ECLI:NL:RBSGR:2012:BX3664

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
421073 FA RK 12-4351
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op de hardheidsclausule in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 juli 2012 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure. De verzoeker had op 12 juni 2012 een verzoekschrift ingediend voor echtscheiding, maar had het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan. De griffie bevestigde de ontvangst van het verzoekschrift en wees verzoeker op de verplichting om het griffierecht binnen vier weken te voldoen. Verzoeker werd in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en gemotiveerd te reageren op het geconstateerde verzuim en om een beroep te doen op de hardheidsclausule van artikel 282a, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De advocaat van verzoeker heeft op 18 juli 2012 een beroep gedaan op de hardheidsclausule, stellende dat niet-ontvankelijkverklaring verzoeker onevenredig zou treffen, gezien de persoonlijke omstandigheden en de wens om snel te kunnen hertrouwen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat verzoeker niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek, omdat het griffierecht niet tijdig was voldaan. De rechtbank overwoog dat er geen sprake was van een overmachtsituatie en dat het verzuim te wijten was aan een menselijke fout binnen de risicosfeer van verzoeker.

De rechtbank concludeerde dat de belangen van verzoeker niet zodanig verstoord waren dat van de wettelijke regeling afgeweken moest worden. De enkele omstandigheid dat verzoeker hierdoor later in het huwelijk zou kunnen treden, was onvoldoende om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank heeft de verzoeker dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot echtscheiding.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 12-4351
Zaaknummer: 421073
Datum beschikking: 24 juli 2012
Scheiding
Beschikking op het op 12 juni 2012 ingekomen verzoek van:
[de man],
wonende te [woonplaats man],
advocaat: mr. S. de Kluiver.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw].
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoek, strekkende tot echtscheiding.
De griffie heeft de ontvangst van het verzoekschrift bij schrijven 13 juni 2012 bevestigd.
Gelet op artikel 3, vierde lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken is verzoeker griffierecht verschuldigd vanaf de indiening van het verzoekschrift en dient hij ervoor te zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien, in dit geval dus uiterlijk op 10 juli 2012, is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de behandeling plaatsvindt dan wel ter griffie is gestort. Verzoeker heeft het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan.
Bij brief van 17 juli 2012 heeft de griffier verzoeker in de gelegenheid gesteld zich binnen twee weken na dagtekening van deze brief schriftelijk en gemotiveerd uit te laten met betrekking tot het geconstateerde verzuim en/of alsnog een beroep te doen op de hardheidsclausule van artikel 282a, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Bij brief van 18 juli 2012 heeft de advocaat een beroep gedaan op genoemde hardheidsclausule. Hij voert, samengevat, aan dat niet-ontvankelijkverklaring verzoeker onevenredig zou treffen in zijn belangen, nu het een echtscheidingsverzoek betreft en verzoeker om persoonlijke redenen, gelegen in de omstandigheid dat hij graag in het huwelijk zou treden met een andere partner, belang heeft bij spoedige totstandkoming en inschrijving van de verzochte echtscheidingsbeschikking. Niet-ontvankelijkverklaring levert in dit verband aanzienlijke vertraging op. De advocaat verzoekt diens verzuim niet in de weg te laten staan van de belangen van verzoeker.
Beoordeling
Nu verzoeker het verschuldigde griffierecht niet tijdig heeft voldaan, dient de rechter verzoeker gelet op het bepaalde in artikel 282a, tweede lid, Rv niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek, tenzij toepassing van die bepaling, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard (artikel 282a, vierde lid, Rv, de hardheidsclausule).
De rechtbank wijst het beroep op genoemde hardheidsclausule af.
Gesteld noch gebleken is dat het verzuim is toe te schrijven aan een overmachtsituatie, die niet zou zijn toe te rekenen aan de advocaat. In de onderhavige situatie is sprake van een menselijke fout die heeft plaatsgevonden in de risicosfeer van de desbetreffende procespartij, in dit geval verzoeker.
De omstandigheid dat verzoeker door het verzuim wordt geraakt, maakt niet dat de niet-ontvankelijkheid die daarop moet volgen leidt tot een onbillijkheid in bovenbedoelde zin. Met de enkele vaststelling dat verzoeker tegen diens wens hierdoor eerst op een later tijdstip opnieuw in het huwelijk zou kunnen treden is naar het oordeel van de rechtbank niet aangetoond dat sprake is van een dermate verstoord belangenevenwicht dat van de wettelijke regeling zou moeten worden afgeweken.
Verzoeker zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze beschikking is gegeven te 's-Gravenhage door mr. M. Kramer, bijgestaan door K.D. van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2012.