ECLI:NL:RBSGR:2012:BX4457

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
418645 / HA RK 12-233 Wrakingnummer 2012/28
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van voorzieningenrechter in civiele zaak tegen de Staat der Nederlanden

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank 's-Gravenhage, is op 29 mei 2012 een verzoek tot wraking ingediend door [A] c.s. tegen de voorzieningenrechter mr. J.J. van der Helm. Het wrakingsverzoek is gebaseerd op de stelling dat de voorzieningenrechter in het verleden werkzaam is geweest bij het advocatenkantoor Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn, waar de advocaat van de Staat der Nederlanden ook werkzaam is. Verzoekers menen dat deze achtergrond een grond voor wraking oplevert, omdat de voorzieningenrechter in het verleden als advocaat voor de Staat heeft opgetreden en in het merendeel van de zaken tegen de Staat in het voordeel van de Staat heeft beslist.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de enkele omstandigheid dat de voorzieningenrechter eerder als advocaat heeft gewerkt voor de Staat der Nederlanden, niet voldoende is om te concluderen dat er sprake is van rechterlijke vooringenomenheid. De voorzieningenrechter heeft aangegeven dat hij zich bewust is van de advocaten van het kantoor Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn en dat hij in deze zaak geen belangenverstrengeling ziet. De wrakingskamer heeft ook opgemerkt dat de uitkomst van een zaak afhankelijk is van de inhoud van het dossier en niet van de behandelend rechter.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, met de beslissing dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 29 mei 2012 door de wrakingskamer, bestaande uit mrs. E. Rabbie, T.F. Hesselink en B. Meijer, in aanwezigheid van griffier mr. A.A. Veldman.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2012/28
zaak-/rekestnummer: 418645 / HA RK 12-233
rolnr: 418349 / KG ZA 12-452
datum beschikking: 29 mei 2012
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:
1. [A],
2. [B],
3. [C],
4. [D],
5. [E],
6. [F],
7. [G],
8. [H],
allen wonende te [woonplaats],
verder te noemen: [A] c.s.,
gemachtigde: mr. J. van Broekhuijze en mr. E.H.C.M. Biemans,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (meer speciaal het Ministerie van Veiligheid en Justitie),
zetelende te 's-Gravenhage,
gemachtigde: mr. W.M. Limborgh,
strekkende tot wraking van:
Mr. J.J. VAN DER HELM,
voorzieningenrechter in de rechtbank te 's-Gravenhage,
verder te noemen: de voorzieningenrechter.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop
In de zaak tussen [A] c.s. en de Staat der Nederlanden hebben op 2 mei 2012 mr. J. van Broekhuijze en mr. E.H.C.M. Biemans namens [A] c.s. een aanvraag kort geding ingediend. Bij faxbericht van 3 mei 2012 is aan mrs. Van Broekhuijze en Biemans de dagbepaling medegedeeld alsmede dat mr. J.J. van der Helm als voorzieningenrechter op zal treden. Daarop hebben mrs. Van Broekhuijze en Biemans nog dezelfde dag namens [A] c.s. per faxbericht verzocht om een andere voorzieningenrechter. Bij faxbericht van 4 mei 2012 is door de stafjurist medegedeeld dat aan het verzoek geen gehoor wordt gegeven. Hierop hebben [A] c.s. bij brief van 4 mei 2012, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 4 mei 2012, de rechter gewraakt. Bij brief van 9 mei 2012 heeft de voorzieningenrechter de wrakingskamer in kennis gesteld van zijn standpunt ter zake.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 21 mei 2012 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Namens [A] c.s. zijn de advocaten verschenen, zij hebben het standpunt van [A] c.s. aan de hand van de door hen overgelegde pleitnota nader toegelicht. De voorzieningenrechter is - zoals vooraf bericht - niet verschenen.
3. Het standpunt van [A] c.s.
Aan het wrakingsverzoek is - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. De voorzieningenrechter, mr. J.J. Van der Helm, is in het verleden werkzaam geweest bij het advocatenkantoor Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn te Den Haag. Dat is het kantoor waar de advocaat werkzaam is die in onderhavige zaak de Staat der Nederlanden bijstaat. [A] c.s. acht in de eerste plaats grond voor wraking aanwezig omdat de voorzieningenrechter in de hoedanigheid van advocaat jarenlang voor de Staat der Nederlanden is opgetreden.
Daarnaast is namens [A] c.s. als grond voor wraking aangevoerd dat de voorzieningenrechter in het merendeel van de zaken tegen de Staat der Nederlanden in het voordeel van de Staat der Nederlanden heeft beslist. Deze omstandigheden leveren redenen op om te twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter.
4. Het standpunt van mr. J.J. van der Helm
De voorzieningenrechter heeft in zijn schriftelijke reactie van 9 mei 2012 te kennen gegeven dat hij niet in de wraking berust. Volgens hem staat het gegeven dat hij tot 31 december 2005 als advocaat bij Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn heeft gewerkt, waarbij hij in die hoedanigheid als advocaat van de Staat is opgetreden, er niet meer aan in de weg dat hij als rechter zaken behandelt waarin de Staat der Nederlanden partij is. De voorzieningenrechter onderkent dat er advocaten van het kantoor Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn zijn van wie hij zaken niet dient te behandelen. Die situatie doet zich in deze zaak, aldus de voorzieningenrechter, niet voor. Dat hij in eerdere zaken vorderingen tegen de Staat heeft afgewezen is afhankelijk van de inhoud van het dossier en niet van de behandelend rechter.
5. De beoordeling
Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
De enkele grond dat de voorzieningenrechter voorafgaand aan zijn benoeming als rechter als advocaat heeft gewerkt bij het kantoor Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn en in die hoedanigheid als advocaat van de Staat der Nederlanden is opgetreden, levert op zichzelf geen grond op voor het oordeel dat sprake is van rechterlijke vooringenomenheid en evenmin vormt dat een omstandigheid die grond geeft te vrezen dat het bij deze rechter aan onpartijdigheid jegens [A] c.s. ontbreekt. Hierbij heeft de rechtbank acht geslagen op de mededeling van de voorzieningenrechter dat hij onderkent dat er advocaten van het kantoor Pels Rijcken & Drooglever Fortuijn zijn van wie hij zaken niet dient te behandelen, maar dat die situatie zich in deze zaak niet voor doet.
Dat de voorzieningenrechter in eerdere zaken vorderingen tegen de Staat heeft afgewezen leidt niet tot de conclusie dat sprake is van (de schijn van) partijdigheid van deze rechter. De uitkomst van een zaak is immers afhankelijk van de inhoud van het dossier en niet van de behandelend rechter. Er zijn bovendien ook zaken waarin door hem ten nadele van de Staat is beslist.
Naar het oordeel van de rechtbank doen zich overigens ook geen omstandigheden voor die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor een gebrek aan onpartijdigheid van de voorzieningenrechter dan wel de uiterlijke schijn daarvan, zodat het verzoek dient te worden afgewezen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.
6. De beslissing
De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• [A] c.s., via hun advocaten mr. J. van Broekhuijze en mr. E.H.C.M. Biemans;
• de Staat der Nederlanden, via zijn advocaat mr. W.M. Limborgh;
• de voorzieningenrechter mr. J.J. van der Helm.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E. Rabbie, T.F. Hesselink en B. Meijer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Veldman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2012.