beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
wrakingnummers 2012/3 en 2012/7
rekestnummer: 411030 / HA RK 12-16 en 412245 / HA RK 12-50
zaaknummer: 383387 / HA ZA 10-4473
datum beschikking: 27 maart 2012
op de schriftelijke verzoeken tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht Glencore Energy UK Limited,
gevestigd te Londen, Verenigd Koninkrijk,
verzoekster,
hierna te noemen: Glencore,
advocaat: mr. drs. J.J.O. Zandt,
de vennootschap naar buitenlands recht J.P. Morgan Commodities SÀRL,
voorheen genaamd Sempra Oil Trading Sàrl,
gevestigd te Genève, Zwitserland,
hierna te noemen: JPMC,
advocaten: mr. W.P. den Hertog en mr. M.M. van Leeuwen,
strekkende tot wraking van:
mr. M.C.M. van Dijk,
rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage, sector civiel,
hierna te noemen: mr. Van Dijk.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop
In de zaak tussen Glencore en JPMC heeft Glencore op 25 oktober 2011 een verzoek tot wraking van mr. Van Dijk ingediend. Op 19 december 2011 is ter openbare terechtzitting het wrakingsverzoek behandeld. Bij beslissing van 9 januari 2012 heeft de wrakingskamer Glenocre niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot wraking. Op 10 januari 2012 heeft Glencore opnieuw een verzoek tot wraking van mr. Van Dijk ingediend. Ook dit wrakingsverzoek is voorgelegd aan de wrakingskamer. De mondelinge behandeling van dit verzoek is vervolgens bepaald op 30 januari 2012. Bij fax van 29 januari 2012 heeft Glencore voor de derde maal wraking verzocht van mr. Van Dijk.
2. De mondelinge behandeling van de wrakingsverzoeken
Op 30 januari 2012 is ter openbare terechtzitting het wrakingsverzoek d.d. 10 januari 2012 behandeld. Glencore is ter zitting verschenen bij haar advocaat mr. Zandt. Mr. Zandt heeft het wrakingsverzoek aan de hand van door hem overgelegde pleitaantekeningen toegelicht.
Mr. Van Dijk heeft bij brief van 19 januari 2012, ter griffie ingekomen op 20 januari 2012, aangegeven dat zij niet in de wraking berust, haar standpunt met betrekking tot het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt en meegedeeld niet op de zitting te zullen verschijnen. Namens JPMC is mr. M.M. van Leeuwen ter zitting verschenen. Ook mr. Van Leeuwen heeft zijn standpunt toegelicht aan de hand van door hem overgelegde pleitaantekeningen. De uitspraak op dit wrakingsverzoek is aanvankelijk bepaald op 13 februari 2012, maar is ambtshalve aangehouden totdat ook op het wrakingsverzoek van 29 januari 2012 kan worden beslist. Mr. Van Dijk is vervolgens in de gelegenheid gesteld om op het wrakingsverzoek van 29 januari 2012 te reageren. Bij brief van 6 februari 2012 heeft zij aangegeven dat zij ook in deze wraking niet berust en haar standpunt kenbaar gemaakt. Van mr. Van Leeuwen is op 31 januari 2012 een schriftelijke reactie ontvangen. Op 16 maart 2012 heeft ten overstaan van de wrakingskamer de mondelinge behandeling plaats gevonden van het wrakingsverzoek van 29 januari 2012. Ter zitting hebben zowel mr. Zandt als mr. Van Leeuwen hun standpunt met betrekking tot dit wrakingsverzoek toegelicht aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen.
3. Het standpunt van Glencore
3.1 Het wrakingsverzoek van 10 januari 2012 komt, kort en zakelijk weergegeven, op het volgende neer. Reeds ter zitting van de wrakingskamer op 19 december 2011 heeft Glencore een nieuwe wrakingsgrond aangevoerd, maar die is door de wrakingskamer toen niet meegenomen, zoals blijkt uit de beslissing van 9 januari 2012. Zij heeft daarom direct op 10 januari alsnog een formeel wrakingsverzoek ingediend. Zij stelt dat mr. Van Dijk bij het formuleren van haar verweer in het eerste wrakingsverzoek opzettelijk de waarheid heeft verdraaid in een poging haar eigen fouten te maskeren. Mr. Van Dijk vermeldt in haar verweer immers dat zij zich niet kan herinneren dat mr. Zandt heeft geprotesteerd tegen de sluiting van de comparitie, terwijl het volgens Glencore voor alle aanwezigen duidelijk moet zijn geweest dat mr. Zandt bij herhaling hevig heeft geprotesteerd tegen de sluiting van de comparitie en tegen het voorstel om de zaak in staat van wijzen te brengen.
3.2 Het wrakingsverzoek van 29 januari 2012 komt, kort en zakelijk weergegeven, op het volgende neer. Glencore is het niet eens met de stelling van mr. Van Dijk in haar verweer dat het tweede wrakingsverzoek "zo verweven is met de gronden van het eerdere verzoek dat het nauwelijks kan worden beoordeeld los van de gronden van het eerdere, niet-ontvankelijk verklaarde verzoek". Dit leidt immers tot het resultaat dat een verweer dat de rechter voert op een wrakingsverzoek nooit aan de wrakingskamer kan worden voorgelegd, nu een dergelijk verweer altijd onvermijdelijk verweven is met de feiten waarop dat wrakingsverzoek steunt. Voorts voert Glencore als wrakingsgrond aan dat mr. Van Dijk niet meer in staat is om objectief en onbevooroordeeld te lezen wat Glencore schrijft.
4. Het standpunt van mr. Van Dijk
4.1 De reactie van mr. Van Dijk op het wrakingsverzoek van 10 januari 2012 komt op het volgende neer. Zij stelt zich primair op het standpunt dat het verzoek niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien de gronden voor dit verzoek vrijwel identiek zijn aan de gronden van het eerder ingediende wrakingsverzoek. Bovendien is het verzoek te laat ingediend. Voor zover het verzoek wel ontvankelijk is, is zij van mening dat er geen onverenigbaarheid is tussen het proces-verbaal en haar reactie op het eerste wrakingsverzoek. Het proces-verbaal is volgens haar correct. Er was voor haar geen reden om niet tot sluiting van de comparitie over te gaan. Er is dan ook geen sprake van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2 De reactie van mr. Van Dijk op het wrakingsverzoek van 29 januari 2012 komt op het volgende neer. Het verzoek is volgens haar te laat ingediend. Voor een inhoudelijke reactie verwijst zij naar haar verweer in het kader van de twee eerdere wrakingsverzoeken. Er is geen sprake van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zal kunnen leiden. Zij verzoekt te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de zijde van Glencore niet meer in behandeling wordt genomen, teneinde het geding niet langer te vertragen.
5. Het standpunt van JPMC
5.1 Volgens JPMC is het tweede verzoek te laat ingediend, nu dit pas is ingediend op 10 januari 2012 terwijl het verweer van mr. Van Dijk aan Glencore reeds op 12 december 2011 bekend is geworden. Bovendien zijn volgens haar geen nieuwe gronden aangevoerd. Mr. Van Leeuwen heeft niets gemerkt van een protest door mr. Zandt tegen de sluiting van de comparitie in de hoofdzaak. Wel heeft mr. Zandt duidelijk aangegeven dat hij wilde dat er werd gere- en dupliceerd. Door het nieuwe wrakingsverzoek wordt de zaak opnieuw vertraagd. Glencore maakt dan ook misbruik van haar bevoegdheid. JPMC verzoekt tevens te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen.
5.2 Met betrekking tot het verzoek van 29 januari 2012 stelt JPMC zich op het standpunt dat ook dit verzoek te laat is ingediend. Bovendien heeft JPMC reeds bij de behandeling van het eerdere wrakingsverzoek verzocht te bepalen dat een volgend verzoek niet in behandeling zal worden genomen. Inhoudelijk is het verzoek ongegrond. Het gaat uiteindelijk allemaal om de gang van zaken tijdens en na de comparitie van 8 juli 2011 en alle feiten en omstandigheden die van belang zijn om de onpartijdigheid van de rechter te beoordelen zijn al zeer lang bekend. Er is geen sprake van bevooroordeeldheid.
6.1. Aan de orde is in de eerste plaats de vraag of de wrakingsverzoeken tijdig zijn gedaan. De rechtbank is van oordeel dat dit voor beide verzoeken het geval is. Artikel 37 bepaalt dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de Glencore bekend zijn geworden. Nu het wrakingsverzoek gegrond is op de inhoud van het verweer van mr. Van Dijk van 9 december 2011, waren de feiten en omstandigheden aan Glencore bekend toen haar dit verweer was toegezonden. Volgens Glencore heeft zij dit verweer op 12 december 2011 ontvangen. Tijdens de zitting van 19 december 2011 heeft Glencore schriftelijk een beroep gedaan op deze wrakingsgrond. De wrakingskamer merkt dat aan als een tijdig gedaan wrakingsverzoek. Nu aan Glencore bij de beslissing van de wrakingskamer van 9 januari 2012 bekend is geworden dat de ter zitting van 19 december 2011 aangevoerde wrakingsgrond niet was betrokken in de beslissing, heeft zij vervolgens op 10 januari 2012 alsnog een wrakingsverzoek ingediend. De wrakingskamer vat dit verzoek van 10 januari 2012 op als een rappel aan de rechtbank om alsnog te beslissen op het verzoek van 19 december 2011. Ook het verzoek van 29 januari 2012 is naar het oordeel van de rechtbank tijdig ingediend. Beide verzoeken zullen in het hiernavolgende inhoudelijk worden beoordeeld.
6.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6 lid 1 EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.3. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijke apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
6.4. Met betrekking tot het verzoek van 10 januari 2012 overweegt de wrakingskamer als volgt. De door Glencore aangevoerde feiten en omstandigheden geven geen grond te vrezen dat het deze rechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van haar de schijn van partijdigheid gewekt. Anders dan Glencore kennelijk meent, zijn de door partijen gedane stellingen niet met elkaar in tegenspraak. Glencore betwist immers niet dat mr. Zandt niet heeft geprotesteerd tegen het sluiten van de comparitie. Wel heeft mr. Zandt duidelijk aangegeven dat hij van mening was dat de zaak nog niet in staat van wijzen gebracht mocht worden en dat hij meende dat er een voortzetting van de comparitie nodig was, dan wel dat er schriftelijk diende te worden voortgeprocedeerd, hetgeen ook door mr. Van Dijk is erkend. De wrakingskamer ziet dan ook niet dat mr. Van Dijk opzettelijk de waarheid heeft verdraaid, zoals door Glencore gesteld. Evenmin heeft zij door haar stellingname in haar verweer blijk gegeven van partijdigheid dan wel de schijn van partijdigheid gewekt. Zelfs als het zo zou zijn dat mr. Van Dijk zich bepaalde, ter comparitie gedane, uitlatingen van de advocaat van Glencore niet herinnert, dan betekent dat nog niet dat zij niet onpartijdig tegenover partijen staat.
6.5. Met betrekking tot het verzoek van 29 januari 2012 overweegt de wrakingskamer als volgt. De eerste aangevoerde grond komt er, kort gezegd, op neer dat volgens Glencore het standpunt van mr. Van Dijk is dat een rechter in een verweer tegen een wrakingsverzoek mag liegen, aangezien een dergelijk verweer nooit aan de wrakingskamer kan worden voorgelegd omdat dit altijd verweven is met het wrakingsverzoek. Deze conclusie deelt de wrakingskamer niet. Dit is niet wat mr. Van Dijk heeft gezegd en valt volgens de wrakingskamer hierin ook niet te lezen. Uit de omstandigheid dat Glencore dit er wel in leest, kan worden vermoed dat Glencore niet meer objectief kan lezen wat de rechter schrijft. Daarnaast heeft mr. Zandt ter zitting aangevoerd dat het niet voor de hand ligt dat een rechter zou bedoelen dat zij mag liegen en dat hij daarom had verwacht dat mr. Van Dijk als reactie zou geven dat zij verkeerd was begrepen. Ook hier lijkt mr. Zandt niet meer objectief tegenover deze rechter te staan. Anders dan Glencore ter zitting van de wrakingskamer heeft betoogd, kan het feit dat Glencore mogelijk door eigen schuld van Glencore in de situatie is beland dat zij uitlatingen van de rechter verkeerd opvat en ten onrechte wrakingsverzoeken indient, waardoor het naar haar oordeel wenselijk wordt dat de rechter wordt vervangen, niet leiden tot toewijzing van een ongefundeerd wrakingsverzoek. Van (schijn van) onpartijdigheid van mr. Van Dijk blijkt hieruit immers niet, zodat deze grond niet tot toewijzing van het verzoek kan leiden
6.6. Ook de door Glencore als tweede aangevoerde grond, te weten dat mr. Van Dijk niet meer in staat zou zijn om objectief en onbevooroordeeld te lezen wat Glencore schrijft, kan niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden. Hiervan is de rechtbank niet gebleken. Dit blijkt ook niet uit de door mr. Zandt genoemde voorbeelden. De enkele omstandigheid dat mr. Van Dijk in haar standpunt het wrakingsverzoek kort samenvat, leidt niet tot een gebrek aan onpartijdigheid.
6.7. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de wrakingskamer van oordeel dat Glencore niet meer in staat is om uitlatingen van mr. Van Dijk objectief op te vatten, wat er toe heeft geleid dat zij lichtvaardig over is gegaan tot het indienen van (een) wrakingsverzoek(en). Mede gelet op de omstandigheid dat Glencore reeds drie wrakingsverzoeken heeft ingediend, die niet-ontvankelijk zijn verklaard of worden afgewezen, is dit misbruik van het wrakingsrecht. De wrakingskamer zal dan ook bepalen dat een volgend verzoek tot wraking van de kant van Glencore niet in behandeling zal worden genomen.
6.8. Derhalve zal als volgt worden beslist.
wijst zowel het verzoek tot wraking van 10 januari 2012 als het verzoek tot wraking van 29 januari 2012 af;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van Glencore niet in behandeling zal worden genomen;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• Glencore p/a haar advocaat mr. Zandt;
• JPMC p/a haar advocaat mr. Van Leeuwen;
• mr. Van Dijk;
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2012 door mr. G.P. Verbeek, voorzitter, en mrs. I.D. Bellaart en K.M. Braun, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M. Schreuder als griffier.