ECLI:NL:RBSGR:2012:BX5695

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
9 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
420458 / HA RK 12-288 Wrakingnummer 2012/37
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van voorzieningenrechter in kort geding

In deze zaak heeft verzoeker op 4 juni 2012 de voorzieningenrechter mr. R.J. Paris gewraakt tijdens een kort geding. De wraking was gebaseerd op verschillende processuele beslissingen en mededelingen die volgens verzoeker de onpartijdigheid van de voorzieningenrechter in twijfel trokken. De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de aangevoerde gronden voor wraking niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissingen van de voorzieningenrechter, zoals het afwijzen van een verzoek tot aanhouding en het onderbreken van verzoeker, processuele beslissingen zijn die in het algemeen geen grond voor wraking opleveren. Verzoeker werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek voor zover dit betrekking had op de aanhouding en het negeren van een eerder wrakingsverzoek. De wrakingskamer concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de schijn van vooringenomenheid wekten en wees het verzoek tot wraking af. De behandeling van de onderliggende procedure werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2012/37
rekestnummer: 420458/ HA RK 12-288
zaaknummer: 418918 / KG ZA 12-480
datum beslissing: 9 juli 2012
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker;
tegen
[belanghebbende],
wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
advocaat mr. M.J.J.A. Ooms;
strekkende tot wraking van:
mr. R.J. Paris,
voorzieningenrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage, sector civiel recht.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop.
Verzoeker is op 14 mei 2012 door belanghebbende gedagvaard in kort geding om op 4 juni 2012 te verschijnen ter terechtzitting van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage. Belanghebbende vordert nakoming van een afspraak die op 2 september 2011 tijdens de comparitie in een civiele procedure tussen verzoeker en belanghebbende is gemaakt. Die afspraak houdt onder meer in dat verzoeker zich ervoor zal inspannen dat belanghebbende wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening.
Tijdens de terechtzitting van 4 juni 2012 heeft verzoeker de voorzieningenrechter mr. Paris, die het kort geding behandelde, gewraakt. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de behandeling van het kort geding geschorst in afwachting van de beslissing op het verzoek tot wraking.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
Op 25 juni 2012 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker is verschenen en heeft het wrakingsverzoek aan de hand van de door hem overgelegde schriftelijke aantekeningen toegelicht. De belanghebbende noch mr. Ooms zijn ter zitting verschenen. De voorzieningenrechter heeft aan de wrakingskamer medegedeeld dat hij niet ter zitting zal verschijnen.
3. Het standpunt van verzoeker.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de voorzieningenrechter op de zitting van 4 juni 2012 een aantal beslissingen c.q. mededelingen heeft genomen c.q. gedaan, op grond waarvan voor verzoeker voldoende aanleiding is om de onpartijdigheid en integriteit van de voorzieningenrechter in twijfel te trekken.
Daartoe is onder meer - verkort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat de voorzieningenrechter:
- mededeelde dat verzoeker zonder advocaat geen reconventionele eisen kan instellen;
- een verzoek tot aanhouding om verzoeker in de gelegenheid te stellen de antecedenten van de voorzieningenrechter na te trekken afwees en een naar aanleiding hiervan ingediend wrakingsverzoek heeft genegeerd;
- het verweer van verzoeker voortdurend onderbrak; er verbaal en non-verbaal blijk van gaf niet naar verzoeker te luisteren;
- ten onrechte de bewijslast bij verzoeker legde;
- ten onrechte aan verzoeker kritische vragen stelde;
- verzoeker de mond snoerde omdat zijn tijd om zou zijn en
- een intimiderende toon gebruikte en beledigende taal sprak.
4. Het standpunt van mr. Paris.
Mr. Paris heeft in zijn schriftelijke reactie van 7 juni 2012 op het wrakingsverzoek te kennen gegeven dat hij niet in de wraking berust. Hij stelt zich - zakelijk weergegeven - op het standpunt dat gezien het tijdsverloop tijdens de behandeling - verzoeker was al 10 à 15 minuten aan het woord geweest en had het grootste deel van zijn pleitnota nog niet voorgelezen, terwijl een spreektijd van maximaal 15 à 20 minuten per partij (in eerste termijn) in een kort geding waarvan de gebruikelijke behandelduur 60 minuten is, wordt verleend - de onderbreking van verzoeker door de voorzieningenrechter geoorloofd was en de enkele vraag van de voorzieningenrechter aan verzoeker om in te gaan op de acties die hij zou hebben ondernomen om de afspraak na te komen niet impliceert dat de voorzieningenrechter bevooroordeeld is.
5. De beoordeling.
5.1 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2 Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3 Het is de taak van de voorzieningenrechter om de procesorde te bewaken en erop toe te zien dat het civiele procesrecht op juiste wijze wordt toegepast. De beslissingen c.q. mededelingen die de voorzieningenrechter tijdens de behandeling van het onderhavige kort geding heeft genomen c.q. gedaan en die voor verzoeker aanleiding zijn geweest om de voorzieningenrechter te wraken, zijn processuele beslissingen of mededelingen die de procesorde raken.
In het algemeen leveren dergelijke beslissingen of mededelingen geen grond voor wraking op, tenzij er omstandigheden zijn die grond geven te vrezen dat het de rechter aan onpartijdigheid ontbreekt of waardoor de schijn van vooringenomenheid jegens verzoeker is gewekt. Naar het oordeel van de wrakingskamer zijn dergelijke omstandigheden gesteld noch aannemelijk geworden.
5.4 Voor zover verzoeker aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag heeft gelegd dat de voorzieningenrechter geen aanhouding heeft toegestaan, een eerder wrakingsverzoek naar aanleiding van die weigering naast zich neer heeft gelegd en intimiderende en beledigende taal sprak, is hij niet-ontvankelijk in zijn verzoek. Op grond van artikel 37 Wetboek Burgerlijke Rechtsvordering dient het wrakingsverzoek te worden gedaan zodra de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden bekend zijn geworden. Tevens dient de verzoeker alle feiten en omstandigheden die hem tot zijn wraking brengen tegelijk voor te dragen. Uit het proces-verbaal van het kort geding op 4 juni 2012, volgt niet dat deze gronden ter zitting zijn aangevoerd. De wrakingskamer heeft, zeker nu hieromtrent niets door verzoeker is gesteld, geen enkele aanleiding om aan de juistheid van het proces verbaal te twijfelen. Geheel ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat het niet honoreren van een verzoek tot aanhouding een processuele beslissing betreft, die op gronden als hiervoor onder 5.3 overwogen geen grond voor wraking oplevert. Daarnaast geldt dat wanneer verzoeker had willen weten wie het kort geding zou behandelen teneinde diens antecedenten voorafgaand aan de zitting te kunnen natrekken, hij hiervoor vooraf contact had kunnen opnemen met de griffie.
5.5 Nu zich geen omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de voorzieningenrechter dan wel de uiterlijke schijn daarvan dient het verzoek te worden afgewezen.
6. De beslissing.
De wrakingskamer:
- verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking voor zover daarin wordt geklaagd over het niet honoreren van een verzoek tot aanhouding het negeren van een eerder wrakingsverzoek en het spreken van beledigende taal;
- wijst het verzoek tot wraking voor het overige af;
- bepaalt dat de behandeling van de onder 1. vermelde procedure wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker;
• [belanghebbende] p/a mr. M.J.J.A. Ooms;
• mr. R.J. Paris;
Deze beslissing is gegeven door mrs. I.D. Bellaart, F.J. Verbeek en A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Gest als griffier en in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2012.