ECLI:NL:RBSGR:2012:BX3649

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
418827 FA RK 12-3475
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van de hardheidsclausule bij niet-tijdige betaling griffierecht in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 juli 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot echtscheiding. De verzoekers, een vrouw en een man, hebben een verzoekschrift ingediend, maar hebben het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan. De griffie bevestigde de ontvangst van het verzoekschrift op 9 mei 2012, maar de betaling van het griffierecht had uiterlijk op 4 juni 2012 moeten zijn voldaan. De rechtbank heeft de verzoekers in de gelegenheid gesteld om schriftelijk en gemotiveerd te reageren op het geconstateerde verzuim en om een beroep te doen op de hardheidsclausule van artikel 282a, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De advocaat van de verzoekers heeft op 2 juli 2012 verzocht om het verzuim door de vingers te zien, met de argumentatie dat er storingen bij de bank waren op 8 juni 2012, waardoor de betaling was gestorneerd. Na een tweede aanmaning op 25 juni 2012 is het griffierecht alsnog voldaan. De advocaat heeft verder toegelicht dat het aanvragen van een rekening-courant bij de rechtbank ingewikkelder was dan verwacht, wat heeft geleid tot vertraging in de betaling.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het beroep op de hardheidsclausule niet tijdig was gedaan en dat de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard moeten worden in hun verzoek. De rechtbank overweegt dat problemen bij het aanvragen van een rekening-courant en een niet-aangetoonde bankstoring na het verstrijken van de wettelijke betalingstermijn niet in de weg staan aan tijdige betaling. De rechtbank concludeert dat de verzoekers niet-ontvankelijk worden verklaard in hun verzoek tot echtscheiding.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 12-3475
Zaaknummer: 418827
Datum beschikking: 12 juli 2012
Scheiding
Beschikking op het op 7 mei 2012 ingekomen verzoek van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats vrouw],
advocaat mr. J.I. van Leeuwen te Wassenaar,
en
[de man],
wonende te [woonplaats man],
advocaat mr. J.I. van Leeuwen te Wassenaar.
Procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van het verzoek, strekkende tot echtscheiding.
De griffie heeft de ontvangst van het verzoekschrift bij schrijven d.d. 9 mei 2012 bevestigd.
Gelet op artikel 3, vierde lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken zijn verzoekers griffierecht verschuldigd vanaf de indiening van het verzoekschrift en dienen zij ervoor te zorgen dat het griffierecht binnen vier weken nadien, in dit geval dus uiterlijk op 4 juni 2012, is bijgeschreven op de rekening van het gerecht waar de behandeling plaatsvindt dan wel ter griffie is gestort. Verzoekers hebben het verschuldigde griffierecht niet tijdig voldaan.
Bij brief van 12 juni 2012 heeft de griffier verzoekers in de gelegenheid gesteld zich binnen twee weken na dagtekening van deze brief schriftelijk en gemotiveerd uit te laten met betrekking tot het geconstateerde verzuim en/of alsnog een beroep te doen op de hardheidsclausule van artikel 282a, vierde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Bij bericht van 2 juli 2012 heeft de advocaat verzocht het verzuim door de vingers te zien. Hiervoor heeft zij aangevoerd dat op 8 juni 2012 verschillende storingen bij de bank zijn geweest, waardoor betalingen zijn gestorneerd. Zij verkeerde daardoor ten onrechte in de veronderstelling dat het griffierecht voldaan was. Na de tweede aanmaning van de rechtbank d.d. 25 juni 2012 is het griffierecht meteen voldaan.
Bij bericht van 11 juli 2012 heeft de advocaat nader toegelicht dat aanvankelijk te laat betaald was doordat het ingewikkelder dan verwacht bleek een rekening-courant bij de rechtbank te nemen, waardoor toch is besloten betalingen in eigen beheer te houden. Zij heeft er voorts op gewezen dat partijen het geheel eens zijn en dat het jammer zou zijn als de afwikkeling vertraging zou oplopen.
Beoordeling
Nu verzoekers het verschuldigde griffierecht niet tijdig hebben voldaan, dient de rechter verzoekers gelet op het bepaalde in artikel 282a, tweede lid, Rv niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek, tenzij toepassing van die bepaling, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard (artikel 282a, vierde lid, Rv, de hardheidsclausule).
Voor zover het verzoek van de advocaat het verzuim door de vingers te zien moet worden gelezen als een beroep op de hardheidsclausule, gaat de rechtbank daaraan voorbij omdat dit beroep niet is gedaan binnen de daarvoor gestelde termijn.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat dit verzoek, als het wel tijdig was ontvangen en zou moeten worden gezien als een beroep op de hardheidsclausule, zou zijn afgewezen. Problemen bij het aanvragen van een rekening-courant en een - overigens niet aangetoonde - bankstoring na het verstrijken van de wettelijke betalingstermijn staan aan tijdige betaling immers niet in de weg. Ook het feit dat enige vertraging in de afwikkeling optreedt is niet te beschouwen als een onbillijkheid van overwegende aard.
Verzoekers zullen dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in hun verzoek.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in het verzoek.
Deze beschikking is gegeven te 's-Gravenhage door mr. I.D. Bellaart, bijgestaan door K.D. van den Berg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2012.