ECLI:NL:RBSGR:2012:BX2775

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
22 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11/41877
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buiten behandelingstelling aanvraag verstrekkingen slachtoffers mensenhandel

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 22 juni 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Bulgaarse Roma, en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA). Eiseres had een aanvraag ingediend voor verstrekkingen op basis van de Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen (Rvb), maar deze aanvraag werd door het COA buiten behandeling gesteld. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Rvb voor slachtoffers van mensenhandel, zoals vermeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, f en g van de Rvb. Eiseres had aangevoerd dat het COA ten onrechte haar aanvraag buiten behandeling had gesteld, en verwees naar jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank concludeerde echter dat het COA op grond van de Rvb niet de bevoegdheid had om af te wijken van de gestelde voorwaarden en dat er geen sprake was van een algemene zorgplicht jegens vreemdelingen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van het COA om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de voorwaarden in de Rvb en de beperkte ruimte voor het COA om hiervan af te wijken.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 11/41877
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen
[eiseres],
geboren op [1974], van Bulgaarse nationaliteit, eiseres,
gemachtigde: mr. J.H. Kruseman, advocaat te Haarlem
en
het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (hierna: COA),
verweerder,
gemachtigde: mr. S.F. Leeuwin.
Procesverloop
Bij besluit van 6 december 2011 heeft verweerder de aanvraag van eiseres van 4 oktober 2011 om verstrekkingen buiten behandeling gesteld. Op 30 december 2011 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 april 2012. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
Achtergrond van de aanvraag
1. Eiseres heeft bij haar aanvraag onder meer aangevoerd dat zij een Roma is, afkomstig uit Bulgarije. Eiseres is in het land van herkomst in de problemen gekomen doordat zij geld heeft moeten lenen voor de begrafenis van haar 15-jarige zoon. Zij is in 2007 naar Nederland gekomen om geld te verdienen in de horeca, maar is in de prostitutie beland. Nadat zij door een gewelddadig incident met de prostitutie is gestopt is zij dakloos geworden en is haar situatie onhoudbaar geworden. Inmiddels zijn een angststoornis en depressieve stoornis geconstateerd, waarvoor eiseres niet wordt behandeld omdat zij dat niet kan betalen.
2. Uit het dossier blijkt dat verweerder de aanvraag van 30 september 2011 van eiseres en de daarbij gevoegde bijlagen heeft ontvangen op 4 oktober 2011. Verweerder heeft de ontvangst daarvan bevestigd bij brief van 20 oktober 2011 waarbij is aangegeven dat het aanvraagformulier onvolledig is ingevuld en/of dat er stukken ontbreken. Verweerder heeft tevens aangegeven dat eiseres het verkeerde formulier heeft gebruikt en heeft een ander aanvraagformulier meegezonden. Gemachtigde heeft bij brief van 25 oktober 2011 meegedeeld dat het bij de aanvraag ingediende formulier volgens eiseres van toepassing is en niet het formulier dat verweerder bij brief van 20 oktober 2011 heeft toegezonden. Verweerder heeft bij brief van 28 oktober 2011 het door eiseres ingediende aanvraagformulier aan eiseres geretourneerd met het verzoek de ontbrekende gegevens van de aanvraag, zoals adresgegevens, bankrekeningnummer, datum van binnenkomst in Nederland en een verklaring van de Vrouwenopvang, uiterlijk op 11 november 2011 aan te vullen. Verweerder heeft eiseres op haar verzoek uitstel verleend en heeft op 25 november 2011 de reactie van eiseres op de herstel-verzuimbrieven van 20 en 28 oktober 2011 ontvangen. Verweerder heeft bij besluit van 6 december 2011 de aanvraag buiten behandeling gesteld.
Overwegingen
3.1. Op grond van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de aanvrager niet heeft voldaan aan een wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag, of de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Op grond van het vierde lid wordt een besluit om de aanvraag niet te behandelen aan de aanvrager bekend gemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn is verstreken.
3.2. Op grond van artikel 9, derde lid, van de Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen (de Rvb), voor zover hier van belang, doet de vreemdeling, diens wettelijk vertegenwoordiger, aan het COA op diens verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op de toelage, de hoogte of de duur van de toelage, of op het bedrag dat aan hem wordt uitbetaald.
Op grond van het vierde lid wordt voor de aanvraag van de toelage en de verstrekking van gegevens gebruik gemaakt van een door het COA verstrekt formulier.
Op grond van het zesde lid, voor zover hier van belang, bepaalt het COA welke gegevens ten behoeve van de verlening van de toelage door de vreemdeling, diens wettelijk vertegenwoordiger, in ieder geval dienen te worden verstrekt, welke bewijsstukken dienen te worden overgelegd en de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van de gegevens dient plaats te vinden.
4. De rechtbank overweegt dat het COA op grond van de Rvb is belast met het voorzien in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden van de in artikel 2, eerste lid, van de Rvb vermelde categorieën vreemdelingen. Daartoe behoren ook slachtoffers van mensenhandel. Er zijn drie categorieën slachtoffers van mensenhandel. Verwezen wordt naar artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, f en g, van de Rvb. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden van een van de genoemde categorieën.
5.1. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder haar aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gesteld. Omdat eiseres niet valt onder de categorieën van de Rvb voor slachtoffers van mensenhandel, heeft zij geen gebruik gemaakt van de formulieren die verweerder daarvoor hanteert. Volgens eiseres valt uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) af te leiden dat verweerder moet toetsen of zij op grond van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (de Rva 2005), de Rvb, artikel 3 van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers (de Wet COA), of op grond van internationale verplichtingen in aanmerking komst voor verstrekkingen. Eiseres heeft verwezen naar de uitspraken van 28 maart 2007 (LJN: BA4652) en 23 maart 2012 (LJN: BW0578) van de Afdeling. Verweerder heeft dit gemotiveerd betwist.
5.2. De rechtbank oordeelt, onder verwijzing naar de uitspraak van 18 november 2008 (LJN: BG5668) van de Afdeling, dat het COA op grond van de Rvb is belast met het voorzien in de noodzakelijke bestaansvoorwaarden van de in artikel 2, eerste lid, van Rvb vermelde categorieën vreemdelingen. Het Rvb bevat geen bepalingen die het COA een mogelijkheid bieden om hiervan af te wijken dan wel om de kring van de rechthebbenden uit te breiden. Gelet op het samenstel van wettelijke bepalingen is geen sprake van algemene jegens vreemdelingen op het COA rustende zorgtaken, die ertoe kunnen leiden dat het COA de zijn in de Rvb toevertrouwde taken uitvoert met voorbijgaan aan de daaraan gestelde begrenzingen. De Rvb onderscheidt zich in zoverre van de Rva. De genoemde uitspraken van de Afdeling waar eiseres naar heeft verwezen hebben betrekking op de Rva 2005. Ten aanzien van de Rva 2005 geldt, in tegenstelling tot de Rvb, dat het COA op grond van artikel 3 van de Wet COA ook opvang verleent in zeer bijzondere omstandigheden die tot feitelijke opvang nopen, voor zover deze omstandigheden niet vallen onder het bereik van de door de minister aangewezen categorieën van artikel 3 van de Rva 2005.
Niet is gesteld of gebleken dat de aanvraag van eiseres, die geen asielzoekster is, ten onrechte niet in het kader van de Rva 2005 is beoordeeld. Nu eiseres verder niet de door verweerder genoemde ontbrekende gegevens heeft ingevuld, komt de rechtbank tot de conclusie dat verweerder de aanvraag van eiseres op goede gronden buiten behandeling heeft gesteld.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank,
in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 11/41877,
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Langeveld, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.E. van Wiggen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 juni 2012.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: EW
Coll.: AvT
D: C
VK
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.