ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6361
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Verkrijging van de Nederlandse nationaliteit door erkenning van een kind naar Nicaraguaans recht
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 augustus 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van de Nederlandse nationaliteit van een minderjarig kind, erkend door een Nederlander. Verzoekers, [verzoeker sub 1] en [verzoekster sub 2], zijn de wettelijk vertegenwoordigers van het kind, dat in Nicaragua woont. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verzoeker sub 1] op 18 februari 2008 het kind heeft erkend, maar dat deze erkenning niet automatisch leidde tot verkrijging van de Nederlandse nationaliteit, omdat de erkenning plaatsvond in de periode tussen 1 april 2003 en 1 maart 2009. De rechtbank heeft daarbij artikel 6 lid 1 aanhef en onder c van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) in overweging genomen, dat destijds bepaalde dat een minderjarige vreemdeling die door een Nederlander is erkend, het Nederlanderschap verkrijgt indien hij na de erkenning gedurende een onafgebroken periode van ten minste drie jaren verzorging en opvoeding heeft genoten van de Nederlander door wie hij is erkend. Aangezien er geen optieverklaring is afgelegd namens het kind, heeft de rechtbank het verzoek afgewezen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er mogelijkheden zijn voor het kind om alsnog de Nederlandse nationaliteit te verkrijgen door optie op grond van de gewijzigde Rijkswet.