ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6533

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
395003 - HA RK 11-312
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlies van het Nederlanderschap door vrijwillig verkrijgen van de Amerikaanse nationaliteit

In deze zaak verzocht [verzoeker] de rechtbank om vast te stellen dat hij vanaf zijn geboorte het Nederlanderschap bezit en dat dit niet verloren is gegaan bij het verkrijgen van de Amerikaanse nationaliteit in 1992. [Verzoeker] verhuisde in 1981 naar de Verenigde Staten en trouwde in 1988 met een Amerikaanse, met wie hij twee dochters kreeg. Na de echtscheiding in 1992 verkreeg hij de Amerikaanse nationaliteit, maar stelde dat hij op basis van een mededeling van een consulair medewerker gerechtvaardigd had vertrouwd op het behoud van zijn Nederlandse nationaliteit. De rechtbank oordeelde dat de wetgeving omtrent het verlies van het Nederlanderschap door het verkrijgen van een andere nationaliteit in 1992 al van kracht was en dat het vertrouwen van [verzoeker] op de mededeling van de consulair medewerker niet gerechtvaardigd was. De rechtbank stelde vast dat de door [verzoeker] aangevoerde redenen voor het verkrijgen van de Amerikaanse nationaliteit niet voldoende waren om te concluderen dat dit niet vrijwillig was gebeurd. De rechtbank wees het verzoek van [verzoeker] af, met de conclusie dat hij en zijn dochters op 15 juli 1992 het Nederlanderschap hebben verloren, terwijl zijn zoon pas op 18 december 2009 de Nederlandse nationaliteit verkreeg.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 395003 / HA RK 11-312
Beschikking van 16 augustus 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], Verenigde Staten van Amerika (VS),
verzoeker,
advocaat mr. M. Mulderij-Anker te Den Haag,
en
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Misterie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. J.E.A. Pesch.
Partijen worden hierna aangeduid als '[verzoeker]' en 'de IND'.
1.De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 23 mei 2011 ingediende verzoekschrift (met bijlagen),
- de brieven van mr. Mulderij-Anker van 21 september 2011 (met bijlagen) en 14 maart 2012,
- de brieven van de IND van 28 juni 2011 (met bijlage) en van 1 februari 2012 (met bijlagen),
- de brieven van de officier van justitie mr. D. Kortekaas van 2 en 29 maart 2012,
-de pleitnoties die door mr. Mulderij-Anker en mr. Pesch zijn overgelegd.
De mondelinge behandeling heeft op 21 juni 2012 plaatsgevonden, waarbij zijn verschenen
[verzoeker], vergezeld van mr. Mulderij-Anker, en mr. Pesch namens de IND.
2.De feiten
2.1.[verzoeker] is op [geboortedatum] 1944 in [woonplaats] geboren. Hij verkreeg bij zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit.
2.2.In 1981 is [verzoeker] naar de VS verhuisd om daar te werken.
2.3.Op 11 maart 1988 is [verzoeker] aldaar in het huwelijk getreden met [A], van Amerikaanse nationaliteit. Uit dit huwelijk zijn twee dochters geboren, [B] op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] (VS) en [C] op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats] (VS). Zij verkregen bij hun geboorte (ook) de Nederlandse nationaliteit. Het huwelijk is op 3 december 1992 door echtscheiding ontbonden.
2.4.Op 15 juli 1992 heeft [verzoeker] de Amerikaanse nationaliteit verkregen door naturalisatie.
2.5. Op 14 juni 1993 is [verzoeker] in het huwelijk getreden met [D]. Uit dat huwelijk is op 3 juli 1993 te [geboorteplaats] (VS) zoon [E] geboren.
2.6.Bij besluit van 24 juni 2008 van de Minister van Buitenlandse Zaken is aan [verzoeker] meegedeeld dat de door [verzoeker] namens zijn kinderen ingediende aanvraag om verlening van een Nederlands paspoort niet in behandeling wordt genomen op de grond dat het Nederlanderschap van [verzoeker] per 15 juli 1992 van rechtswege is komen te vervallen, zodat zijn kinderen de Nederlandse nationaliteit niet (meer) bezitten. Het tegen dit besluit ingediende bezwaarschrift is op 27 juli 2009 ongegrond verklaard.
2.7.Op 18 december 2009 heeft [verzoeker] door optie het Nederlanderschap verkregen. Zoon [E] heeft als minderjarige in die verkrijging gedeeld.
3.Het verzoek
3.1.[verzoeker] verzoekt de rechtbank vast te stellen dat hij vanaf zijn geboorte het Nederlanderschap bezit en immer heeft bezeten, in ieder geval in de periode liggend tussen 15 juli 1992 en 18 december 2009, en dat zijn kinderen [B], [C] en [E] eveneens vanaf de datum van hun geboorte Nederlander zijn geweest.
3.2.[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat hij bij het verkrijgen van het Amerikaanse staatsburgerschap in 1992 niet van rechtswege de Nederlandse nationaliteit heeft verloren.
Primair voert hij daartoe aan dat hij gerechtvaardigd mocht vertrouwen op een in 1992 gedane mededeling van een medewerker van het Consulaat Generaal in New York, dat hij bij de verkrijging van de Amerikaanse nationaliteit het Nederlanderschap zou behouden. Subsidiair voert [verzoeker] daartoe aan dat hij niet vrijwillig het Amerikaans staatsburgerschap heeft verkregen.
4. Het standpunt van de IND
4.1.De IND stelt zich op standpunt dat [verzoeker] vanaf zijn geboorte niet doorlopend de Nederlandse nationaliteit bezit. Hij heeft de Nederlandse nationaliteit verloren op 15 juli 1992 en herkregen op 18 december 2009 door optie. Zijn dochters [B] en [C] hebben de Nederlandse nationaliteit op 15 juli 1992 verloren. Zijn zoon [E] heeft eerst op 18 december 2009 de Nederlandse nationaliteit verkregen.
4.2.De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het advies van de IND.
5.De beoordeling
5.1.In het op 15 juli 1992 geldende artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a., RWN is bepaald dat het Nederlanderschap voor een meerderjarige verloren gaat door het vrijwillig verkrijgen van een andere nationaliteit.
5.2.[verzoeker] beroept zich er primair op dat hij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat hij het Nederlanderschap behield. Hij mocht daarbij, mede gegeven een wetsvoorstel waarbij de Nederlandse wet voor wat betreft het hebben van een dubbele nationaliteit zou worden gewijzigd en de toentertijd geldende praktijk, afgaan op de mededeling van een consulair medewerker. Die wordt immers geacht op de hoogte te zijn van de laatste ontwikkelingen in de wetgeving ter zake. Zonder deze mededeling zou [verzoeker], die absoluut zijn Nederlandse nationaliteit wilde behouden, nooit het Amerikaanse staatsburgerschap hebben aangevraagd. [verzoeker] stelt zich dan ook op het standpunt dat hij al die tijd Nederlander is gebleven.
5.3.De rechtbank stelt voorop dat de door [verzoeker] bedoelde gewijzigde wetgeving aangaande een dubbele nationaliteit eerst op 1 april 2003 in werking is getreden. Tot die tijd betrof het slechts een wetsvoorstel.
Het uitgangspunt van [verzoeker] dat hij op grond van opgewekt vertrouwen het Nederlanderschap heeft kunnen behouden is onjuist. De wijzen waarop de Nederlandse nationaliteit kan worden verkregen of behouden zijn limitatief voorzien in de RWN. Daaronder is niet begrepen de verkrijging of het behoud op grond van gerechtvaardigd vertrouwen. Wat er dan ook zij van de vraag of [verzoeker] gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de mededeling van de betreffende consulair medewerker, hij heeft niet op grond van dit vertrouwen het Nederlanderschap (kunnen) behouden. Het feit dat [verzoeker] kennelijk heeft vertrouwd op een snelle inwerkingtreding van het wetsvoorstel met terugwerkende kracht, komt eveneens voor zijn rekening en risico.
5.4.Het door [verzoeker] bedoelde beleid ter zake van een dubbele nationaliteit in de periode 1992 - 1997 zag op een andere situatie dan die van [verzoeker], namelijk op het (niet toepassen van het) vereiste om afstand te doen van de oorspronkelijke nationaliteit bij naturalisatie tot Nederlander. Dit beleid had dan ook geen betrekking op de situatie van [verzoeker], die nu juist een andere nationaliteit aannam.
5.5.Subsidiair heeft [verzoeker] betoogd dat hij niet vrijwillig het Amerikaans staatsburgerschap heeft verworven. Hij stelt daartoe te zijn gedwongen uit oogpunt van carrièreperspectief. Als buitenlander is het door allerlei beperkingen moeilijk een succesvolle carrière op te bouwen in de VS. Zo is het niet mogelijk om partner te worden in een LLC en ondervindt men grote problemen bij het verkrijgen van geldleningen. Het was voor [verzoeker] dan ook noodzaak de Amerikaanse nationaliteit te verkrijgen.
5.6.De rechtbank overweegt in dit verband als volgt. Naar vast beleid, zoals neergelegd in de Handleiding voor de toepassing van de RWN, gaat het Nederlanderschap niet verloren indien de redenen om een andere nationaliteit te verkrijgen zo dwingend zijn dat niet meer kan worden gesproken van een vrijwillige verkrijging van die nationaliteit. Daarbij kan worden gedacht aan de situatie dat de andere nationaliteit op verzoek is verkregen ter voldoening aan de door de autoriteiten van dat land waar men woont gestelde eis, dat verblijf in dat land alleen kan worden gecontinueerd indien men de nationaliteit van dat land verkrijgt. Dit dwingend karakter wordt niet snel aangenomen. Zo zal wel verlies optreden indien een vreemde nationaliteit is verkregen en betrokkene daar zelf om heeft verzocht, omdat bijvoorbeeld voor een bepaalde beroepsuitoefening, aanstelling of toelating tot een bepaalde studie de nationaliteit van dat land was vereist. Het feit dat betrokkene alleen kon worden aangesteld of tot de studie kon worden toegelaten als hij de nationaliteit van het land bezat, betekent niet dat daardoor zijn keuze voor de betreffende nationaliteit niet vrijwillig zou zijn geweest. De rechtbank acht het voormelde beleid niet onredelijk. In dit licht bezien leiden naar het oordeel van de rechtbank de door [verzoeker] aangevoerde (economische) motieven niet tot de conclusie dat de verkrijging van de Amerikaanse nationaliteit niet vrijwillig heeft plaatsgevonden. Aangezien [verzoeker] vrijwillig het Amerikaans staatburgerschap heeft verkregen, heeft hij het Nederlanderschap verloren.
Voor zover [verzoeker] zich nog heeft beroepen op een uitspraak van deze rechtbank van 29 maart 2007 overweegt de rechtbank dat die procedure zag op een andere situatie. In de onderhavige zaak ligt (onder meer) de vraag voor of [verzoeker] vrijwillig de Amerikaanse nationaliteit heeft verkregen, terwijl in de andere procedure die vraag reeds in een eerder stadium ontkennend was beantwoord door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Vervolgens kwam in de door [verzoeker] genoemde uitspraak de vraag aan de orde of op die beantwoording kon worden teruggekomen.
5.7.Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [verzoeker] op 15 juli 1992 van rechtswege het Nederlanderschap heeft verloren. Als gevolg hiervan hebben ook zijn dochters [B] en [C] op 15 juli 1992 het Nederlanderschap verloren. Zijn zoon [E] heeft eerst op 18 december 2009 de Nederlandse nationaliteit verkregen.
6.De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A. Koppen, mr. D.H. von Maltzahn en mr. A.M. Brakel en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2012.