ECLI:NL:RBSGR:2012:BX2960

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
16 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/711430-11 en 09/753893-11 (tbg)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot woningoverval en afpersing met geweld

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 16 juli 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot woningoverval en afpersing. De verdachte werd beschuldigd van het plegen van geweld tegen de slachtoffers, waarbij hij hen dwong tot afgifte van geld en goederen. De feiten vonden plaats op 5 november 2011 in 's-Gravenhage, waar de verdachte en zijn medeverdachten de aangever volgden van zijn werk naar zijn woning. Bij aankomst hebben zij de deur van de woning opengebroken en de aangever met geweld bedreigd, waarbij een bijtende stof in zijn ogen werd gespoten en hij werd geslagen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten de aangever hebben gevolgd en hem in zijn woning hebben aangevallen, wat leidde tot ernstige lichamelijke en psychische schade voor de slachtoffers. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd verplicht tot betaling van een bedrag van € 1.621,27, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat er geen concreet bedrag was gevorderd. De uitspraak is gedaan in het kader van de toepassing van het strafrecht, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/711430-11; 09/753893-11 (tbg)
Datum uitspraak: 16 juli 2012
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1992 te [plaats],
adres: [adres verdachte].
thans preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting "P.I. Haaglanden" te Zoetermeer.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 9 februari 2012, 3 mei 2012 en 2 juli 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. D.M. van Gosen en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. C.A. Busquet, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 november 2011 te 's-Gravenhage en/of te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [getuige 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of (een) aan andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
EN/OF
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van goederen/geld van zijn/hun gading, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [getuige 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s), met een of meer van zijn/haar mededader(s), althans alleen
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft achtervolgd vanaf Rotterdam tot aan zijn woning en/of
- de deur van de woning van die [slachtoffer 1] heeft opengeduwd en/of
- de deur van de woonkamer heeft ingetrapt, althans heeft vernield en/of
- pepperspray, althans een bijtende stof in de ogen/het gezicht van
voornoemde [slachtoffer 1] heeft gespoten en/of
- een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) heeft getoond en/of
- heeft geroepen "geef je geld", althans woorden van gelijke aard en/of
strekking
- heeft getrokken aan de tas van die [slachtoffer 1] en/of
- die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht en/of op/tegen het lichaam heeft
geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(parketnummer 09/753893-11)
hij op of omstreeks 9 november 2011 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer sleutel(s), geheel of ten dele toebehorende aan {slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader, welke diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het van achter grijpen bij de nek van die [slachtoffer 2] en/of het (met een hard voorwerp) slaan op het hoofd van die [slachtoffer 2];
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 november 2011 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 2]) (met een hard voorwerp) op het hoofd heeft geslagen, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
3. Bewijsoverwegingen
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld en/of een poging tot afpersing. Daarnaast wordt de verdachte verweten dat hij zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld danwel aan mishandeling.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte feit 1, eerste en tweede alternatief en feit 2 primair heeft begaan.
3.3 Het standpunt van de verdediging
Gezien de ontkenning van de verdachte heeft de raadsman vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief en van feit 2. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat de bewijsmiddelen slechts bestaan uit camerabeelden van slechte kwaliteit en daarvan afgeleide getuigenverklaringen. De zus van de verdachte, die de verdachte heeft herkend aan zijn profiel op de vage foto in het dossier op pagina 45, is niet op haar verschoningsrecht gewezen. Volgens de raadsman kan om die reden deze verklaring niet als bewijsmiddel worden gebruikt. De vader van de verdachte herkent de verdachte niet op deze foto. Andere getuigen herkennen de verdachte wel maar de beelden zijn dusdanig slecht dat aan deze herkenningen volgens de raadsman niet veel waarde kan worden gehecht. Voorts komt het pistool dat in de woning van de verdachte is aangetroffen niet overeen met het pistool dat wordt beschreven door de aangever. Ten aanzien van het alibi van de verdachte zijn door de verdachte en door getuigen verschillende verklaringen afgelegd. Volgens de raadsman zou dit verklaard kunnen worden vanuit het feit dat de verdachte dronken was die avond en wellicht de anderen met wie hij uit was ook. De raadsman acht de door de getuige [getuige 2] afgelegde verklaring relevant en ontlastend voor de verdachte aangezien zij heeft verklaard dat de verdachte die nacht helemaal in het donker gekleed was terwijl op de beelden te zien is dat de persoon die voor de verdachte wordt aangezien iets wits aanheeft.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het dossier te weinig behelst om het feit wettig en overtuigend bewezen te verklaren. De verdachte heeft een verklaring gegeven voor het feit dat hij is weggerend, de aangever heeft de verdachte niet herkend en hij en zijn vrouw hebben tegenstrijdige verklaringen afgelegd.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van feit 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief het volgende af. 1
Aangever [slachtoffer 1], loempiaverkoper in Rotterdam, sluit op 5 november 2011 om 6:30 uur zijn [bedrijf] en loopt vervolgens richting het station Rotterdam Centraal. Hij neemt vanaf dit station omstreeks 7.02 uur de trein naar Delft en vervolgens vanuit Delft om 7.22 uur de tram naar zijn woning aan [adres slachtoffer 1] te 's-Gravenhage.2 Aangever heeft een schoudertas om met daarin de opbrengst van de loempiaverkoop, een bedrag van ongeveer € 1000,-.3
Als aangever de deur van zijn woning opent ziet hij drie Marokkanen aan komen rennen. Aangever probeert snel de deur dicht te doen, maar voelt de jongens tegen de deur aanduwen. Aangever kan de deur niet tegenhouden en vlucht vervolgens naar de woonkamer. De deur van de woonkamer wordt ingetrapt en aangever krijgt een bijtende vloeistof in zijn ogen gespoten.4 Aangever ziet dat één van de jongens een op een vuurwapen gelijkend voorwerp pakt 5 en hoort dat deze jongen hem vraagt om geld door te zeggen: "geld, geld." 6 Aangever weigert het geld te geven waarop de twee andere jongens hem in elkaar beginnen te slaan. Aangever valt vervolgens op de grond en voelt dat er bloed over zijn gezicht loopt.7 Aangever is met vuisten op zijn gezicht en oog geslagen. Hij heeft een dik oog, een gekneusde arm en schaafwonden op zijn arm.8
Getuige [getuige 1], huisbaas en werkgever van aangever 9 hoort aangever schreeuwen en ziet hem in een soort worsteling met drie personen.10 Als getuige [getuige 1] op het afdak bij de voordeur om hulp schreeuwt ziet hij dezelfde drie personen wegrennen. De getuige ziet dat een van deze drie personen een jas draagt met een motief van blokjes.11
De politie heeft camerabeelden veiliggesteld van de route die aangever heeft afgelegd in de ochtend van 5 november 2011. Bij het bekijken van deze beelden blijkt dat aangever hierbij is gevolgd door drie personen.12 Op de beelden van 06:52 uur, welke de rechtbank ter terechtzitting heeft waargenomen, is te zien dat een van deze drie personen een witte Lacoste jas draagt met horizontale en verticale strepen.13 De jas die deze verdachte draagt komt overeen met de jas zoals die is beschreven door getuige [getuige 1].
Getuige [getuige 3] herkent in de persoon met de Lacoste jas de verdachte aan zijn profiel.14 De zus van de verdachte herkent de verdachte aan zijn kleding en houding.15 Zij heeft verklaard dat de verdachte op 4 november 2011 van huis is vertrokken en dat hij op dat moment een wit vest van het merk Lacoste droeg.16
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaring van de zus van de verdachte niet als bewijsmiddel mag worden gebezigd nu deze onrechtmatig is verkregen omdat zij niet op haar verschoningsrecht is gewezen. Weliswaar is de zus van de verdachte die, zoals gerelateerd in het proces-verbaal van verhoor tijdens de doorzoeking van de woning spontaan een verklaring heeft afgelegd, niet op haar verschoningsrecht gewezen, maar zij heeft in een later verhoor verklaard bij haar eerder afgelegde verklaring te blijven, nadat zij op haar verschoningsrecht is gewezen. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de raadsman en bezigt de verklaring van de zus van de verdachte als bewijsmiddel.
Ook de medeverdachte [medeverdachte 1] is door getuigen op de beelden herkend.17 De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij op 5 november 2011 samen met de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] in Delft is geweest.18 Deze medeverdachte [medeverdachte 2] heeft zichzelf herkend in de jongen met de bril op de camerabeelden.19
De rechtbank acht derhalve bewezen dat de verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] de drie personen zijn die te zien zijn op de camerabeelden. De rechtbank acht voldoende aannemelijk geworden dat de verdachte de persoon is die op de beelden te zien is met de Lacoste jas en dat hij de persoon is geweest die getuige [getuige 1] vanuit de woning heeft zien wegrennen op het moment dat hij om hulp riep op het afdak.
Op de camerabeelden is te zien dat de drie verdachten aangever naar zijn woning volgen. Ook is op de beelden te zien dat de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] na afloop van de poging tot diefstal met geweld samen van Delft 20 naar Rotterdam 21 reizen. Aangezien er op de jas van de medeverdachte [medeverdachte 1] een bloedspoor is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van aangever 22 en zij voor en na de poging tot diefstal met geweld samen waren acht de rechtbank bewezen dat de verdachte in de woning van aangever is geweest.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich samen met twee anderen schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld en een poging tot afpersing.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van feit 2 primair het volgende af. 23
Op 9 november 2011 tussen 19:45 uur en 20:15 uur wordt er bij aangever [slachtoffer 2] en zijn vrouw aan de deur van hun woning in Leiden aangebeld door een Marokkaanse jongen met witte schoenen en een donker gekleurd petje op (hierna verdachte 1).24 Nadat aangever de deur open heeft gedaan vraagt deze verdachte 1 of het klopt dat aangever zijn sleutels is kwijtgeraakt. Nadat aangever dit bevestigt ziet hij een tweede Marokkaanse jongen verschijnen. Deze jongen draagt een beige jas met een bontkraag (hierna verdachte 2).25 Nadat verdachte 1 tegen aangever heeft gezegd dat hij weet wie zijn sleutels heeft, stelt aangever voor om met z'n drieën met zijn auto naar die persoon te rijden om zijn sleutels op te halen. Vervolgens stappen zij met z'n drieën in de auto van aangever en rijden zij door Leiden. In de Saffierstraat te Leiden wordt aangever gedwongen om te stoppen. Hij wordt door verdachte 1, die op de achterbank zit, bij zijn nek gegrepen. Aangever hoort beide verdachten schreeuwen: "eruit, eruit." Op het moment dat aangever wil uitstappen voelt hij dat hij met een hard voorwerp op zijn hoofd wordt geslagen. Verdachte 2 trekt de autosleutels uit het contact van de auto. De verdachten vluchten in de richting van de Diamantlaan.26
Getuige [getuige 4] ziet die avond rond 20:30 uur de twee verdachten uit de auto van aangever vluchten en wegrennen. Getuige [getuige 4] rent achter ze aan. De verdachten rennen de Smaragdstraat in en daarna de Robijnstraat. Ter hoogte van een speeltuintje raakt deze getuige de verdachten uit het oog. De getuige heeft gezien dat de één van de verdachte een bontkraag aan zijn jas heeft.27
Om 20:37 uur is verbalisant [verbalisant 1] op de Diamantlaan en wordt hij aangesproken door een vrouw die zegt dat ze net twee Marokkaanse jongens weg heeft zien rennen vanuit de richting Koraalstraat in de richting van de Damlaan. [verbalisant 1] ziet dan twee getinte jongens de busbrug oprennen. Hij ziet dat een van de jongens een donkere jas draagt met een bontkraag. [verbalisant 1] houdt na een achtervolging te voet deze jongen, de verdachte aan. De medeverdachte [medeverdachte 1] wordt in de buurt in de bosjes aangetroffen en aangehouden.28 Ten tijde van de aanhouding draagt de medeverdachte witte schoenen. Onder hem wordt een donker jasje en een donker petje aangetroffen.29 De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op het moment dat hij werd aangehouden een jas droeg met een capuchon met een bontkraag.30
De jas die de verdachte droeg ten tijde van zijn aanhouding komt overeen met de jas die omschreven wordt door getuige [getuige 4] en verbalisant [verbalisant 1]. Ook de kleding die de medeverdachte droeg ten tijde van zijn aanhouding komt overeen met het door de aangever opgegeven signalement van dader 1. Daarnaast ligt de plaats van aanhouding van de verdachte en de medeverdachte in de buurt van de plaats delict en op de vluchtroute zoals die is aangegeven door de getuige [getuige 4] en verbalisant [verbalisant 1].31
Op de Blackberry van de verdachte worden pingberichten aangetroffen die zijn verzonden en ontvangen onder de naam [alias verdachte]. De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij ook pingberichten verstuurt onder die naam.32 In deze pingberichten van woensdag 9 november 2011 wordt in straattaal gesproken over het stelen van een auto om daarmee een overval te gaan plegen.33
Op woensdag om 17:56 pingt [alias verdachte]: "Ik ga nu loezoe. Is half uur heen en half uur terug en plus nog die wakky klaren en miss ook nog gelijk die osso" En om 19.15 uur pingt [alias verdachte]: "We zyn nu bij die wakky maar we wachten tot ze gaan slapen".
Als aan aangever en zijn vrouw politiefoto's worden getoond van de verdachte, de medeverdachte en het petje dat is aangetroffen bij de medeverdachte, herkent de aangever het petje als het petje dat dader 1 ophad toen hij bij zijn woning aanbelde. 34 De vrouw van aangever herkent beide verdachten in de door haar getoonde politiefoto's.35
De rechtbank merkt in dit verband op dat naar vaste rechtspraak het gebruik van resultaten van de enkelvoudige fotoconfrontatie uitdrukkelijk niet wordt uitgesloten (NJ 1996, 633; NJ 1993, 408) en dat de stelling dat de resultaten van de enkelvoudige confrontatie slechts als ondersteunend bewijs mogen dienen, niet wordt ondersteund (HR 30 oktober 2001, LJN AB3244).
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op 9 november samen met de medeverdachte in Leiden is geweest.36
De verklaring van de verdachte dat hij moest plassen en zich toen heeft verstopt voor de politie omdat hij bang was dat hij hiervoor een boete zou krijgen, acht de rechtbank niet geloofwaardig.
De rechtbank acht op grond van de bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal met geweld van de sleutels van de heer [slachtoffer 2].
3.5 De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij op 5 november 2011 te 's-Gravenhage en te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [getuige 1], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
EN
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van goederen/geld van hun gading, toebehorende aan die [slachtoffer 1] en/of [getuige 1] met een of meer van zijn mededaders,
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft achtervolgd vanaf [plaats] tot aan zijn woning en
- de deur van de woning van die [slachtoffer 1] heeft opengeduwd en
- de deur van de woonkamer heeft ingetrapt en
- een bijtende stof in de ogen/het gezicht van voornoemde [slachtoffer 1] heeft gespoten en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft getoond en
- heeft geroepen "geef je geld", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- die [slachtoffer 1] in/tegen het gezicht en heeft geslagen/gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 9 november 2011 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen sleutels, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het van achter grijpen bij de nek van die [slachtoffer 2] en het met een hard voorwerp slaan op het hoofd van die [slachtoffer 2].
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. D.M. van Gosen heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem onder feit 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief en het onder feit 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor de toepassing van het minderjarige strafrecht aangezien de verdachte ten tijde van het delict pas 18 jaar was en volgens de raadsman in een kinderlijke fantasiewereld leeft. De raadsman heeft bepleit om aan de verdachte een detentiestraf op te leggen voor de duur van 12 maanden waarvan 4 voorwaardelijk.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot een woningoverval en een poging tot afpersing. De verdachte en de medeverdachten hebben het slachtoffer vanaf de [bedrijf] waar hij werkt in [plaats] gevolgd naar zijn woning in 's- Gravenhage. Daar aangekomen hebben zij de deur van zijn woning open geduwd en de deur naar de woonkamer ingetrapt. De verdachte en de medeverdachten hebben geprobeerd om de tas van aangever te pakken en geprobeerd hem te dwingen tot afgifte van zijn geld door aan hem een op een vuurwapen gelijkend voorwerp te tonen, hem te slaan en door hem een bijtende vloeistof in zijn ogen te spuiten. Daarnaast heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een diefstal met geweld. Zij hebben een 73-jarige man die hen vertrouwde met een smoesje uit zijn woning gelokt en hem vervolgens zijn autosleutels afgenomen terwijl hij door een van hen hard op zijn hoofd werd geslagen. Beide feiten zijn gepleegd in een tijdsbestek van enkele dagen
De verdachte heeft door aldus te handelen geen respect getoond voor de lichamelijke integriteit en de eigendommen van de slachtoffers. De verdachte heeft zich laten leiden door zijn eigen geldelijke gewin en daarbij ernstig inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid dat de slachtoffers in en om hun eigen woning zouden moeten hebben. Het is het een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke misdrijven hier nog lang lichamelijke en psychische klachten van ondervinden. Dat dit ook in het onderhavige geval zo is, is gebleken uit de ter terechtzitting voorgehouden schriftelijke verklaringen van beide slachtoffers waaruit blijkt dat hun vertrouwen in de medemens ernstig is geschaad en zij nog steeds gevoelens van angst ervaren. Met name de omstandigheid dat de verdachte zijn slachtoffers bij hun woning heeft opgezocht boezemt hen veel angst in.
Vast is komen te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel d.d. 17 november 2011 uit het uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Reclasseringsadvies van de Stichting Reclassering Nederland d.d. 30 januari 2012. Gezien de ontkenning van de verdachte heeft de reclassering zich onthouden van een strafadvies. Indien de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan zal de reclassering middels Binnen Beginnen de mogelijkheden voor een traject binnen de detentieperiode van de verdachte kunnen onderzoeken.
De rechtbank ziet noch in het dossier noch in de persoon van de verdachte aanleiding om het minderjarige strafrecht toe te passen.
De rechtbank is van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf van na te melden duur een passende reactie vormt op ernstige feiten als de onderhavige. De rechtbank zal een lagere gevangenisstraf opleggen dan die door de officier van justitie conform de richtlijnen is geëist, gezien de jonge leeftijd van de verdachte en gezien het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7. De vordering van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel
De heer [slachtoffer 1] heeft zich ter zake van feit 1 als benadeelde partij gevoegd maar heeft geen concreet bedrag gevorderd.
De heer [slachtoffer 2] heeft zich ten aanzien van feit 2 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.249,98. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade van € 1.949,98 en uit immateriële schade voor een bedrag groot € 300, -.
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 1.827,12 bestaande uit een bedrag van € 1.527,12 aan materiële schade en de immateriële schade voor een bedrag van € 300, -. De officier van justitie acht ten aanzien van de materiële schade de post loonderving niet voldoende onderbouwd en is van oordeel dat de vordering voor wat betreft deze post niet-ontvankelijk verklaard zou moeten worden.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] bepleit. Subsidiair, indien de rechtbank van oordeel is dat de vordering zal worden toegewezen, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de posten loonderving, poetsen auto, hercoderen van de auto sleutel en het vervangen van de sleutels huisdeur afgewezen moeten worden.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1:
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren nu geen concreet bedrag is gevorderd.
Ten aanzien van feit 2 primair:
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schadepost loonderving, de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien deze post onvoldoende is onderbouwd.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de materiële schadeposten sleutels huisdeur vervangen en hercoderen auto sleutel (beide 11-10-2011), de vordering afwijzen aangezien deze posten naar het oordeel van de rechtbank geen direct verband houden met het bewezenverklaarde feit.
Ten aanzien van de overige materiële schadeposten, ook de door de raadsvrouw betwiste post poetsen auto, is de rechtbank van oordeel dat deze voldoende zijn onderbouwd door de benadeelde partij [slachtoffer 2] en uit het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat deze benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 2 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 300, - als vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar, nu namens de verdachte de omvang daarvan niet is betwist en nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder feit 2 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering ten laste van de verdachte hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.621,27.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente ten laste van de verdachte toewijzen, nu niet is bestreden dat de schade met ingang van 9 november 2011 is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die deze benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder feit 2 primair bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.621,27 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2].
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 57, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9. De beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder feit 1 eerste en tweede alternatief/cumulatief en het onder feit 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1 eerste alternatief/cumulatief:
POGING TOT DIEFSTAL VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD EN/OF GEVOLGD DOOR GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN EN/OF OM BIJ BETRAPPING OP HETER DAAD AAN ZICHZELF EN AAN ANDERE DEELNEMERS AAN HET MISDRIJF HETZIJ DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN, HETZIJ HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
feit 1 tweede alternatief/cumulatief:
POGING TOT AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
feit 2 primair:
DIEFSTAL VERGEZELD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 4 JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
ten aanzien van feit 1:
bepaalt dat de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk is en dat deze de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
ten aanzien van feit 2 primair:
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] gedeeltelijk en hoofdelijk toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer 2], een bedrag € 1.621,27 vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat de benadeelde partij voor wat betreft de post loonderving niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
wijst de vordering tot schadevergoeding voor het overige af.
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.621,27, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 9 november 2011 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 32 dagen.
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.C. U-A-Sai, voorzitter,
mrs. H. Dragtsma en mr. H.M. Boone, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Dijs, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 juli 2012.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL 1640/20112334088, pagina 1 tot en met 1092
2 Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 32, eerste alinea
3 Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 32, vijfde alinea
4 Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 32, zesde alinea
5 Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 32, vierde alinea
6 Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 33, tweede alinea
7 Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 32
8 Proces-verbaal van verhoor aangever, pagina 33, zesde alinea
9 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], pagina 89/90
10 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], pagina 90, vijfde alinea
11 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1], pagina 91, eerste alinea
12 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 136 tot en met 151
13 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 148 en eigen waarneming rechters
14 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3], pagina 120, met foto's als bijlagen
15 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5], pagina 532, vijfde alinea en pagina 540
16 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 5], pagina 532, derde alinea
17 Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6], pagina 94 en getuige [getuige 7], pagina 99
18 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 1057/1058
19 Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2], pagina 1061, eerste alinea
20 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 163 en eigen waarneming rechters
21 Proces-verbaal van bevindingen, pagina 150 en eigen waarneming rechters
22 Schriftelijk bescheiden, rapport NFI, pagina 800
23 Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina's betreft dit - voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1640/2011170487, pagina 1 tot en met 190
24 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 59
25 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 60, derde alinea
26 Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2], pagina 61, eerste alinea
27 Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4], pagina 51
28 Proces-verbaal van bevindingen pagina 47/48
29 Proces-verbaal van bevindingen pagina 84, laatste alinea
30 Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 107, vraag 13
31 Proces-verbaal van bevindingen pagina 78 tot en met 81
32 Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte], pagina 111 halverwege
33 Proces-verbaal bevindingen Blackberry [verdachte], pagina 90/91
34 Proces-verbaal van bevindingen pagina 171
35 Proces-verbaal van bevindingen pagina 176
36 Proces-verbaal verhoor verdachte, pagina 105 laatste alinea's