ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6463

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
414188 / HA RK 12-110
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen beslissing inzake eigen bijdrage rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om het verzet van [A] tegen een beslissing van de voorzieningenrechter van 9 februari 2012, waarbij de eigen bijdrage voor rechtsbijstand is vastgesteld op € 656,--. [A] heeft verzet ingesteld op 28 februari 2012, omdat zij van mening is dat de eigen bijdrage te hoog is vastgesteld. Dit zou het gevolg zijn van een onjuiste opgave van haar inkomen door haar rechtsbijstandverlener, [mr. B]. De rechtbank stelt vast dat de eigen bijdrage is vastgesteld op basis van gegevens die door [A] zijn verstrekt, en dat [A] geen bezwaar heeft gemaakt tegen de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand. De rechtbank oordeelt dat de verwijzing naar artikel 40 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken een vergissing van de wetgever betreft, maar dat dit niet afdoet aan de ontvankelijkheid van [A] in haar verzet. De rechtbank wijst het verzet af, omdat de hoogte van de eigen bijdrage vaststaat en niet meer ter discussie kan worden gesteld in deze procedure. De beschikking is gegeven door mr. J.J. van der Helm en openbaar uitgesproken op 7 juni 2012.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 414188 / HA RK 12-110
Beschikking van 7 juni 2012
in de zaak van
[A],
wonende te [woonplaats],
vertegenwoordigd door drs. P. van der Laan,
tegen
MR. [B],
advocaat te [woonplaats],
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna aangeduid als '[A]' en '[mr. B]'.
1.De procedure
1.1.Op 15 maart 2011 heeft de Raad voor Rechtsbijstand [mr. B] als rechtsbijstandverlener toegevoegd aan [A]. De eigen bijdrage is daarbij vastgesteld op € 757,--.
1.2.Op 8 februari 2012 heeft [mr. B] een verzoekschrift ex artikel 38 lid 4 van de Wet op de rechtsbijstand ingediend en de voorzieningenrechter verzocht de door [A] verschuldigde eigen bijdrage te bepalen op € 656,--. Zij heeft daartoe aangevoerd dat [A] de eigen bijdrage (gedeeltelijk) onbetaald heeft gelaten.
1.3.De voorzieningenrechter heeft bij beschikking van 9 februari 2012 de declaratie van [mr. B] goedgekeurd voor een bedrag van € 656,-- en de tenuitvoerlegging daarvan bevolen.
1.4.Bij brief van 24 februari 2012, ingekomen op 28 februari 2012, heeft [A] verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzieningenrechter.
1.5.De mondelinge behandeling van het verzet heeft plaatsgevonden op 10 mei 2012. Verschenen zijn [A], vergezeld van haar zoon [C] en [D], en [mr. B].
2.Het verzet
2.1.[A] legt aan haar verzet het volgende ten grondslag. De door de Raad voor Rechtsbijstand opgelegde eigen bijdrage is te hoog vastgesteld. Dat is het gevolg van een onjuiste opgave door [mr. B] van het inkomen van [A] in 2009. [Mr. B] heeft een verzamelinkomen van [A] en haar echtgenoot opgegeven terwijl [A] al sinds 2003 gescheiden is van tafel en bed en sinds 2008 niet meer met haar echtgenoot samenwoont. Ten onrechte heeft [mr. B] opgave gedaan van een gezamenlijke huishouding. [A] geeft aan dat zij van [mr. B] de toevoeging pas heeft gekregen toen de zaak al was gesloten. Bij brief van 15 november 2011 heeft [A] bij [mr. B] bezwaar aangetekend tegen de declaratie van 27 september 2011 van € 656,--. Over de handelwijze van [mr. B] is bezwaar gemaakt bij de Raad van Toezicht.
2.2.[Mr. B] stelt zich op het standpunt dat zij de toevoegingsaanvraag heeft ingediend met gegevens die door [A] zijn verstrekt. Op basis van die gegevens stelt de Raad voor Rechtsbijstand de eigen bijdrage vast. De Raad voor Rechtsbijstand stuurt een exemplaar van haar beslissing ook altijd rechtstreeks naar de cliënt, dat gaat buiten de rechtsbijstandverlener om. [A] heeft tegen de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand geen bezwaar gemaakt. Die beslissing is dan ook onherroepelijk. De (ter zitting overgelegde) brief van 15 november 2011 is haar niet bekend. [Mr. B] geeft nog aan dat zij geprobeerd heeft een betalingsregeling te treffen. Zij merkt nog op dat de klacht tegen haar ongegrond is verklaard.
3.De beoordeling
3.1. De rechtbank stelt het volgende voorop.
In het tot 1 november 2010 geldende artikel 38 lid 4 van de Wet op de rechtsbijstand is als tweede zin opgenomen 'De artikelen 24 tot en met 40 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken zijn van overeenkomstige toepassing'. In bedoeld artikel 40 is de mogelijkheid van verzet opgenomen tegen - onder meer - een beslissing van de president zoals de onderhavige beslissing van 9 februari 2012. In verband met de inwerkingtreding van de Wet griffierechten burgerlijke zaken op 1 november 2010 is de Wet op de rechtsbijstand op
1 november 2010 gewijzigd onder meer in die zin dat de tweede zin van artikel 38, lid 4, is komen te vervallen. Daarmee is de wettelijke basis van het door [A] ingestelde verzet komen te vervallen. De rechtbank gaat er echter vanuit dat de schrapping van de verwijzing naar artikel 40 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken een vergissing van de wetgever betreft, aangezien de wetsgeschiedenis geen aanwijzing bevat waaruit kan worden opgemaakt dat het de bedoeling van de wetgever was de mogelijkheid van verzet tegen de beslissing van de president te laten vervallen. Naar het oordeel van de rechtbank is [A] daarom ontvankelijk in haar verzet.
3.2.Het verzet van [A] is gebaseerd op de stelling dat de Raad voor Rechtsbijstand als gevolg van een onjuiste inkomstenopgave de eigen bijdrage te hoog heeft vastgesteld. Tegen de beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand kon [A] binnen 6 weken ná 15 maart 2011 een bezwaarschrift indienen bij de Commissie voor Bezwaar van de Raad voor Rechtsbijstand. Een en ander staat vermeld op de toevoeging waarvan, zoals ter zitting door [mr. B] onweersproken is gesteld, de Raad voor Rechtsbijstand rechtstreeks een exemplaar aan [A] heeft gezonden. [A] heeft van die gelegenheid geen gebruik gemaakt. De hoogte van de eigen bijdrage staat daarmee vast en komt daarom in het kader van deze procedure niet meer aan de orde. Overigens zijn geen omstandigheden gesteld of gebleken die tot vernietiging van de door de voorzieningenrechter gegeven beslissing moeten leiden. Het verzet zal daarom worden afgewezen.
4. De beslissing
De rechtbank wijst het verzet van [A] af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. van der Helm en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2012.