officier van justitie had de verdachte aangeklaagd op basis van verklaringen van de verbalisanten, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaringen niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. Tijdens de zitting werd een filmpje getoond dat door een omstander was gemaakt, waarop te zien was dat de verdachte met zijn auto slechts kleine afstanden had gemanoeuvreerd met een lage snelheid. Dit bevestigde de verklaring van de verdachte en de getuigen die in de auto zaten. De rechtbank vond het opmerkelijk dat de politie niet eerder getuigen had gehoord voordat de verdachte in bewaring werd gesteld. De officier van justitie gaf toe dat de zaak hoog was ingezet vanwege de status van de slachtoffers als politieagenten, maar dat het vertrouwen op hun verklaringen achteraf onterecht bleek. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij opzet had op de mishandeling of poging tot doodslag. De rechtbank merkte op dat het Openbaar Ministerie de belangen van de verdachte had veronachtzaamd door niet tijdig getuigen te horen, wat leidde tot een onterecht lange periode van verdenking voor de verdachte. De vorderingen van de benadeelde partijen werden afgewezen, aangezien de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/900864-11
Datum uitspraak: 6 september 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
adres: [adres].
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 augustus 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Voskens en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. C. Nobel, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 september 2011 te Delft ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [A]
(hoofdagent politie Haaglanden) van het leven te beroven opzettelijk
- zijn auto heeft gereden in de richting van die [A] en/of (vervolgens)
- is blijven rijden en tegen (de knie van) die [A] is gereden terwijl
de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 september 2011 te Delft ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [A]
(hoofdagent van de politie Haaglanden) gedurende en/of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet
- zijn auto heeft gereden in de richting van die [A] en/of
(vervolgens)
- is blijven rijden in de richting van die [A] en (vervolgens)
tegen (de knie van) die [A] is gereden, terwijl de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 25 september 2011 te Delft opzettelijk mishandelend [A] (hoofdagent van de politie Haaglanden) gedurende en/of ter zake van
de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, met zijn auto is gereden in de
richting van die [A] en (vervolgens) tegen (de knie van) die
[A] is gereden waardoor die [A] letsel heeft bekomen
en/of pijn heeft ondervonden;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 25 september 2011 te Delft ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [B]
(hoofdagent van de politie Haaglanden) van het leven te beroven opzettelijk
zijn auto heeft gereden in de richting van die [B] en/of daarbij
(veel) gas heeft gegeven en/of vervolgens tegen (de knie van) die [B]
is gereden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 september 2011 te Delft ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [B]
(hoofdagent van de politie Haaglanden) gedurende en/of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening, opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen, met dat opzet zijn auto heeft gereden in de richting
van die [B] en/of daarbij (veel) gas heeft gegeven en/of (vervolgens) tegen
(de knie van) die [B] is gereden, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 25 september 2011 te Delft opzettelijk mishandelend [B] (hoofdagent van de politie Haaglanden) gedurende en/of ter zake van de
rechtmatige uitoefening van zijn bediening zijn auto heeft gereden in de
richting van die [B] en/of daarbij (veel) gas heeft gegeven en/of
vervolgens tegen (de knie van) die [B] is gereden waardoor deze
letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art. 300 jo 304 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 25 september 2011 te Delft, opzettelijk een ambtenaar, te
weten [C] (agent politie Haaglanden), gedurende en/of terzake van
de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, met gebalde vuist tegen de
neus, althans in/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen,
waardoor voornoemde ambtenaar letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 september 2011 te Delft, toen een aldaar in burger
geklede dienstdoende politieambtenaar te weten [C] (die zich
politieambtenaar kenbaar had gemaakt) verdachte, als verdacht van het gepleegd
hebben van één of meer op heterdaad ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en), had
aangehouden en had vastgegrepen, althans vast had, teneinde verdachte ter
geleiding voor een hulpofficier van justitie over te brengen naar een
politiebureau, zich met geweld tegen eerstgenoemde opsporingsambtenaar,
werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn of haar bediening, heeft
verzet door te rukken en/of te trekken in een richting tegengesteld aan die
waarin die ambtenaar verdachte trachtte te geleiden en/of met gebalde vuist
in/tegen de neus te slaan;
art 180 Wetboek van Strafrecht
3. Beoordeling van de tenlastelegging
3.1 Inleiding
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Verdachte heeft verklaard dat hij op 25 september 2011 in de avond, toen het al donker was, met zijn auto met twee inzittenden de Frank van Borselenstraat te Delft in reed. Aan de rechterzijde van de weg, op de weghelft van verdachte, stond een politievoertuig stil. Aan de linkerzijde bevonden zich parkeervakken met geparkeerde auto's. In een van deze parkeervakken, ter hoogte van het stilstaande politievoertuig stond een grote bus dusdanig geparkeerd dat deze met de neus uitstak. Verdachte wilde het stilstaande politievoertuig aan de linkerzijde passeren om zo zijn weg te vervolgen. Op het moment dat hij zich tussen het stilstaande politievoertuig en de geparkeerde uitstekende bus bevond, kwamen van de andere kant van de straat meerdere politievoertuigen de straat inrijden die allen vlak voor verdachte stopten. Verdachte heeft toen, naar eigen zeggen, bedacht dat hij beter naar achteren kon rijden om zo achterwaarts de straat uit te rijden. Dit ging volgens verdachte niet gemakkelijk omdat hij zich tussen de smalle ruimte tussen het stilstaande politievoertuig en de uitstekende geparkeerde bus bevond. Verdachte is eerst naar achteren gereden maar raakte met zijn linker buitenspiegel bijna de geparkeerde bus. Op dat moment werd hij ook door verbalisanten gemaand achteruit te rijden. Omdat dat niet lukte, is verdachte toen eerst een stukje naar voren gereden om zich in een betere positie te manoeuvreren om nogmaals naar achteren te rijden. Toen hij de tweede keer naar achteren reed raakte hij echter daadwerkelijk met zijn buitenspiegel de bus, waarna hij nogmaals naar voren reed.
Uit diverse processen-verbaal blijkt het volgende. De politie was reeds in grote getale in de straat aanwezig omdat aldaar een andere verdachte werd aangehouden. Deze verdachte was kort daarvoor in conflict geraakt met de politie waarbij de politie waarschuwingsschoten had gelost. De politieagenten die in het dossier hebben gerelateerd, wilden verdachte met zijn auto de straat uit hebben omdat hij zich op een plaats delict bevond. Verbalisanten [A] en [B] hebben verdachte gemaand zich te verwijderen. Tijdens het manoeuvreren zoals hierboven omschreven, is verdachte volgens verbalisanten [A] en [B] op hen ingereden. De eerste keer dat verdachte naar voren reed zou hij zijn ingereden op verbalisant [A] en de tweede keer op verbalisant [B]. Volgens [B] gebeurde dit op een wijze waardoor hij slechts door wegspringen heeft kunnen voorkomen dat hij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid onder het wiel terecht zou zijn gekomen en daardoor gelet op de snelheid van de personenauto, zeer zeker ernstig gewond zou zijn geraakt. Verbalisant [A] heeft verdachte daarop nogmaals gemaand naar achteren te rijden. Verbalisanten [D], [E] en [A] verklaren dat verdachte hen uitschold en daarna door hen is aangehouden. Hij zou zich tegen zijn aanhouding hebben verzet. Volgens het proces-verbaal van aangifte van verbalisant [C] die aangeeft zich ook met de aanhouding van verdachte te hebben bezig gehouden heeft verdachte hem, [C] daarbij mishandeld door hem op zijn neus te slaan waardoor hij een bloedneus kreeg. [C] heeft daarvan aangifte gedaan
Verbalisanten [A] en [B] hebben, ieder voor zich, aangifte gedaan van poging tot doodslag. Verdachte is daarop voorgeleid aan de rechter-commissaris op basis van de bevindingen en aangiften van de verbalisanten. De twee inzittenden in de auto van verdachte zijn niet gehoord, evenmin als aanwezige omstanders. De rechter-commissaris heeft de verdachte in bewaring gesteld. Het Openbaar Ministerie heeft voorts de gevangenhouding van verdachte gevorderd. Voorafgaand aan het verhoor in de raadkamer gevangenhouding heeft de verdediging een link verzonden naar de rechtbank van een filmpje op internet, gemaakt door een omstander, waarop de aanhouding van de andere verdachte is te zien. Op dit filmpje is op de achtergrond tevens te zien in welke situatie -de auto van- verdachte zich bevond. In raadkamer is het filmpje bekeken. De raadkamer heeft de vordering tot gevangenhouding vervolgens afgewezen. Op verzoek van de verdediging zijn daarna pas de twee inzittenden in de auto van verdachte door de rechter-commissaris gehoord.
Op het filmpje is te zien dat verdachte tot tweemaal toe zijn auto naar voren en naar achteren manoeuvreert. Dit zijn steeds kleine afstanden met zeer geringe snelheid. Het ontgaat de rechtbank hoe verbalisanten dit hebben kunnen opvatten als een poging tot doodslag. Op het filmpje is ook te zien dat verdachte zich met zijn auto in een beperkte ruimte tussen het stilstaande politievoertuig en de geparkeerde bus bevond. Het filmpje bevestigt de omschrijving van de gebeurtenissen zoals door verdachte verklaard. Ook de verklaringen van de twee inzittenden ondersteunen de verklaring van de verdachte. Het heeft de rechtbank ten zeerste verbaasd dat zij niet reeds vóór vordering tot in bewaringstelling door de politie zijn gehoord.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting desgevraagd uiteengezet dat deze zaak, gelet op het feit dat de slachtoffers politieagenten waren, hoog is ingezet waarbij volledig is vertrouwd op het woord van de politie. De officier van justitie heeft ter terechtzitting aangegeven een en ander vervelend te vinden nu achteraf, uit het filmpje, is gebleken dat het anders is gegaan.
De rechtbank constateert dat het Openbaar Ministerie verdachte heeft vervolgd voor tweemaal poging doodslag en hem onder deze verdenking een jaar na dato heeft opgeroepen ter openbare terechtzitting te verschijnen. Eerst een aantal dagen voor de zitting heeft de officier van justitie haar voornemen te kennen gegeven dat zij deze ernstige verwijten zou laten vallen.
Nu het openbaar ministerie niet ambtshalve heeft gezorgd dat getuigen in deze zaak werden gehoord en voorts verdachte onnodig lang heeft belast met de verdenking van zeer ernstige strafbare feiten, levert dit naar het oordeel van de rechtbank een dusdanige veronachtzaming van de belangen van de verdachte op dat dit zou dienen te leiden tot strafvermindering in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. Nu de rechtbank tot een vrijspraak komt, wordt daaraan niet toegekomen. De rechtbank hecht er echter aan te vermelden dat zij voornoemde gang van zaken kwalijk acht.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde poging doodslag/zware mishandeling
De officier van justitie heeft zich voorafgaand aan de zitting, bij faxbericht van 20 augustus 2012 gericht aan de raadsvrouw van verdachte, al op het standpunt gesteld dat het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair (poging doodslag dan wel poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel) niet bewezen kan worden verklaard
Ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde mishandeling
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte door tot tweemaal toe naar voren te rijden terwijl daar mensen stonden, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat daardoor mensen geraakt werden en daarvan pijn of letsel zouden ondervinden.
Ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde mishandeling dan wel wederspannigheid
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat het onder 3 primair tenlastegelegde (mishandeling) niet bewezen kan worden verklaard gelet op het ontbreken van het opzet. De officier van justitie acht wel bewezen dat verdachte wederspannig is geweest door zich aan de situatie van aanhouding te ontworstelen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte zal worden opgelegd een gevangenisstraf van 10 dagen, gelijk aan het voorarrest, en een werkstraf van 40 uur.
3.3 Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten
De raadsvrouw heeft voor wat betreft de feiten gericht tegen verbalisant [A] vrijspraak bepleit wegens het "unus testis nullus testis-beginsel", nu volgens haar geen bijzondere bewijskracht kan worden toegekend aan het ambtsedig proces-verbaal van verbalisant [A] gelet op de tegenstrijdigheid met de ambtsedig opgemaakte processen-verbaal van andere verbalisanten. Voor wat betreft de feiten gericht tegen verbalisant [B] zou vrijspraak moeten volgens wegens gebrek aan bewijs omdat de verklaringen van [B] en [F] niet alleen onderling verschillen maar ook niet stroken met de overige bewijsmiddelen in het dossier.
Subsidiair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit omdat het (voorwaardelijk) opzet, noch voor de poging doodslag/zware mishandeling, noch voor eenvoudige mishandeling, bewezen kan worden.
Meer subsidiair heeft de raadsvrouw tenslotte vrijspraak bepleit omdat de gedraging van verdachte als absoluut ondeugdelijk middel moet worden aangemerkt om iemand te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit wegens gebrek aan bewijs omdat de verklaringen van verbalisanten [C] en [F] niet overeenkomen met de overige bewijsmiddelen in het dossier. De raadsvrouw heeft daarbij haar standpunt over de bewijskracht van de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal herhaald.
Subsidiair heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit omdat het (voorwaardelijk) opzet niet bewezen kan worden.
Ten aanzien van de wederspannigheid heeft de raadsvrouw daarbij nog naar voren gebracht dat het verstijven of niet meewerken geen verzet is in de zin van artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht (HR 16 maart 2004, LJN AO5634).
3.4 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde poging doodslag/zware mishandeling
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank zal verdachte van deze feiten vrijspreken.
Ten aanzien van de onder 1 en 2 tenlastegelegde mishandeling
Gelet op het dossier, het verhandelde ter terechtzitting en met name het filmpje stelt de rechtbank vast dat verdachte kleine stukjes zeer zacht, heen en weer heeft gereden. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat deze handelwijze van verdachte niet is aan te merken als een handelwijze waarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans wordt aanvaard dat daardoor iemand kan worden geraakt of letsel toegebracht. Ook de mishandeling kan om die reden niet wettig en overtuigend bewezen worden. De rechtbank zal verdachte ook van dit feit vrijspreken.
Ten aanzien van de onder 3 tenlastegelegde mishandeling dan wel wederspannigheid
Zoals hierboven reeds weergegeven is verdachte aangehouden door verbalisanten [D], [E] en [A], waarbij hij zich heeft verzet tegen zijn aanhouding en heeft ook verbalisant [C] zich blijkens diens proces-verbaal van aangifte, met de aanhouding van verdachte bemoeid. Volgens verbalisant [C] heeft verdachte hem toen mishandeld door hem op zijn neus te slaan waardoor hij een bloedneus kreeg. Verbalisanten [D], [E] en [A] hebben echter niet over de assistentie van verbalisant [C] bij de aanhouding van verdachte verklaard, noch over daarbij door [C] opgelopen letsel.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet wist wat er aan de hand was - hij was niet op de hoogte van de aanhouding van de andere verdachte en hij wist niet dat hij verbalisanten met zijn auto zou hebben geraakt en daarvoor werd aangehouden -, dat hij plotseling door meerdere agenten uit de auto werd getrokken terwijl hij nog in de autogordel vastzat, hij nog nooit zo bang is geweest, verstijfde en niet de kans heeft gekregen om zijn armen of benen te bewegen. Getuige [getuige 1] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte verstijfde en niet de kans kreeg om iets te doen omdat hij zo hard werd aangepakt. Getuige [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat verdachte uit de auto werd getrokken terwijl hij zijn autogordel nog om had, dat ze het idee had dat verdachte niet uit wilde stappen omdat er met zoveel agressie aan hem werd getrokken en dat hij in paniek was maar niets deed.
Uit het bovenstaande leidt de rechtbank af dat er, zowel voor de aanwezige verbalisanten, als voor verdachte en de inzittenden van de auto sprake was van een paniekerige situatie, waardoor de communicatie tussen de betrokken personen verre van optimaal was. De bij de aanhouding betrokken verbalisanten verklaren voorts niet over de betrokkenheid van verbalisant [C] daarbij. Gelet op dit alles is niet vast te stellen hoe verdachte zich bij zijn aanhouding heeft gedragen en of gedragingen van hem gericht waren op de mishandeling van [C]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de mishandeling van verbalisant [C] en evenmin dat hij zich tegen zijn aanhouding heeft verzet. De rechtbank zal verdachte ook van deze feiten vrijspreken.
4. De vorderingen van de benadeelde partijen.
[B] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding ter zake van immateriële schade, groot € 450,-.
[A] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding ter zake van immateriële schade, groot € 450,-.
[C] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding ter zake van immateriële schade, groot € 250,-.
4.1 Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten bepleit. Subsidiair heeft de verdediging bepleit de vordering van benadeelde partij [B] en [A] niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen wegens onvoldoende onderbouwing en een veel te hoog gevorderd bedrag. Ten aanzien van benadeelde partij [C] heeft de verdediging subsidiair bepleit om deze niet-ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing en veel te hoog gevorderd bedrag. Meer subsidiair heeft de verdediging bepleit deze vordering toe te wijzen tot een bedrag van maximaal €30,-.
4.2 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van benadeelde partijen [B] en [A] gematigd dienen te worden tot een bedrag van €250,- nu het gevorderde bedrag was gebaseerd op de (niet te bewijzen) poging doodslag. Ten aanzien van de benadeelde partij [C] heeft de officier van justitie volledige toewijzing gevorderd. Ook heeft de officier van justitie ten aanzien van alle drie de benadeelde partijen oplegging van schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
4.3 Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partijen [B], [A] en [C] niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen tot schadevergoeding, aangezien verdachte ten aanzien van de ten laste gelegde feiten waarop de vorderingen betrekking hebben, is vrijgesproken.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partijen dienen te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
5. De beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair, 2 primair, subsidiair en meer subsidiair en 3 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
bepaalt dat de benadeelde partij [B] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
bepaalt dat de benadeelde partij [C] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
bepaalt dat de benadeelde partij [A] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.J. Peters, voorzitter,
mrs. H.J.M. Smid- Verhage en S.M. Krans rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Kramer, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2012.
Mr. Krans is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.