ECLI:NL:RBSGR:2012:BX6034

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/2615
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.W.S. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht niet-ontvankelijk verklaring bezwaar verblijfsvergunning door niet-tijdige indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 juni 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een Indonesische nationaliteit houder, en de minister van Immigratie, Integratie en Asiel. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, welke intrekking was gebaseerd op een besluit van 25 juli 2008. Eiser stelde dat hij het besluit pas op 14 september 2011 had ontvangen, omdat het naar een adres was gestuurd waar hij niet meer woonde. De rechtbank oordeelde dat de niet-ontvangst van het besluit niet voor rekening en risico van eiser kon komen. De rechtbank stelde vast dat de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar was, omdat eiser niet tijdig op de hoogte was gesteld van het besluit. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de minister, dat het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk had verklaard, en droeg de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens werd de minister veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 874,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt het belang van correcte adressering en de rechten van de eiser in het bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Nevenzittingsplaats Haarlem
zaaknummer: AWB 12/2615
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 1 juni 2012
in de zaak van:
[eiser],
geboren op [geboortedatum], van Indonesische nationaliteit,
eiser,
gemachtigde: mr. M. I. Vennik, advocaat te Amsterdam
tegen:
de minister van Immigratie, Integratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: S.Q. Sandifort MSc, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage.
1. Procesverloop
1.1 Bij besluit van 25 juli 2008 (het primaire besluit) heeft verweerder de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd van eiser ingetrokken. Eiser heeft hier op 15 september 2011 bezwaar tegen gemaakt.
1.2 Bij besluit van 12 januari 2012 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.3 Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.4 Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 mei 2012. Eiser is in persoon verschenen en bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1 Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet binnen de in artikel 69, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) gestelde termijn is ingediend. Verweerder heeft het primaire besluit van 25 juli 2008 verstuurd naar het adres dat volgens onderzoek in de Gemeentelijke basisadministratie (GBA) het laatst bekende adres van eiser was. Verweerder concludeert dan ook dat het primaire besluit op rechtsgeldige wijze en in overeenstemming met artikel 3:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bekend is gemaakt. Dat eiser het primaire besluit toen niet heeft ontvangen komt voor rekening en risico van eiser. Verweerder merkt hierbij nog op dat uit de GBA is gebleken dat eiser per 27 april 2006 was uitgeschreven met de aantekening ‘onbekend’. Dat eiser verzuimd heeft een adreswijziging door te geven, is hem toe te rekenen en niet verschoonbaar. Het primaire besluit is op 25 juli 2008 bekend gemaakt, zodat de termijn voor het indienen van bezwaar op 13 augustus 2008 (de rechtbank leest hier 22 augustus 2008) is geëindigd. Aangezien eiser op 15 september 2011 bezwaar heeft gemaakt is het niet tijdig ingediend.
2.2 Ingevolge artikel 69, eerste lid, van de Vw bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift vier weken. De termijn vangt op grond van artikel 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
2.3 Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. In het tweede lid van artikel 6:9 Awb is bepaald dat bij verzending per post een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn per post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
2.4 In artikel 6:11 Awb is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkheid achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.5 Bij brief van 5 oktober 2011 is eiser door verweerder in de gelegenheid gesteld de reden van de termijnoverschrijding aan te geven. Eiser heeft op 17 oktober 2011 gereageerd met de bezwaargronden. Hierin heeft eiser aangevoerd het besluit van 25 juli 2008 eerst na het verstrijken van de bezwaartermijn te hebben ontvangen, omdat deze gestuurd was naar het adres [adres] waar hij niet meer woonachtig was. Pas op 14 september 2011 kreeg eiser kennis van dit besluit via zijn gemachtigde, waarna hij onmiddellijk bezwaar heeft gemaakt.
2.6 In beroep heeft eiser aangevoerd dat, zo er al sprake is van termijnoverschrijding, deze verschoonbaar is. Uit de kopie van de aanbiedingsbrief bij het primaire besluit van 25 juli 2008 blijkt dat verweerder dit besluit aangetekend heeft verzonden naar het laatst bekende adres van eiser in de GBA en dat het op 29 juli 2008 door TNT post is geretourneerd met de aantekening ‘geweigerd/niet afgehaald’. Eiser is per 27 april 2006 uitgeschreven op het [adres]. Dat is ruim twee jaar voordat verweerder het primaire besluit naar dit adres heeft toegestuurd. In december 2009 heeft eiser bij het IND-kantoor gevraagd om vervanging van zijn verblijfpasje. Daar is hem meegedeeld dat zijn verblijfpas is ingetrokken en is hem aangeraden een nieuwe verblijfpas aan te vragen. De onbepaalde tijd verblijfpas van eiser is vervolgens vervangen door een pas met een geldigheidsduur tot 30 december 2014. Nu eisers verblijfpas in december 2009 is verlengd, mocht eiser gerechtvaardigd erop vertrouwen dat er niets was veranderd met betrekking tot zijn verblijfsrecht. Op het moment dat eiser op de hoogte is geraakt van het feit dat zijn verblijfsvergunning onbepaalde tijd was ingetrokken per 25 juli 2008 heeft hij hiertegen direct bezwaar gemaakt.
2.7 Vaststaat dat het primaire besluit bekend is gemaakt op 25 juli 2008. Op grond van artikel 6:8 Awb is de bezwaartermijn gaan lopen op 26 juli 2008. Op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw was de laatste dag waarop nog tijdig bezwaar kon worden gemaakt 22 augustus 2008. Nu het bezwaar van eiser op 15 september 2011 is ingediend, is het niet aan te merken als tijdig.
2.8 Vervolgens staat ter beoordeling of de overschrijding van de bezwaartermijn verschoonbaar kan worden geacht. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende.
2.9 Op grond van artikel 4.37 Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), voor zover hier van belang, is een vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft verplicht om in geval van verandering van adres binnen de gemeente waar de vreemdeling woont of verblijft, hiervan binnen vijf dagen kennis te geven aan de korpschef van het regionale politiekorps waarin de gemeente is gelegen. In onderdeel B1/9.7.7.1 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) staat vermeld dat indien blijkt dat een vreemdeling niet of niet meer op het in de GBA vermelde adres woont en verzuimd heeft een ander adres door te geven dan geldt verzending aan het laatst bekende GBA-adres als rechtsgeldige bekendmaking van een beschikking.
2.10 Blijkens de dossierstukken was het GBA-adres van eiser onbekend tussen 27 april 2006 en 9 december 2009. Verweerder heeft het besluit van 28 juli 2008 verzonden naar het laatst bekende adres van eiser, in overeenstemming met de genoemde passage van de Vc.
2.11 Uit het zich in het dossier bevindende uittreksel GBA met betrekking tot eiser blijkt dat voor de periode van 27 april 2006 tot 9 december 2009 (in welke periode het primair besluit is verzonden) eisers adres als “onbekend” is geregistreerd.
2.12 Uitgangspunt is dus dat de bekendmaking van het besluit in primo weliswaar is geschied met inachtneming van art. 3:41 Awb en de genoemde passage uit de Vc, maar dat tevens vaststaat dat eiser niet door de bekendmaking tijdig kennis heeft gekregen van het besluit, nu hij op het voor de verzending van het besluit gebruikte adres niet meer woonde.
2.13 Verweerder heeft echter ten onrechte overwogen dat de niet-ontvangst van het besluit en als gevolg daarvan de niet-tijdige indiening van het bezwaar “voor rekening en risico” van eiser komt en dat de termijnoverschrijding daarmee niet verschoonbaar is. Aanvaarding hiervan zou tot het onaanvaardbare gevolg leiden dat tegen een – niet op aanvraag genomen en belastend - besluit als het onderhavige in de praktijk voor eiser geen rechtsmiddel openstaat, omdat hij, ondanks de formeel juiste bekendmaking, niet tijdig kennis heeft gekregen van het besluit en de overschrijding van de bezwaartermijn vervolgens als onverschoonbaar wordt aangemerkt. Daarbij is nog van belang dat de grond voor de intrekking van de vergunning nu juist gelegen is in eisers adresvermelding als “onbekend” in het GBA, en voorts dat eiser volgens het primaire besluit weliswaar vooraf in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze te geven, maar daarvan geen gebruik heeft gemaakt, naar mag worden aangenomen om dezelfde reden als waarom hij niet binnen de wettelijke termijn bezwaar heeft gemaakt (te weten dat de betreffende brief - hoezeer ook in overeenstemming met de regelgeving - was gestuurd naar het adres waar hij niet meer woonde).
2.14 Verweerder heeft niet bestreden dat eiser op 14 september 2011 bekend is geraakt met het bestreden besluit. Zijn op 15 september 2011 ingediend bezwaar kan worden aangemerkt als zo spoedig mogelijk nadien. Mede gelet op het in 2.13 overwogene kan daarom redelijkerwijze niet worden geoordeeld dat eiser in verzuim is geweest met betrekking tot de inachtneming van de bezwaartermijn.
2.15 Verweerder heeft het bezwaar van eiser daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
2.16 Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren.
2.17 De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 6:11 Awb en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen.
2.18 De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75 Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiser heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 874,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
3. Beslissing
De rechtbank:.
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit;
3.3 draagt verweerder op binnen een termijn van zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
3.4 veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 874,- te betalen aan eiser, in verband met het beroep;
3.5 bepaalt dat verweerder aan eiser de door hem betaalde griffierecht ad € 156,- vergoedt, in verband met het beroep.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.S. de Groot, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I. Boland, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2012.
Afschrift verzonden op:
Coll:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC, ’s-Gravenhage. Het hoger beroep moet ingesteld worden door het indienen van een beroepschrift, dat een of meer grieven bevat, binnen vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier. Bij het beroepschrift moet worden gevoegd een afschrift van deze uitspraak.