ECLI:NL:RBSGR:2012:BX3655

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
419842 FA RK 12-3869
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de hardheidsclausule bij niet-tijdige betaling griffierecht in scheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 juli 2012 uitspraak gedaan in een scheidingsprocedure waarbij verzoekers, een vrouw en een man, een gemeenschappelijk verzoek hadden ingediend. De rechtbank ontving het verzoekschrift op 22 mei 2012, maar de betaling van het griffierecht werd niet tijdig voldaan. De griffie bevestigde de ontvangst van het verzoekschrift en stuurde op 30 mei 2012 twee gelijkluidende nota's voor de helft van het verschuldigde griffierecht van € 267,--. De verzoekers dienden ervoor te zorgen dat het griffierecht binnen vier weken na indiening was betaald. Ondanks dat één van de nota's op 13 juni 2012 werd voldaan, werd de griffie op 27 juni 2012 geïnformeerd dat het griffierecht niet of niet tijdig was betaald. Verzoekers kregen de kans om zich schriftelijk uit te laten over het verzuim. De advocaat van verzoekers stelde dat de verwarring over de nota's verschoonbaar was, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet opging. De rechtbank benadrukte dat de advocaat op de hoogte moest zijn van de griffierechten en dat de nota's logisch dezelfde kenmerken droegen. De rechtbank verklaarde verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek, omdat er geen gronden waren die een onbillijkheid van overwegende aard konden onderbouwen. De beschikking werd gegeven door mr. I.D. Bellaart, die tevens kinderrechter was, en de uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 12-3869
Zaaknummer: 419842
Datum beschikking: 24 juli 2012
Scheiding
Beschikking op het op 22 mei 2012 ingekomen gemeenschappelijk verzoek van:
[de vrouw],
de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw],
advocaat: mr. B. Akim Onyeisiagha te 's-Gravenhage,
en
[de man],
de man,
wonende te [woonplaats man],
advocaat: mr. B. Akim Onyeisiagha te 's-Gravenhage.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoekschrift;
De griffie heeft de ontvangst van het verzoekschrift bij schrijven d.d. 25 mei 2012 bevestigd.
Gelet op artikel 3, vierde lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken zijn verzoekers griffierecht verschuldigd vanaf de indiening van het verzoekschrift en dienen zij ervoor te zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de behandeling plaatsvindt dan wel ter griffie is gestort.
Op 30 mei 2012 zijn twee gelijkluidende nota's, ieder voor de helft van het verschuldigde griffierecht van € 267,--, aan verzoekers gezonden. Hierbij is vermeld dat het bedrag uiterlijk 19 juni 2012 moet zijn betaald.
Op 13 juni 2012 is één van genoemde nota's voldaan door storting van € 133,50 ter griffie.
Bij brief van 27 juni 2012 heeft de griffier verzoekers bericht dat het griffierecht niet of niet tijdig was betaald. Verzoekers zijn daarbij in de gelegenheid gesteld zich binnen twee weken na dagtekening van deze brief schriftelijk en gemotiveerd uit te laten met betrekking tot het geconstateerde verzuim.
Op 28 juni 2012 is wederom € 133,50 ter griffie gestort.
Bij brief van 28 juni 2012, ingekomen ter griffie op 4 juli 2012, heeft de advocaat namens verzoekers gesteld dat het verzuim, bestaande in de te late betaling van de helft van het griffierecht, verschoonbaar is en dat toepassing van artikel 282a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) niet op zijn plaats is, althans disproportioneel en onbillijk (temeer daar een en ander gelet op het belang van één of meer van de partijen bij de toegang tot de rechter zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard). Ter onderbouwing daarvan heeft hij aangevoerd dat de beide nota's die de rechtbank heeft verstuurd hetzelfde kenmerk dragen en inhoudelijk overeenkomen, waardoor hij er abusievelijk van uitging dat het één nota betrof. Deze verwarring is volgens hem het gevolg van de onduidelijkheid van de door de rechtbank verzonden nota's.
Beoordeling
Nu verzoekers het verschuldigde griffierecht niet tijdig hebben voldaan, verklaart de rechter verzoekers gelet op het bepaalde in artikel 282a, tweede lid, Rv niet-ontvankelijk in het verzoek, tenzij de toepassing van die bepalingen, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard (artikel 282a, vierde lid, Rv; de hardheidsclausule).
De rechtbank is van oordeel dat hetgeen verzoekers hebben aangevoerd niet leidt tot verschoonbaarheid van het verzuim. De nota's droegen logischerwijs hetzelfde kenmerk, nu zij betrekking hadden op dezelfde zaak. Bovendien dient de advocaat te weten dat het griffierecht voor een scheidingsverzoek € 267,-- bedraagt, en dat verzoekers die dezelfde advocaat hebben samen maar één keer griffierecht hoeven te betalen (dit is immers in en bij de Wet griffierechten burgerlijke zaken vastgelegd). Hij had dus moeten weten dat het niet ging om één nota maar om twee nota's. Andere gronden op grond waarvan niet-ontvankelijkheid zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard zijn gesteld noch gebleken.
De rechtbank zal verzoekers dus niet-ontvankelijk verklaren.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. I.D. Bellaart, tevens kinderrechter, bijgestaan door K.D. van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2012.