ECLI:NL:RBSGR:2012:BX4310

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
415825 / HA RK 12-151 Wrakingnummer 2012/16
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van kantonrechter door curator in civiele procedure

In deze zaak heeft de curator een verzoek tot wraking ingediend tegen de kantonrechter, die zich eerder had begeven naar de woning van de curandus om deze te horen. De curator was aanwezig, maar de curandus niet. De kantonrechter heeft vervolgens aangegeven op korte termijn te beslissen over de noodzaak tot ontslag van de curator en de benoeming van een opvolgend curator. De curator vond de opmerkingen van de kantonrechter ongepast en meende dat deze twijfels had over zijn gezag. De wrakingskamer heeft de zaak behandeld op 23 april 2012, waarbij de curator niet verscheen, maar zijn standpunt schriftelijk had toegelicht. De kantonrechter verdedigde zijn positie en stelde dat hij geen oordeel had gegeven over de vraag of de curandus zijn situatie moest veranderen. De wrakingskamer oordeelde dat de kantonrechter de vrijheid heeft om kritische vragen te stellen en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en het proces in de hoofdzaak kon worden voortgezet. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 7 mei 2012.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2012/16
zaak-/rekestnummer: 415825/ HA RK 12-151
Rep.nr.: 1054760 EJ VERZ 11-81142
datum beschikking: 7 mei 2012
BESLISSING
op het schriftelijk verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
1. [curandus],
curandus,
wonende te [woonplaats],
2. [curator],
curator,
wonende te [woonplaats],
strekkende tot wraking van:
Mr. A.P. PLOEGER,
kantonrechter te Delft,
verder te noemen de kantonrechter.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop.
1.1. Op 9 maart 2012 heeft de kantonrechter zich begeven naar de woning van curandus te [woonplaats] om hem te horen. Op het afgesproken tijdstip, 14:00 uur, was de curandus niet aanwezig. De curator was wel aanwezig. Hij heeft ongevraagd een verklaring afgelegd. De kantonrechter heeft vervolgens bepaald op zo kort mogelijke termijn te zullen beslissen over de noodzaak tot ontslag van de curator en de benoeming van een opvolgend curator.
1.2. Bij fax van 12 maart 2012 heeft de curator een verzoek tot wraking van de kantonrechter ingediend.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek.
Op 23 april 2012 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. De curator is niet verschenen. Hij heeft zijn verzoek bij brief van 19 april 2012 toegelicht. De kantonrechter is wel ter zitting verschenen. Voorafgaand aan de zitting heeft hij bij brief van 11 april 2012 zijn standpunt met betrekking tot het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt.
3. Het standpunt van de curator.
De curator voert ter onderbouwing van zijn wrakingsverzoek aan dat hij de mening van de kantonrechter over zijn functioneren als curator, gelet op de mantelzorg en de andere verplichtingen die hij uitvoert, ongepast vindt. De kantonrechter heeft volgens de curator laten merken dat hij het curatorschap in twijfel trok, omdat hij vond dat de curator geen gezag heeft over de curandus.
4. Het standpunt van de kantonrechter.
4.1. De kantonrechter meent dat van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden geen sprake is. De kantonrechter voert aan dat hij, nadat curandus tot tweemaal toe niet ter zitting was verschenen en de wel verschenen curator zich er op beriep dat het de wil van curandus was om niet te verschijnen, aan de curator duidelijk heeft gemaakt dat hij de curandus zelf wil horen alvorens een beslissing te nemen. Nadat de kantonrechter gebleken was dat de curandus op het afgesproken tijdstip op 9 maart 2012 thuis niet aanwezig was en de curator mededeelde dat curandus er zelf voor had gekozen om niet aanwezig te zijn en nergens aan mee te willen werken, heeft de kantonrechter benadrukt dat de curator zich niet kan laten leiden door of verschuilen achter de wil van de curandus. Hij heeft daarbij aangegeven dat de curator in dit opzicht tekort schiet en dat hij zich daarover zal beraden.
4.2. Voorts voert de kantonrechter aan dat hij nog geen oordeel of mening heeft uitgesproken over de vraag of en, zo ja, in hoeverre de thuissituatie van curandus verandering behoeft. Besproken is dat curandus eerst door deskundigen dient te worden getest en dat de adviezen die daaruit resulteren vervolgens nog besproken zullen worden.
5. De beoordeling.
5.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6, eerste lid, EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing in de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3. De wrakingskamer is van oordeel dat de kantonrechter die dient te beslissen op een verzoek tot vervanging van een curator, de vrijheid heeft kritische vragen te stellen en opmerkingen te maken. Door alleen in verband met de afwezigheid van curandus te benadrukken dat de curator zich niet kan laten leiden door of verschuilen achter de wil van de handelingsonbekwame curandus, heeft de kantonrechter nog geen oordeel gegeven over het verzoek tot vervanging van de curator. Uit de opmerkingen van de kantonrechter, zoals verwoord in het proces-verbaal, valt niet af te leiden dat er sprake zou zijn van vooringenomenheid van de kantonrechter jegens de verzoeker. Evenmin kan gezegd worden dat een bij verzoeker dienaangaande vrees naar objectieve maatstaven gerechtvaardigd is.
5.4. Uit het vorenstaande volgt dat het verzoek tot wraking dient te worden afgewezen.
6. De beslissing.
De wrakingskamer:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat een afschrift van deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39 derde lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• de curator en de curandus;
• de kantonrechter.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E. Timmermans, J.G.J. Brink en J.Th. van Walderveen, rechters, in tegenwoordigheid van J. Kriense Lokker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 mei 2012.