Parketnummers 09/757579-12 en 09/925894-11 (tul)
Datum uitspraak: 30 augustus 2012
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Midden Holland - HvB De Geniepoort" te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 16 augustus 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. Voskens en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. L.P. Lagerweij, advocaat te Delft, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 februari 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag (van ongeveer 400 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [speelgoedwinkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangever] (eigenaar van het [speelgoedwinkel]-filiaal), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het richten van (een) vuurwapen(s), in elk geval een (of meer) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op die [aangever] en/of
- het tegen die [aangever] roepen: "geld, geld" en/of "ga liggen" en/of "ik schiet je neer, pang pang" althans woorden van gelijke aard en/of streking.
hij op of omstreeks 18 februari 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] (eigenaar van het [speelgoedwinkel]-filiaal) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 400 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [speelgoedwinkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit
- het richten van (een) vuurwapen(s), in elk geval een (of meer) op (een) vuurwapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), op die [aangever] en/of
- het tegen die [aangever] roepen: "geld, geld" en/of "ga liggen" en/of "ik schiet je neer, pang pang" althans woorden van gelijke aard en/of streking.
Op 18 februari 2012 is de speelgoedwinkel [speelgoedwinkel] aan de [adres] te 's-Gravenhage overvallen, waarbij [aangever] (eigenaar van het [speelgoedwinkel]-filiaal) door twee personen met geweld is bedreigd en een geldbedrag van € 240,00 onder dwang heeft afgegeven aan de overvallers.
De rechtbank zal de vraag moeten beantwoorden of verdachte die dag ten tijde van de overval in deze speelgoedwinkel aanwezig was en of verdachte een van de overvallers is geweest.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
Het standpunt van de officier van justitie komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte een van de overvallers is geweest. De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het als eerste cumulatief/ alternatief ten laste gelegde, en wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit (in vereniging) heeft begaan.
3.3 Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot het eerste feit op de dagvaarding heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte ten aanzien van de beide varianten dient te worden vrijgesproken, nu wettig en overtuigend bewijs ontbreekt om tot een bewezenverklaring te komen.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging1
De volgende feiten en omstandigheden hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering als vertrekpunt voor de beantwoording van de bewijsvraag dienen. Op 18 februari 2012 heeft te 's-Gravenhage een overval plaatsgevonden, waarbij [aangever] is gedwongen een geldbedrag van € 240,00 af te geven.2 Tegen [aangever] is daarbij gezegd "geld, geld" en "ga liggen" en "ik schiet je neer, pang pang" en is op hem een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht.3
Aangever [aangever] heeft verklaard4 dat hij op 18 februari 2012, omstreeks 13.15 uur, in zijn speelgoedwinkel aan de [adres] te 's-Gravenhage is overvallen door twee jonge - naar hij onder meer op grond van de door één van hen gebezigde taal meent - Surinaamse jongens. De voorste van de twee mannen had een zwart tasje bij zich en gooide dat tasje op de toonbank. Deze zwarte tas is achtergebleven in de winkel. Ter terechtzitting op 16 augustus 2012 zijn de beveiligingsbeelden uit de winkel waarop de overval te zien is, vertoond. Hierbij heeft de rechtbank waargenomen dat één van de twee overvallers een zwart tasje op de toonbank legt.5
Aan deze zwarte (plastic) tas is sporenonderzoek6 verricht. Uit dactyloscopisch onderzoek7 is gebleken dat vier van de zeven dactyloscopische sporen op deze tas zijn geïdentificeerd als afkomstig van medeverdachte [medeverdachte]. Uit het DNA-onderzoek van het monster dat is genomen van het handvat van de zwarte plastic tas volgt dat dat DNA-materiaal afkomstig kan zijn van medeverdachte [medeverdachte].8
Getuige [getuige 1] heeft verklaard9 dat hij in de [straat 2] twee mannen zag komen aanrennen. Een van de mannen hield een zwart pistool in de hand. De andere man had een 'opgeschoren baard', inhoudende een baard van een paar dagen oud. De man droeg een zwarte jas en deze stond open. Hij had een van zijn handen onder de jas en met zijn andere hand hield hij zijn jas dicht. [getuige 1] zag ook nog een andere man achter deze twee mannen rennen.
Getuige [getuige 2], die zich in het gezelschap van [getuige 1] bevond, heeft verklaard10 dat hij in de [straat 2] twee mannen zag komen aanrennen. Beide mannen hadden een pistool in hun hand. De ene man was niet blank. Hij had kort geschoren haar van ongeveer twee centimeter, maar het stond niet recht overeind. Hij had een baardje van een paar dagen oud, maar geen snor. De man had een zwart pistool in zijn rechterhand.
De andere man was ook niet blank. Hij droeg zijn jas open en had zijn armen gekruist voor zijn buik. Hij had een vuurwapen in een van zijn handen.
Uit camerabeelden, gemaakt door vier bewakingscamera's op een woning in de [straat 2],11 is gebleken dat op 18 februari 2012, omstreeks 13.17 uur, een zilvergrijze auto de [straat 3] in kwam rijden. Kort hierop kwamen 2 personen aanlopen. Om 13.22 uur is de melding van de overval op de [speelgoedwinkel] bij de politie binnengekomen. Na dit tijdstip was te zien dat dezelfde twee mannen kwamen teruggerend. Eén van de twee mannen had kort zwart haar en op zijn gelaat baardgroei. Uit de waarnemingen op de camerabeelden in combinatie met de verklaring van de getuigen en de aangever concludeert de rechtbank dat het bij de twee mannen die kort voor en na de overval op door de [straat 2] lopen om de beide overvallers gaat. Ter terechtzitting heeft de rechtbank waargenomen dat verdachte een Surinaams uiterlijk heeft alsmede kort, zwart haar en baardgroei12. Verdachte droeg ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting een snor, maar uit een politiefoto in het dossier13 (waarop hij wel een baard maar geen snor heeft) en zijn verklaring ter terechtzitting volgt dat hij deze snor in het huis van bewaring heeft laten staan. Verdachte voldoet daarmee aan het - zij het beperkte - signalement van één van de daders van de overval op de winkel van [speelgoedwinkel].
Aangever [aangever] heeft verder verklaard14 dat hij direct achter de twee overvallers is aangelopen en dat hij heeft gezien dat de mannen in een kleine grijze auto stapten. Het kenteken van de auto heeft aangever aan de meldkamer van de politie doorgegeven: [kenteken 1].15
Naar aanleiding van deze melding heeft de politie een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden16. De vluchtauto betrof een auto van het merk Ford, type Fiesta, recent model.17 De aangever is zeker van de cijfercombinatie [cijfercombinatie]. Na een zoekslag in de geautomatiseerde bestanden van de Rijksdienst voor het Wegverkeer bleek een auto met het kenteken [kenteken 2] op naam te staan van [X], adres: [adres]. Deze [X] is de vader van verdachte18. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard af en toe gebruik te maken van de auto van zijn vader19.
Uit onderzoek20 van de data van de verkeerssystemen ARS en Vialis is gebleken dat de Ford Fiesta met het kenteken [kenteken 2] op 18 februari 2012 om 13.08 u (derhalve 7 minuten voor de overval), en opnieuw om 13.26 u (derhalve ongeveer 11 minuten na de overval) is geregistreerd door een camera op de [straat 4] nabij de [straat 5] op ca. 700 meter van de winkel van [speelgoedwinkel]. Daarvoor was de auto om 12.55 u waargenomen door een camera op de [straat 6]. De plaats van de overval bevindt zich op 1400 à 1600 meter van laatstgenoemde camera.
Uit de verhoren van de ouders van verdachte21 is gebleken dat slechts drie personen gebruik maken van de auto, te weten: de vader van verdachte, de moeder van verdachte en verdachte zelf. De vader van verdachte heeft verklaard22 dat hij de nacht voor de overval nachtdienst had gehad en dat hij dan doorgaans rond 08.30 uur thuiskomt en vervolgens slaapt tot 15.00 uur. De moeder van verdachte heeft verklaard23 dat, indien haar man nachtdienst heeft gehad, zij de dag erna meestal ook lang slaapt, tot ongeveer 12.00 uur. Daarenboven kan als vaststaand worden aangenomen dat de overval door twee mannen is gepleegd, terwijl de vader van verdachte reeds gelet op diens leeftijd in verband met de vastgestelde signalementen daarvoor niet als verdachte in aanmerking komt. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard24 dat de auto op 18 februari 2012 bij niemand anders in gebruik is geweest en dat hij de auto die dag dus ook aan niemand anders heeft uitgeleend. Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat het verdachte moet zijn geweest die op 18 februari 2012 in het begin van de middag in de auto van zijn vader in de directe omgeving van de [speelgoedwinkel] aan de [adres] in Den Haag heeft rondgereden en dat het dus ook verdachte was die deze auto als vluchtauto na de overval heeft gebruikt.
Uit historisch onderzoek van telefoon(verkeer)gegevens blijkt voorts dat verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] - wiens vingerafdrukken en DNA zijn aangetroffen op de plastic zak die door één van de overvallers in de winkel is achtergelaten - kort voor de overval op 18 februari 2012, te weten om 12.25 en 12.31 u, twee keer telefonisch contact hebben gehad, waarbij beider telefoons (onder meer) gebruik maken van een zendmast aan de [straat 7], derhalve in de directe omgeving van de woning van medeverdachte [medeverdachte]25. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte zijn medeverdachte [medeverdachte] kort voor de overval thuis heeft opgehaald.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte op 18 februari 2012 samen met een ander, te weten medeverdachte [medeverdachte], in de speelgoedwinkel [speelgoedwinkel] aan de [adres] te 's-Gravenhage is geweest.
De rechtbank komt tot de conclusie dat wettig en overtuigend bewezen is dat het verdachte is geweest die samen met een ander de afpersing heeft gepleegd. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde.
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1, tweede cumulatief/alternatief.
hij op 18 februari 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever] (eigenaar van het [speelgoedwinkel]-filiaal) heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 240 euro), toebehorende aan [speelgoedwinkel], welke bedreiging met geweld bestond uit
- het richten van op vuurwapens gelijkende voorwerpen, op die [aangever] en
- het tegen die [aangever] roepen: "geld, geld" en "ga liggen" en "ik schiet je neer, pang pang" althans woorden van gelijke aard en strekking.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het eerste cumulatief/alternatief en om verdachte ten aanzien van het tweede cumulatief/alternatief, te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren en zes maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit en geen standpunt ingenomen over een in geval van bewezenverklaring op te leggen straf.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan een overval op een speelgoedwinkel, waarbij de eigenaar van de winkel werd afgeperst. Op het slachtoffer werd een vuurwapen gericht en er werd gedreigd met geweld. Verdachte heeft deze overval gepleegd op een zaterdagmiddag, omstreeks 13.15 uur. Op de camerabeelden is goed te zien hoe een klant van de winkel, met haar jonge kinderen, in paniek de winkel uit vlucht op het moment dat verdachte en zijn mededader de overval plegen. Dit is een zeer ernstig feit dat een grote inbreuk maakt op het gevoel van veiligheid bij het slachtoffer, maar ook de gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt. Dit alles rekent de rechtbank verdachte ernstig aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 mei 2012 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens geweldsdelicten. Verdachte heeft zich van deze eerdere veroordelingen kennelijk niets aangetrokken.
De rechtbank heeft kennis genomen van het omtrent verdachte opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 26 juni 2012, opgemaakt door [reclasseringswerker], reclasseringswerker bij Reclassering Nederland, onder leiding van [leidinggevende]. In dit rapport wordt het recidiverisico hoog geschat op basis van de delictgeschiedenis van verdachte en de onwelwillende houding van verdachte. Het advies voor de rechtszitting is om, indien de verdachte schuldig wordt bevonden, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten straftoemeting die in de strafrechtspleging worden gehanteerd voor overval en beroving. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die een grond zouden kunnen vormen om van die oriëntatiepunten af te wijken. Als strafvermeerderende factoren laat de rechtbank meewegen dat de overval is gepleegd op een speelgoedwinkel op een zaterdagmiddag en ook dat verdachte meer dan eens eerder is veroordeeld. Daarnaast weegt de rechtbank als strafverzwarende factor mee dat de overval in vereniging is gepleegd en dat daarbij een naar een vuurwapen uitziend voorwerp is gebruikt. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat - gelet op de beelden die ter terechtzitting zijn getoond - verdachte een iets minder groot aandeel had in de overval dan zijn medeverdachte [medeverdachte], op grond waarvan de rechtbank aanleiding ziet om aan verdachte een lagere straf op te leggen dan aan deze.
De rechtbank is - alles overwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf van vier jaren en zes maanden passend en geboden is.
7. De vordering van de benadeelde partij
[aangever] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 840,00.
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de vordering van de benadeelde partij, nu verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit waarop de vordering betrekking heeft, niet kan worden toegewezen.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.
8. De vordering tenuitvoerlegging
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de rechtbank d.d. 23 maart 2012, parketnummer 09/925894-11, voorwaardelijk opgelegde opgelegde gevangenisstraf, te weten gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, maar heeft niet bij die vordering gepersisteerd, nu de voorwaardelijke straf is opgelegd bij een vonnis dat gewezen is na het thans berechte strafbare feit.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de vordering tot tenuitvoerlegging.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen, nu daarbij niet is gepersisteerd.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op het artikel:
- 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals deze gold ten tijde van het bewezen verklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding als eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding als tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) JAREN en 6 (zes) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 09/925894-11.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Rabbie, voorzitter,
mrs. M.L. Harmsen en R.G.C. Veneman, rechters,
in tegenwoordigheid van L. van Staden, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 augustus 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het doorgenummerde proces-verbaal met het nummer PL2012036803, van de regiopolitie Haaglanden, p. 1 tot en met p. 396, met bijlagen.
2 Proces-verbaal aangifte [aangever], p. 38-40 en proces-verbaal verhoor aangever [aangever], p. 308..
3 Proces-verbaal aangifte [aangever], p. 38-39.
4 Proces-verbaal aangifte [aangever], p. 39-40.
5 Eigen waarneming van de rechters bij het onderzoek ter terechtzitting d.d. 16 augustus 2012.
6 Geschrift: rapport NFI d.d. 29 juni 2012, p. 365 - 380.
7 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 10 augustus 2012, niet genummerd.
8 Rapport NFI d.d. 1 mei 2012, pag. 158-160. Het betreft een volledig DNA-profiel met de gebruikelijke 'likelihood ratio' van 1.000.000.000 of meer.
9 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 18 februari 2012, p. 48.
10 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 18 februari 2012, p. 57 en 58.
11 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 19 februari 2012, p. 94 en 95.
12 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 16 augustus 2012.
13 Pagina 33.
14 Proces-verbaal aangifte [aangever], p. 39.
15 Het kenteken [kenteken 1] is toegekend aan een Citroën C3, kleur grijs, waarvan de kentekenhouder een persoon geboren in 1928 is, die woonachtig is te [woonplaats]. Het voertuig stond op de dag van de overval in de garage van de tennaamgestelde (proces-verbaal p. 4-5). De rechtbank heeft (in het bijzonder aan de hand van de plaats van de achterlichten en de vorm van de carrosserie) vastgesteld dat de vluchtauto op de camerabeelden (proces-verbaal p. 86-88) niet een Citroën C3 betreft.
16 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 februari 2012, p. 89 en 90.
17 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2012, p. 85.
18 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2012, p. 122.
19 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 16 augustus 2012.
20 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 maart 2012, p. 122 en 123.
21 Proces-verbaal verhoor verdachte [X], p. 197 - 199 en proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4], p. 393 - 395.
22 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 mei 2012, p. 156.
23 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4], p. 393.
24 Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 16 augustus 2012.
25 Processen-verbaal van bevindingen d.d. 13 maart 2012, p. 132, 133, d.d. 25 april 2012, p. 137-138, 139 en 9 mei 2012, p. 141-142.