ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6263

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/925130-12
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarig kind door vader met financiële beloning

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 augustus 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die zijn (niet-biologische) dochter gedurende meerdere jaren seksueel heeft misbruikt. Het misbruik begon toen het slachtoffer net 10 jaar oud was. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige zedenmisdrijven, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter en het plegen van ontucht. Bijzonder kwalijk is dat de verdachte als tegenprestatie voor de seksuele handelingen geld aan zijn dochter gaf, wat de psychische ontwikkeling van het slachtoffer ernstig heeft beïnvloed.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaar. Een bijzondere voorwaarde is dat de verdachte gedurende de proeftijd geen contact zal hebben met het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van € 5.000,- aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op het slachtoffer. De verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem had gesteld, wat de rechtbank als uiterst verwerpelijk heeft gekwalificeerd. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gevolgd en de straf als passend en geboden beschouwd, gezien de aard van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/925130-12
Datum uitspraak: 30 augustus 2012
(Verkort vonnis)
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden Zoetermeer te Zoetermeer.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 23 mei 2012 en 16 augustus 2012.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. M.A. Visser heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 5 jaren met de bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende deze proeftijd op geen enkele wijze contact zal hebben met aangeefster [aangeefster].
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 7.500,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 september 2003 tot en met 19 september 2006 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met zijn (stief)kind, althans een aan zijn zorg toevertrouwd minderjarig kind, [aangeefster] (geboren op [geboortedatum]), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte:
- (meermalen) met zijn (verdachtes) penis de mond van die [aangeefster] binnengedrongen en/of
- (meermalen) met zijn (verdachtes) tong en/of vinger(s) de vagina van die [aangeefster] binnengedrongen;
art 244 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 september 2003 tot en met 19 september 2008 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met zijn minderjarig (stief)kind, althans een aan zijn zorg toevertrouwd minderjarig kind [aangeefster]
(geboren op [geboortedatum]), ontucht heeft gepleegd, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte:
- (meermalen) de borsten en/of vagina en/of billen van die [aangeefster] heeft betast en/of (meermalen) over de borsten en/of vagina en/of billen van die [aangeefster] heeft gewreven en/of
- (meermalen) de vagina van die [aangeefster] heeft gekust en/of gelikt en/of
- (meermalen) zich in de directe nabijheid en aanwezigheid van die [aangeefster] heeft afgetrokken en/of is klaargekomen;
art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 september 2006 tot en met 19 september 2008 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met zijn (stief)kind, althans een aan zijn zorg toevertrouwd minderjarig kind, [aangeefster] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte:
- (meermalen) met zijn penis de mond van die [aangeefster] binnengedrongen en/of
- (meermalen) met zijn tong en/of vinger(s) de vagina van die [aangeefster] binnengedrongen;
art 245 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 ten laste is gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, te weten dat verdachte:
2.
hij op tijdstippen in de periode van 20 september 2004 tot en met 19 september 2008 te 's-Gravenhage met zijn minderjarig kind, [aangeefster],
geboren op [geboortedatum], ontucht heeft gepleegd, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte:
- (meermalen) de borsten en/of vagina en/of billen van die [aangeefster] heeft betast en/of (meermalen) over de borsten en/of vagina en/of billen van die [aangeefster] heeft gewreven en/of
- (meermalen) de vagina van die [aangeefster] heeft gekust en/of gelikt en/of
- (meermalen) zich in de directe nabijheid en aanwezigheid van die [aangeefster] heeft afgetrokken en/of is klaargekomen;
3.
hij op tijdstippen in de periode van 20 september 2006 tot en met 19 september 2008 te 's-Gravenhage met zijn kind, [aangeefster], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte:
- (meermalen) met zijn penis de mond van die [aangeefster] binnengedrongen en/of
- (meermalen) met zijn tong en/of vinger(s) de vagina van die [aangeefster] binnengedrongen
Bewijsoverwegingen.
De raadsman van verdachte heeft het verweer gevoerd dat het proces-verbaal informatieve gesprek met aangeefster [aangeefster] (hierna: [aangeefster]), de aangifte van [aangeefster] d.d. 20 januari 2012 en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] niet tot het bewijs mogen worden gebezigd. Zijn betoog komt in de kern erop neer dat in strijd is gehandeld met de "Aanwijzing opsporing en vervolging van seksueel misbruik" van het Openbaar Ministerie (hierna: de Aanwijzing)
Het verweer met betrekking tot het proces-verbaal informatieve gesprek met [aangeefster] en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] behoeft geen bespreking, nu de rechtbank voornoemde stukken niet tot het bewijs zal bezigen.
Met betrekking tot de aangifte van [aangeefster] d.d. 20 januari 2012 heeft de raadsman aangevoerd dat in strijd met de Aanwijzing tijdens het opnemen van de aangifte een vertrouwenspersoon aanwezig is geweest, waardoor mogelijk is dat deze vertrouwenspersoon [aangeefster] heeft beïnvloed tijdens haar aangifte. Deze verklaring dient dan ook van het bewijs te worden uitgesloten, aldus de raadsman.
De rechtbank stelt voorop dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt die de veronderstelling rechtvaardigt dat voornoemde vertrouwenspersoon op enige wijze de inhoud van de aangifte door [aangeefster] zou hebben beïnvloed. De rechtbank constateert echter wel dat door aldus te handelen in strijd met de Aanwijzing is gehandeld, hetgeen een onherstelbaar vormverzuim betreft. Nu de rechtbank ten gevolge van dit onherstelbaar vormverzuim echter geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die verdachte in zijn verdediging zou kunnen hebben geschaad, volstaat de rechtbank met de enkele constatering van dit verzuim. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding om genoemde verklaring van [aangeefster] als bewijsmiddel uit te sluiten.
De raadsman heeft vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. Hij is van mening dat - kort samengevat - de aangifte van [aangeefster] slechts wordt ondersteund door een onvoldoende betrouwbare en geloofwaardige verklaring van haar moeder, genaamd [moeder].
Anders dan het standpunt van de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de aangifte van [aangeefster] en aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [moeder] van 8 februari 2012, te twijfelen. Zo heeft [aangeefster] wat betreft de verweten handelingen gedetailleerd en consistent in tijd en plaats verklaard. De verklaring van [moeder] ondersteunt de verklaring van [aangeefster] op belangrijke onderdelen, zowel in detail als in tijd en plaats. De stelling van de raadsman dat de verklaring van [moeder] bijna een woordelijke herhaling zou zijn van wat haar zojuist door de politie is voorgehouden (p. 14 pleidooi raadsman), acht de rechtbank niet juist. Blijkens het proces-verbaal van verhoor van [moeder] d.d. 8 februari 2012 (p. 110 van het dossier) verklaart de getuige in eigen bewoordingen waarbij zij tevens handelingen benoemt die blijkens genoemd proces-verbaal niet door de politie in genoemde vraagstelling zijn aangegeven, zoals het strelen van de buik van [aangeefster]. Voorts verklaart [moeder] gedetailleerd over de wijze waarop [aangeefster] werd gezegd dat zij verdachte moest pijpen en wat [moeder] vervolgens waarnam. Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank dan ook onvoldoende reden om te twijfelen aan de vraag of [moeder] uit eigen waarneming heeft verklaard. Het verweer van de raadsman slaagt dan ook niet.
De rechtbank acht het onder 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Verzoek tot heropening van het onderzoek ter terechtzitting.
De raadsman heeft subsidiair - indien de rechtbank niet tot een vrijspraak komt - heropening van het onderzoek ter terechtzitting verzocht, teneinde hem in de gelegenheid te stellen de geluidsopname van het informatieve gesprek van [aangeefster] uit te luisteren en de visuele opnames van de aangifte van [aangeefster] te bekijken. Hij is van mening dat de enkele aanwezigheid van de vertrouwenspersoon tijdens de aangifte al invloed kan hebben op de verklaring van [aangeefster].
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman af, nu de rechtbank daartoe de noodzaak niet ziet. Zoals reeds overwogen zal de rechtbank het proces-verbaal informatieve gesprek niet tot het bewijs bezigen. Voorts is naar het oordeel van de rechtbank niet een begin van aannemelijkheid gebleken dat de vertrouwenspersoon enkel door haar aanwezigheid invloed zou hebben uitgeoefend op de inhoud van de aangifte van [aangeefster] en dat de aangifte van [aangeefster] daardoor niet op waarheid zou berusten.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, aangezien er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De verdachte is deswege strafbaar, nu er evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een aantal jaren zijn (niet-biologische) dochter seksueel misbruikt. Dit misbruik begon toen zijn dochter net 10 jaar oud was. Verdachte heeft zich onder andere oraal door haar laten bevredigen, haar betast over haar borsten, billen en vagina, haar vagina gelikt en zijn vingers in haar vagina gebracht.
Zedenmisdrijven vormen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Verdachte heeft met zijn handelen de grens van het toelaatbare ernstig overschreden. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort misdrijven nog lange tijd de psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is aangedaan, hetgeen ook uit de verklaring van het slachtoffer zoals ter terechtzitting voorgehouden, is gebleken.
De rechtbank acht het handelen van verdachte uiterst verwerpelijk. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat het slachtoffer in hem als vader had gesteld. Bijzonder kwalijk is dat hij als tegenprestatie voor de seksuele handelingen geld aan zijn dochter gaf. Dit handelen kan niet anders dan de (psycho-seksuele) ontwikkeling van zijn dochter uiterst nadelig hebben beïnvloed.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister betreffende verdachte d.d. 9 februari 2012, waaruit blijkt dat verdachte eerder in aanraking is geweest met justitie.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het voorlichtingsrapport van de stichting Reclassering Nederland, d.d. 18 juni 2012.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat een lange onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf passend en geboden is. Daarnaast zal de rechtbank, teneinde de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten tot uitdrukking te brengen, aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen en de proeftijd op vijf jaar stellen. Deze voorwaardelijke gevangenisstraf dient er toe verdachte er van te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan soortgelijke of andere strafbare feiten. De rechtbank zal de officier van justitie volgen met betrekking tot een contactverbod ten aanzien van het slachtoffer [aangeefster].
De rechtbank acht de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij.
[aangeefster] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 10.000,-.
De rechtbank acht deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 5.000,-, als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van de onder 2 en 3 bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 5.000,-.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 30 augustus 2012.
De rechtbank zal voor het overige deel van de vordering, dit deel niet-ontvankelijk verklaren.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 2 en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 5.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangeefster].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 245 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 2
ontucht plegen met zijn minderjarig kind, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 3
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 (DERTIG) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 (ZES) MAANDEN niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 5 (VIJF) JAREN vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal hebben of zoeken met [aangeefster];
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [aangeefster], een bedrag van € 5.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 5.000,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 30 augustus 2012 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [aangeefster];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Timmermans, voorzitter,
mrs A.J.J.M. Weijnen en M.C. Bruining, rechters,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 augustus 2012.