ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6569

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
400184 - HA ZA 11-2199
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Staking van keuringswerkzaamheden door de Voedsel- en Warenautoriteit in slachterij wegens agressie tegen dierenarts

In deze zaak vorderde de slachterij [A] B.V. schadevergoeding van de Staat der Nederlanden, naar aanleiding van de staking van keuringswerkzaamheden door de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA) op 20 maart 2009. De VWA had besloten de keuringswerkzaamheden op te schorten na een incident waarbij een dierenarts van de VWA, [B], werd bedreigd door een werknemer van de slachterij, [C]. De slachterij stelde dat de VWA onrechtmatig had gehandeld door geen onderzoek in te stellen naar de rol van de dierenarts bij het incident en dat de staking van de werkzaamheden onterecht was. De rechtbank oordeelde dat de VWA in haar reactie op het incident niet zorgvuldig had gehandeld. De rechtbank stelde vast dat zowel de dierenarts als de werknemer zich schuldig hadden gemaakt aan agressief gedrag, maar dat de VWA niet had moeten overgaan tot een onmiddellijke staking van de werkzaamheden zonder onderzoek naar de toedracht van het incident. De rechtbank concludeerde dat de slachterij onevenredig zwaar was getroffen door de staking van de keuringswerkzaamheden en dat de schade als gevolg daarvan voor rekening van de VWA kwam. De zaak werd verwezen naar de rol voor overlegging van een aangepaste schadeopstelling door de slachterij.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 400184 / HA ZA 11-2199
Vonnis van 22 augustus 2012
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SLACHTERIJ/GROSSIERDERIJ [A] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. K. Kroon te Amsterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie),
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
advocaat mr. B.J. Drijber te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Staat genoemd worden.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 juli 2011, met 8 producties;
- de conclusie van antwoord, met 18 producties;
- het tussenvonnis van 7 december 2011, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 14 juni 2012.
1.2.Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.
2.De feiten
2.1.De bedrijfsuitoefening van [eiseres] bestaat onder meer uit het verrichten van slachtwerkzaamheden.
2.2. Aan de Voedsel- en warenautoriteit (hierna: de VWA), onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, zijn dierenartsen verbonden die belast zijn met het uitvoeren van onder meer controles en inspecties van onder andere slachthuizen. Hiertoe behoort onder meer het dagelijks verrichten van postmortemkeuringen, keuringen van karkas en slachtafval die verplicht zijn op grond van de Verordening (EG) nr. 854/2004 en die onverwijld na het slachten dienen plaats te vinden.
2.3.De dierenarts wordt in zijn taak inzake de postmortemkeuringen bijgestaan door assistenten, werkzaam bij Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (hierna: KDS). Deze assistenten verrichten de keuringshandelingen onder toezicht van de dierenarts. Aan de hand van de bevindingen tijdens de postmortemkeuring en andere bevindingen kan de keuringsbeslissing ten aanzien van het vlees worden genomen.
2.4.In de Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden is neergelegd op welke wijze bedrijven veterinaire keuringswerkzaamheden kunnen aanvragen bij de VWA.
2.5.Op vrijdag 20 maart 2009, omstreeks 9:00 uur heeft zich in de slachterij van [eiseres] een handgemeen voorgedaan tussen [B] (hierna: [B]), de dienstdoende dierenarts van de VWA, en de heer [C] (hierna: [C]), werknemer van [eiseres]. Naar aanleiding hiervan hebben [B] en [C] op 21 maart 2009 respectievelijk 23 maart 2009 aangifte gedaan van bedreiging met geweld en mishandeling dan wel bedreiging met geweld.
2.6.Direct na het incident heeft [B] telefonisch contact opgenomen met zijn teamleider, de heer [D] (hierna [D]). Op diens instructies zijn de keuringen en daarmee het slachtproces stopgezet totdat [D] op de slachterij aanwezig was, omstreeks 10:30 uur. Vervolgens heeft een bespreking over het incident plaatsgevonden. Hierbij waren aanwezig namens [eiseres] de heer [E], directeur (hierna: [E]), [C], namens de VWA [B], de heren [F] en [D] en namens KDS de heren [G] en [H]. Met de komst van een andere VWA-dierenarts is rond 11:30 uur het slachtproces hervat, uitsluitend om het vee dat al op de slachterij was aangevoerd, te verwerken.
2.7.Bij brief van 20 maart 2009 heeft de VWA [E] uitgenodigd voor een gesprek op de eerstvolgende werkdag, maandag 23 maart 2009 om 9:00 uur op het kantoor van de VWA regio Noordwest te Amsterdam. Deze brief luidt als volgt:
"(...)
Hedenmorgen heeft er een incident plaatsgevonden op uw bedrijf waarbij een dierenarts van de VWA door 1 van uw medewerkers zowel verbaal als fysiek is bedreigd.
Op 5 febr. jl. heeft er ook al een soortgelijk incident plaatsgevonden waarvoor u een schriftelijke waarschuwing heeft gekregen.
Derhalve heb ik besloten om de keuring voor onbepaalde tijd op te schorten.
U wordt maandag 23 maart as. Om 9.00 uur verwacht voor een gesprek op het regiokantoor van de VWA regio Noordwest in Amsterdam, Hoogte Kadijk 401.
Van het incident zal aangifte worden gedaan bij het OM.
(...)".
2.8.In verband met het incident op 5 februari 2009, genoemd in de brief van de VWA van 20 maart 2009, heeft de VWA aan [eiseres] bij brief van 23 februari 2009, voor zover van belang, het volgende geschreven:
"(...)
Op 5 februari jl. heeft er een incident plaatsgevonden op uw bedrijf, waarbij een dierenarts van de VWA verbaal is geïntimideerd door 1 van uw medewerkers.
De reden zou zijn dat de betreffende dierenarts niet om 07.00 uur was begonnen met de AM. keuring.
Ik wil u erop wijzen dat de VWA nooit dit gedrag zal accepteren. Bij een volgende keer zal de keuring gestaakt worden en zal er aangifte gedaan worden bij het OM.
(...)".
2.9.Bij fax en brief van 20 maart 2009 aan de VWA heeft de advocaat van [eiseres] de toedracht van het incident - overeenkomstig de zienswijze van [eiseres] - beschreven, waarbij [eiseres] heeft benadrukt dat de dierenarts van de VWA het "handgemeen heeft geïnitieerd" en gewezen heeft op de voor haar dreigende schade ingeval van sluiting van haar bedrijf. Bij brief van 23 maart 2009 heeft de advocaat van [eiseres] het belang van [eiseres] benadrukt om opheldering met betrekking tot de toedracht van het incident te verkrijgen en de verwachting uitgesproken dat de VWA "er alles aan zal doen om de kwestie opgehelderd te krijgen".
2.10. Na het onder 2.7 genoemde gesprek op maandag 23 maart 2009 heeft [eiseres] een in dat gesprek verlangde verklaring om 12.36 uur per fax aan de WVA toegezonden waarin [eiseres] de veiligheid van medewerkers van de VWA garandeert en aangeeft welke maatregelen tegen [E] zijn genomen. Een verzoek om de keuringswerkzaamheden op 24 maart 2012 te hervatten is door de VWA niet in behandeling genomen omdat de termijn voor het indienen van een keuringsaanvraag voor de volgende werkdag was verlopen. De VWA heeft de keuringswerkzaamheden op woensdag 25 maart 2009 hervat.
2.11. In antwoord op een verzoek om schadevergoeding van [eiseres] heeft de VWA bij brief van 24 november 2009 onder meer het volgende bericht:
"(...)
De VWA hanteert een standaard beleid indien VWA-toezichthouders agressie en geweld ondervinden tijdens het uitoefenen van hun werkzaamheden. Het feit dat in deze zaak onvoldoende strafrechtelijk bewijs is om de heer [C] dan wel de VWA dierenarts als dader aan te wijzen, laat onverlet dat de VWA haar medewerkers beschermt tegen dit soort incidenten.
Het beleid van de VWA is dat als agressie en geweld zich heeft voorgedaan tijdens een keuring, de keuringswerkzaamheden direct worden gestaakt. De keuringswerkzaamheden worden hervat, zodra de ondernemer aan de VWA voldoende garanties biedt die waarborgen dat VWA-medewerkers hun werkzaamheden op correcte en veilige wijze kunnen verrichten.
In overeenstemming met het beleid van de VWA - en hetgeen in de waarschuwingsbrief van 5 februari 2009 aan uw cliënte is meegedeeld - na kennisneming van het agressie en geweld incident haar keuringswerkzaamheden bij (...) [eiseres] voor onbepaalde tijd gestaakt.(...)
Reeds ingediende keuringsaanvragen zijn komen te vervallen. Nadat de VWA heeft toegezegd akkoord te gaan met de garanties die de ondernemer geeft om de veiligheid van VWA-medewerkers te waarborgen, kan de ondernemer aldus opnieuw keuringsaanvragen indienen.
(...)".
2.12.Het standaardbeleid - waarnaar in de onder 2.11 genoemde brief wordt verwezen - is nadien - in 2010 - neergelegd in een (concept-)protocol van 2 maart 2010. In het protocol valt onder meer te lezen:
"(...)
1. Doel:
Doel van dit protocol is de handelwijze van de VWA te beschrijven hoe dient te worden omgegaan met de bedrijven in het veterinaire domein waar gevallen van agressie, geweld en intimidatie zijn voorgevallen tegen medewerkers van de VWA en de door haar ingehuurde derden.
(...)
2. Definities:
Agressie en geweld:iedere vorm van agressie, geweld en intimidatie waardoor het de VWA-medewerker onmogelijk wordt gemaakt zijn werkzaamheden voort te zetten. De vorm is afhankelijk van de beleving van de VWA-medewerker.
(...)
3.Handelwijze
persoonlijke beleving
Als eerste wordt opgemerkt dat een incident van agressie afhangt van de persoonlijke beleving van de VWA-medewerker. Sommige VWA-medewerkers kunnen nu eenmaal meer accepteren dan andere VWA-medewerkers en beleven een voorval niet als een incident van agressie of geweld.
Of er dan ook daadwerkelijk sprake is van een geval van agressie en geweld hangt af van de melding van een VWA-medewerker.
(...)
1. melding:
Indien een VWA-medewerker van mening is dat er sprake is van agressie en geweld (...) maakt hij hier onmiddellijk melding van aan zijn leidinggevende.
(...)
Meteen na de melding zorgt de leidinggevende ervoor dat de VWA-medewerker wordt opgevangen (...) en zorgt hij ervoor dat hijzelf of een andere VWA-medewerker naar het bedrijf afreist om de nodige vervolgstappen te nemen.
2. vervolgstappen:
2.1. Staken werkzaamheden
Afhankelijk van het soort bedrijf zal de VWA in principe onmiddellijk stoppen met al haar werkzaamheden op dat bedrijf. Dat houdt in dat alle werkzaamheden van de VWA worden stopgezet (...).
In afwijking van het voorgaande kan de leidinggevende evenwel besluiten nog een aantal werkzaamheden af te ronden.(..) Zo kan worden besloten dieren die reeds een antemortem keuring hebben ondergaan alsnog te laten slachten (...).
2.2. uitnodigen gesprek
Nadat de werkzaamheden op het bedrijf zijn gestaakt zal het hoofd Toezichtproductiebedrijf (...) een brief sturen naar het bedrijf met een korte beschrijving van het incident en de directie uitnodigen voor een gesprek. Dit gesprek dient uiterlijk binnen 3 werkdagen na het incident plaats te vinden. Zonder gesprek zullen de werkzaamheden op het bedrijf niet worden hervat.
Het bedrijf zal proberen het gesprek zo snel mogelijk te laten plaatsvinden want tot aan het gesprek zal de VWA geen werkzaamheden meer op het bedrijf verrichten.
De VWA hoeft zich niet te laten te verleiden door het gesprek een dag na het incident te laten plaatsvinden.(...)
In verband met het beginsel van behoorlijk bestuur is het evenwel niet mogelijk om dit gesprek lang uit te stellen.(...)
2.3. gesprek
(...) In het gesprek dient de directie van het bedrijf duidelijk te worden gemaakt dat de VWA niet tolereert dat op die wijze met haar medewerkers wordt omgegaan. De directie dient duidelijk te maken dat zij stappen onderneemt richting de medewerkers in haar bedrijf(...).
De directie dient in een schriftelijk verklaring aan te geven dat zij de VWA-medewerkers in het vervolg zal vrijwaren van agressie en geweld (...).
2.4. schriftelijke verklaring-in behandeling nemen nieuwe aanvragen
Zodra de verklaring van het bedrijf is ontvangen en deze tot tevredenheid van de VWA is, kan de VWA nieuwe aanvragen voor werkzaamheden in behandeling nemen. Voor het in behandeling nemen van nieuwe aanvragen dienen de bepalingen van de Regeling retributies veterinaire en hygiënische aangelegenheden (...) te worden nageleefd.
(...)".
3.Het geschil
3.1.[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Ivoor recht verklaart dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiseres] door op 20 maart 2009 haar keuringswerkzaamheden voor onbepaalde tijd op te schorten;
IIde Staat veroordeelt tot het betalen van schadevergoeding aan [eiseres], welke schade vooralsnog is vastgesteld op een bedrag van € 71.111,01;
IIIde Staat veroordeelt tot het betalen van de door [eiseres] gemaakte (advocaat)kosten met betrekking tot de procedure terzake het voorlopig getuigenverhoor
ad € 3.661,26;
IVde Staat veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.Hieraan legt [eiseres], samengevat, het volgende ten grondslag.
De Staat heeft onrechtmatig tegen [eiseres] gehandeld doordat
- de Staat op 20 maart 2009 ten onrechte heeft besloten om de keuringswerkzaamheden te staken, waardoor het bedrijf van [eiseres] enkele dagen heeft stilgelegen;
- de Staat zich bij zijn beslissing alleen heeft gebaseerd op de verklaring van [B], terwijl de Staat met name in de verklaring van andere betrokkenen ([C] en [H]) aanleiding had moeten zien om eerst nader onderzoek in te stellen;
- de Staat zich bij zijn beslissing beroepen heeft op soortgelijke incidenten die zich eerder bij [eiseres] zouden hebben voorgedaan;
- de Staat ten onrechte geen nader onderzoek heeft ingesteld naar het incident op 20 maart 2009, zodat [eiseres] op een haar kosten door middel van een voorlopig getuigenverhoor een dergelijk onderzoek heeft laten plaatsvinden. [eiseres] verlangt vergoeding van de daaraan verbonden advocaatkosten die [eiseres] begroot op € 3.661,26.
3.3.De Staat voert gemotiveerd verweer. De verdere stellingen van partijen, voor zover van belang, worden besproken bij de beoordeling van de vordering.
4.De beoordeling
4.1.de betekenis van het beleid van de VWA
De rechtbank stelt vast dat de VWA in haar reactie op het incident bij [eiseres] op 20 maart 2009 te werk is gegaan volgens het door haar ontwikkelde standaardbeleid bij agressie en geweld tegen VWA medewerkers. Dit blijkt onder meer uit de hiervoor onder 2.11 aangehaalde brief van de VWA van 24 november 2009. Dit beleid was ten tijde van het incident nog niet schriftelijk vastgelegd zoals volgt uit het eerst in 2010 opgestelde protocol, dat bovendien het karakter van een concept heeft (zie onder 2.12). Van een beleidsregel in de zin van artikel 1:3 Awb, die overeenkomstig artikel 4:84 Awb consequenties zou kunnen hebben voor de toetsing van de handelwijze van de VWA, is dus geen sprake.
4.2.Voorzover de Staat wil betogen dat [eiseres] had kunnen weten dat de VWA zou optreden zoals zij heeft gedaan omdat deze handelwijze berust op een weliswaar niet schriftelijk vastgelegd maar niettemin voor [eiseres] kenbaar beleid, verwerpt de rechtbank dit standpunt. In de correspondentie die tussen partijen in maart 2009 is gewisseld naar aanleiding van het incident op 20 maart 2009 wordt niet naar dit beleid verwezen, evenmin als in de brief van de VWA van 23 februari 2009 naar aanleiding van een eerder incident bij [eiseres], op welke brief (zie onder 2.8) de VWA zich in dit verband beroept. Dat [eiseres] op andere wijze met het nadien in het protocol vastgelegde beleid bekend was of had kunnen zijn, is gesteld noch gebleken.
4.3.Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat voor de VWA geen gehoudenheid bestond om voor haar handelwijze na het incident bij [eiseres] op 20 maart 2009 het hiervoor bedoelde beleid te volgen, zodat voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de reactie van de VWA op het incident bij [eiseres] niet van belang is of deze reactie met dit beleid in overeenstemming is dan wel een juiste toepassing daarvan vormt.
4.4.onderzoek naar de toedracht en belangenafweging
Na het incident op 20 maart 2009 en de telefonische melding daarvan door [B] aan zijn teamleider, heeft deze de keuringswerkzaamheden laten staken. Op een fax/brief van de advocaat van [eiseres] van 20 maart 2009 (zie onder 2.9) om eerst een onderzoek naar de rol van [B] bij het incident in te stellen om een ongerechtvaardigde sluiting en grote schade voor [eiseres] te voorkomen, is de VWA niet ingegaan. Weliswaar heeft op 20 maart 2009 het onder 2.6 bedoelde gesprek bij [eiseres] plaatsgevonden, maar dit gesprek had niet als bedoeling om de toedracht te onderzoeken en afhankelijk daarvan te beslissen over de (verdere) staking van de keuringswerkzaamheden.
Dat volgt onder meer uit de volgende omstandigheden:
- in de onder 2.11 aangehaalde brief van 24 maart 2009 motiveert de VWA de staking van
de keuringswerkzaamheden uitsluitend met de verwijzing naar haar beleid. Dat brengt mee, aldus de VWA, dat volgens dat beleid na kennisneming van het incident direct tot staking van de werkzaamheden is overgegaan, met als gevolg dat geen keuringswerkzaamheden meer worden uitgevoerd en de ingediende keuringsaanvragen komen te vervallen, totdat de ondernemer tot genoegen van de VWA garanties heeft verstrekt met het oog op de veiligheid van de VWA medewerkers;
- volgens het protocol (zie onder 2.12 met name onder de punten 2 en 3) berust de staking van de werkzaamheden uitsluitend op de melding van agressie/geweld met als enige uitzonderingsmogelijkheid dat nog lopende werkzaamheden worden afgerond (zoals ook bij [eiseres] is gebeurd). De staking van de keuringswerkzaamheden wordt aldus geheel wordt gebaseerd op de "persoonlijke beleving" van de betrokken VWA medewerker: "Of er dan daadwerkelijk sprake is van een geval van agressie en geweld hangt af van de melding van een VWA-medewerker." Verwezen wordt naar punt 2 en 3 van het protocol.
4.5.Uit het voorgaande volgt dat de VWA tot staking van haar werkzaamheden is overgegaan zonder onderzoek naar de toedracht van het incident bij [eiseres]. Ook het op 23 maart 2009 gehouden gesprek (zie onder 2.10) - waarbij de toedracht van het incident wel is besproken - is geen aanleiding geweest om alsnog deze bij de (verdere) staking van de werkzaamheden te betrekken. Geheel volgens het protocol - dus uitsluitend op grond van de melding van [B] - heeft de VWA de verder volgens het protocol beschreven stappen afgewerkt. De rechtbank acht deze handelwijze tegenover [eiseres] onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig. Als de zorgvuldigheid die van de VWA mag worden verwacht al niet meebrengt dat zij een onderzoek naar de toedracht instelt, dan had zij daartoe in elk geval moeten overgaan in het licht van de onder 2.9 genoemde brief van de advocaat van [eiseres]. In deze brief wordt immers de rol benadrukt die [B] bij het incident heeft gespeeld. Hetzelfde geldt voor het onder 2.6 genoemde gesprek op 20 maart 2009 tussen partijen waarin, zo heeft [eiseres] onweersproken aangevoerd, eveneens de rol van [B] naar voren is gekomen. Dat de VWA uit een oogpunt van zorgvuldigheid een onderzoek naar de toedracht had moeten instellen, geldt te meer gelet op het zwaarwegende belang waarin [eiseres] werd getroffen door (de handhaving van) een zo ver gaande maatregel die leidt tot de vrijwel volledige stillegging van het bedrijf. Ten onrechte is dat belang niet in de besluitvorming van de VWA betrokken.
4.6.de toedracht van het incident
De beoordeling van de handelwijze van de VWA kan alleen leiden tot een verplichting tot schadevergoeding indien de VWA ten aanzien van de (handhaving van de) staking van haar keuringswerkzaamheden in redelijkheid niet had kunnen handelen zoals zij heeft gedaan als de VWA wel een onderzoek naar de toedracht had ingesteld en het belang van [eiseres] wel in haar afwegingen had betrokken. Daarom wordt hierna de toedracht nagegaan, zoals die met name blijkt uit de verklaringen die de betrokkenen tegenover de politie dan wel in het voorlopig getuigenverhoor zijn afgelegd (respectievelijk de producties 1, 2 en 7 bij dagvaarding).
4.7.de aanleiding en de verbale reactie van [C]
Vast staat dat de aanleiding tot het incident werd gevormd doordat [B] vanwege de condensvorming in de slachtruimte de klapdeuren naar de aangrenzende ruimte, waarin [C] werkzaam was, heeft opengezet door een krat daartegen te plaatsen. [C] heeft de krat weggehaald. Dit heeft zich mogelijk enkele malen herhaald (verklaring van getuige [H] (lees [H], toevoeging rechtbank)). [C] heeft daarbij [B] uitgescholden (volgens zijn eigen verklaring voor "klootzak", volgens [B] ook nog met andere scheldwoorden van gelijk kaliber, zie hun verklaringen in het proces-verbaal van de politie). Dat in de slachtruimte hinderlijke condensvorming optrad, wordt bevestigd door [G], die daar werkzaam was en last had van de condens (zie zijn verklaring als getuige). Volgens [B] kan door condens het vlees worden verontreinigd en wordt de bacteriegroei op de karkassen daardoor bevorderd (zie zijn verklaring als getuige). [C] heeft als bezwaar geuit tegen het openen van de klapdeuren dat hij last had van de kou/tocht (volgens de verklaringen van [H] en [G]).
4.8.de fysieke bejegening van [C] door [B]
[B] is wegens de reactie van [C] op het openzetten van de klapdeuren naar hem toegegaan en heeft [C] (volgens zijn eigen verklaring, zowel tegenover de politie als in zijn verklaring als getuige) tegen zijn schouder getikt. Volgens [C] (in zijn verklaring tegenover de politie) heeft [B] hem echter met beide handen stevig vastgepakt en voelde hij zich bedreigd. De lezing van [C] vindt steun in de verklaring van getuige [H], die hierover het volgende verklaart:
"(...),waarop de dierenarts [C] (=[C], toevoeging rechtbank) aanvloog. De dierenarts pakte [C] bij zijn jasje. De dierenarts was erg opgewonden. Het leek wel of hij een driftaanval had. Hij probeerde [C] zelfs te schoppen. [C] legde zijn mes weg en duwde de dierenarts van zich af. [C] maakte alleen afwerende bewegingen. De dierenarts pakte [C] opnieuw vast en [C] duwde hem weer weg. Het was wel een schermutseling maar de dierenarts heeft [C] niet geslagen en [C] heeft zeker de dierenarts niet geslagen.(...)"
Getuige [I] verklaart hierover:
"(...) De dierenarts is toen naar [C] toegegaan en pakte hem bij zijn schouder vast. (...)"
Van belang is in dit verband verder de verklaring van getuige [J]:
"(...) Daarop ging de dierenarts naar [C] toe met een snelle beweging. Ik denk: "Wat doet hij nou?" Hij gaf [C], die hoger stond, een soort duw in zijn zij. Het was geen slaande beweging. (...) Ik heb gezien dat de dierenarts begonnen is met het fysiek contact. Hij maakte met twee handen een snelle duwende beweging. Het is dus inderdaad de dierenarts die [C] is aangevlogen.(...)"
Ten slotte verklaart [G] als getuige op dit punt:
"(...) De dierenarts, die op dat moment achter [C] stond, pakte [C] bij zijn arm en zei: "Wat zeg je nu?"(...) Het was zo dat de dierenarts [C] aan zijn jasje trok. De dierenarts was rustig en niet kwaad of zo.(...)".
De rechtbank acht op grond van voormelde verklaringen ongeloofwaardig dat [B] [C] alleen heeft aangetikt, zoals alleen hij verklaart. Hij heeft [C] beetgepakt op een wijze die door twee getuigen ([H] en [J]), niet zijnde werknemers van [eiseres], als aanvliegen is opgevat, zodat aannemelijk is dat de gedraging van [B] in objectieve zin als agressief valt te kwalificeren.
4.9.de reactie van [C]
Tussen partijen is niet in geschil dat [C] zich niet alleen verbaal maar in fysieke zin tegenover [B] onbehoorlijk heeft gedragen: hij is van zijn bordes afgekomen, is [B] gevolgd en heeft daarbij tegen [B] geweld gebruikt. Over de aard en de omvang daarvan bestaat verschil van mening: [B] zelf spreekt alleen over krachtig schoppen en slaan op zijn rug waardoor hij pijnlijk werd getroffen, zonder dat hij verwondingen of blauwe plekken heeft opgelopen (zie de verklaringen van [B] tegenover de politie en in het getuigenverhoor). Volgens [C] (in zijn verklaring tegenover de politie) is er "denkt hij" niet geslagen maar alleen sprake van wat "duw en trekwerk".
Getuige [H] verklaart hierover:
"(...) Op een gegeven moment deed [C] zijn stalen handschoen uit en had zoiets van "Nou kom maar". De dierenarts rende toen weg en [C] wou er achter aan, maar werd toen tegengehouden door [G] (= getuige [I]) en door mij. (...)".
Getuige [I] verklaart in dit verband:
"(...) Ik kon dat goed zien want ik stond vlak naast [C] te werken. [C] is toen van zijn lift naar beneden gegaan en heeft de dierenarts een beetje geduwd. Ik ben toen tussen [C] en de dierenarts gaan staan. De dierenarts liep toen weg, maar ik weet niet waar naar toe. [C] is ook weggegaan, maar het is niet zo dat hij de dierenarts achterna is gegaan. Ik had hem immers tegengehouden. (...) [C] heeft de dierenarts wel van zich afgeduwd, maar niet geslagen of geschopt.
Getuige [J] verklaart:
"(...) Daarop liet [C] het bordes zakken (...) en ging achter de dierenarts aan. De dierenarts ging door de deur naar buiten. [C] ging ook door de deur, achter de dierenarts aan. (...) Ik heb niet gezien of [C] de dierenarts heeft geslagen of geschopt.
(...)".
Getuige [G] verklaart:
"(...) [C] liet het bordes zakken en pakte de dierenarts aan de voorkant van zijn jasje, vlak onder de keel. Ik stond op twee of drie meter van hen vandaan en ik stond er recht tegenover. Ik kon het goed zien. Ik zag dat [C] de dierenarts een paar klapjes in zijn gezicht gaf. Het was met de vlakke hand en het leek niet erg hard. Ik, [G] en [H] zijn toen tussenbeide gekomen. De dierenarts is toen op een rustige manier weggelopen en naar het kantoor gegaan. (...) De klappen zijn gevallen in de hal voor de noodslachting. Het was zo dat [C], nadat hij het bordes had laten zakken, de dierenarts vastpakte en met enige kracht, want hij was boos, door de deuren van de noodslachtruimte induwde. Wij, [G], [H] en ik gingen er meteen achteraan en ik heb de hele tijd goed zicht gehad op wat er gebeurd is. [C] heeft alleen met de vlakke hand geslagen en niet met de vuisten. Ik kan me niet herinneren of hij geschopt heeft. (...)".
Nu [B] zelf geen melding maakt van (lichte) klappen in zijn gezicht en ook de overige getuigen niets verklaren wat in die richting wijst, is niet aannemelijk dat [C] zich daaraan schuldig heeft gemaakt. Verder volgt uit de verklaringen [C] zelf en uit die van [I] dat bij het volgen van [B] door [C] in elk geval sprake is geweest van duw-en trekwerk, maar dat [C] [B] ook op zijn rug heeft geslagen en geschopt vindt geen steun in de verklaringen van de andere betrokkenen, waarbij voor de waardering van de verklaring van deze getuigen mede van belang is dat zij geen werknemers van [eiseres] zijn.
4.10.1.conclusie
Uit het voorgaande volgt dat [C] zich zowel verbaal als fysiek agressief heeft gedragen tegenover [B] op een wijze die niet aanvaardbaar is, zodat een reactie van de VWA zeker op zijn plaats was. Daar staat echter tegenover dat ook het gedrag van [B] de toets der kritiek niet kan doorstaan. Ook hij heeft zich schuldig gemaakt aan fysieke agressie en wel als eerste. Daarnaast valt op te merken dat [B] - zoals de Staat aanvoert onder verwijzing naar bijlage III, paragrafen 5 en 12 van hoofdstuk IV, bij (EG) Verordening 853/2004 - bevoegd is tot het geven van instructies aan de exploitanten van een slachthuis. Dat betekent nog niet dat de dierenarts zelf in het slachthuis de handelingen uitvoert waartoe hij een instructie zou kunnen geven, zoals [B] met het eigenmachtig (herhaaldelijk) openen van de klapdeuren heeft gedaan. Indien het aandeel van [B] in het incident wordt meegewogen, had de VWA naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet kunnen komen tot de nu gevolgde gedragslijn. [eiseres] is door de vrijwel volledige stillegging van haar bedrijf gedurende bijna drie werkdagen, onevenredig zwaar getroffen.
4.10.2.De rechtbank neemt voor de beoordeling van de van de handelwijze van de VWA verder in aanmerking dat de keuringsaanvragen, die na de staking van de keuringswerkzaamheden niet zijn gehonoreerd, volgens het door de VWA toegepaste protocol opnieuw moeten worden ingediend. Als gevolg daarvan zijn de aanvragen voor nieuwe keuringen van maandag 23 maart 2009 eerst op woensdag 25 maart 2009 gehonoreerd, omdat de keuringsaanvragen op maandag 23 maart 2009 niet meer konden worden ingediend voor het daarvoor bepaalde tijdstip van (uiterlijk) 07.00 uur (volgens artikel 55 van de Regeling genoemd onder 2.4). Ter comparitie heeft de Staat verklaard dat artikel 55 van de Regeling de VWA echter niet belette om desgewenst de keuringen eerder te hervatten.
4.10.3.Naar het oordeel van de rechtbank had de VWA op vrijdag 20 maart 2009 een onderzoek naar de toedracht kunnen instellen als dat nog nodig was na het gesprek dat op die dag bij [eiseres] heeft plaatsgevonden, nu daarbij immers de VWA, [eiseres], [C], [B] en twee (hoofd)getuigen aanwezig zijn geweest (zie onder 2.6). Dat de VWA vervolgens nog een bespreking verlangde ter verkrijging van genoegzame (schriftelijke) toezeggingen van [eiseres], alvorens de keuringswerkzaamheden te hervatten, acht de rechtbank niet onredelijk, nu dit gesprek al op maandag 23 maart om 09.00 uur heeft plaatsgevonden. Daartoe slaat de rechtbank acht enerzijds op de ernst van de verbale en fysieke misdragingen van [C], anderzijds op de onder 2.8 genoemde waarschuwing van de VWA aan [eiseres] wegens een eerder incident op 5 februari 2009. Na ontvangst van de schriftelijke toezegging van [eiseres] - die de VWA om 12.36 uur heeft ontvangen volgens haar brief van 24 november 2009 - had de VWA echter in redelijkheid gelet op het grote belang van [eiseres] de keuringswerkzaamheden moeten hervatten in plaats van met een zeker automatisme de stappen van het protocol af te werken. De schade als gevolg van het staken van de keuringswerkzaamheden over maandag (alleen de middag omdat de toezegging om 12.36 uur was ontvangen) 23 maart 2009 en dinsdag 24 maart 2009 komt daarom voor rekening van de VWA.
4.11.de schade
De rechtbank zal [eiseres] in de gelegenheid stellen om bij akte een aan het bovenstaande aangepaste schadeopstelling over te leggen, waarin zij dus haar schade begroot over 23 maart 2009 (de middag) en dinsdag 24 maart 2009. [eiseres] kan daarin tevens het verweer betrekken dat de Staat heeft gevoerd met betrekking te wijze van schadeberekening. De Staat zal in de gelegenheid worden gesteld om bij akte daarop te reageren.
5.De beslissing
De rechtbank
5.1. verwijst de zaak naar de rol van 19 september 2012 voor overlegging door [eiseres] van de onder 4.11 bedoelde akte;
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 22 augustus 2012.