Parketnummer 09/757140-12
Datum uitspraak: 24 juli 2012
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [datum] 1987 te [plaats],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Overijssel "HvB Karelskamp" te Almelo.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10 juli 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J.J. Talsma en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. P.B. Spaargaren, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
De nabestaanden van het slachtoffer, [slachtoffer] (verder ook te noemen: [slachtoffer]), te weten de heer [vader] (vader), en mevrouw [moeder] (moeder), hebben ter terechtzitting gebruik gemaakt van het spreekrecht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 januari 2012 te Zoetermeer opzettelijk [slachtoffer]
van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet [slachtoffer] met (een of) meerdere messen diverse malen gestoken, onder meer in
hartstreek, hals en rug, in elk geval in het lichaam, tengevolge waarvan
voornoemde [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er kort gezegd op neer dat verdachte op 15 januari 2012 te Zoetermeer zijn vriendin, [slachtoffer] , om het leven heeft gebracht door haar diverse malen met messen in haar lichaam te steken.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens verdachte met betrekking tot de bewezenverklaring van het ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging1
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op zondagochtend 15 januari 2012 meldt verdachte zich via de intercom aan het politiebureau te Zoetermeer met de mededeling dat hij zojuist zijn vriendin heeft doodgestoken.2 De verbalisanten gaan daarop ter plaatse. Zij treffen in de gang van de woning op de [adres] te Zoetermeer een levenloos lichaam aan met diverse verwondingen.3 De ouders van [slachtoffer] identificeren het stoffelijk overschot als hun dochter.4 De patholoog-anatoom heeft, blijkens zijn rapport, verspreid over onder meer in de buikstreek (reikend tot het hart), de (achterkant van de) hals en de nek in totaal circa 85 scherprandige huiddefecten waargenomen. Hij heeft voorts geconcludeerd dat het intreden van de dood zondermeer wordt verklaard door verbloeding ten gevolge van talrijke steek- en snijletsels.5
Verdachte heeft bij de politie, de rechter-commissaris, alsook ter terechtzitting het ten laste gelegde bekend. Hij heeft verklaard dat, nadat hij het mes dat [slachtoffer] naar hem had gegooid, had opgepakt, [slachtoffer] met woede in haar ogen en gebalde vuisten op hem kwam afrennen. Vervolgens heeft verdachte haar met het mes in de borst, ter hoogte van het middenrif, gestoken. Verdachte heeft verklaard dat hij niet meer weet wat er daarna is gebeurd. Het eerste beeld na die eerste steek van verdachte is dat hij zichzelf achter de voordeur bovenop [slachtoffer] ziet zitten terwijl hij haar in de nek steekt en hij daarbij een gorgelend geluid hoort. Eerst toen werd hem duidelijk dat hij [slachtoffer] (zeer veel) meer keren heeft gestoken. Verdachte heeft vervolgens, voordat hij zijn handen ging wassen, het kartelmes in de keuken neergelegd. In de keuken zag hij het mes waarmee hij de eerste keer had gestoken in de prullenbak liggen, zo verklaart verdachte.6
In de feitelijke handelingen van verdachte - te weten het vele malen met messen steken in vitale delen van het lichaam van [slachtoffer], namelijk het bovenlichaam, de nek en de hals - ligt het opzet op haar dood besloten.
Al het bovenstaande in aanmerking genomen, acht de rechtbank de ten laste gelegde doodslag van [slachtoffer], door haar diverse malen met messen in het lichaam te steken, wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte:
op 15 januari 2012 te Zoetermeer opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet [slachtoffer] met meerdere messen diverse malen gestoken, onder meer in hartstreek en hals, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte - na maandenlang emoties en frustraties te hebben opgekropt en na een nacht waarin [slachtoffer] hem onder meer heeft bedreigd en geslagen - niet langer in staat was om zich te beheersen. Zijn oplossingsstrategie, te weten het uit de weg gaan van problemen en het herhaaldelijk proberen te kalmeren van [slachtoffer], bleek die nacht niet te werken. Dit alles maakte dat verdachte zich geen raad wist met de situatie en er iets in hem knapte, wat mogelijk zijn strafbare handelen kan verklaren. Voorts heeft de raadsman verzocht rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte, de conclusies van de gedragskundige rapportages, waaronder het lage recidiverisico en het feit dat verdachte niet bekend is met eerder agressief gedrag. Ten slotte heeft de raadsman gewezen op de (proces)houding van verdachte en het feit dat ook hij moet leren leven met het besef van het leed dat hij met zijn daden heeft aangericht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Doodslag, zoals in het onderhavige geval bewezen is verklaard behoort tot de meest ernstige misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent en is naar zijn aard een misdrijf dat in beginsel oplegging van een gevangenisstraf van zeer lange duur - zoals door de officier van justitie is gevorderd - rechtvaardigt.
Voor het bepalen van de straf staat de rechtbank geen landelijk oriëntatiepunt ter beschikking. De rechtbank heeft daarom acht geslagen op de in soortgelijke zaken opgelegde straffen en zal op grond daarvan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar als uitgangspunt hanteren. Dat is een lagere straf dan waartoe de officier van justitie heeft gerekwireerd. De rechtbank zal - met inachtneming van dit uitgangspunt - strafverzwarende en strafverminderende factoren in ogenschouw nemen om te komen tot de uiteindelijke straf.
Ernst van het feit
Verdachte heeft een jonge 19-jarige vrouw met nog een hele toekomst voor zich van het leven beroofd. Verdachte heeft haar die toekomst ontnomen en aan de familie en de vrienden van [slachtoffer] groot en onherstelbaar leed toegebracht. Dit blijkt onder meer uit de ter terechtzitting voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaringen van de ouders van [slachtoffer]. Naast het gemis moeten de nabestaanden leven met de wetenschap dat hun dierbare [slachtoffer] op gruwelijke wijze - met maar liefst vijfentachtig messteken - in de woning van haar moeder, waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, om het leven is gebracht. Dit levert voor de nabestaanden een onnoemelijk grote psychische en emotionele belasting op, die zij de rest van hun leven met zich mee moeten dragen. Het benemen van iemands leven is de meest ernstige en onomkeerbare aantasting van het hoogste rechtsgoed, te weten het recht op leven.
Het ernstige gevolg van het bewezenverklaarde en de extreem gewelddadige wijze waarop de levensberoving is uitgevoerd, hebben een voor de rechtsorde schokkend karakter en brengen in de samenleving in het algemeen, en in de omgeving van het slachtoffer in het bijzonder, gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Gebeurtenissen voorafgaand aan 15 januari 2012
Het drama op 15 januari 2012 heeft een aanloop gekend. De rechtbank acht het in de onderhavige zaak van belang om de relatie van verdachte met [slachtoffer] en de gebeurtenissen op de avond, nacht en vroege ochtend voorafgaand aan het drama kort in ogenschouw te nemen.
Uit het onderzoek - de verklaringen van verdachte, de overige (getuigen)verklaringen en de prints van camerabeelden in het dossier - komt een beeld naar voren van een zowel verbaal als fysiek gewelddadige relatie, waarin [slachtoffer] - die kampt met agressieproblemen - volledig domineert en de onderdanige verdachte degene is die steeds rustig blijft en alles door de vingers ziet. De vader van [slachtoffer] verwoordt het als volgt: '[verdachte] deed alles voor haar'. De moeder omschrijft [slachtoffer] als een 'pittige tante', die als ze boos is, ook echt blind van woede is.
Ook in de nacht voorafgaand aan het drama blijkt [slachtoffer] zich niet onbetuigd te hebben gelaten. Zij heeft verdachte meerdere malen in het gezicht geslagen en hem diverse malen uitgescholden en bedreigd, terwijl verdachte bleef proberen om [slachtoffer] te kalmeren en te troosten. Zo heeft een getuige - de jongen waar [slachtoffer] die avond in uitgaansgelegenheid Spetters telefoonnummers mee heeft uitgewisseld - gezien dat zij verdachte meerdere keren in het gezicht sloeg en dat verdachte hieronder heel rustig bleef. Ook verbalisant [verbalisant] heeft gezien dat [slachtoffer] verdachte die nacht een klap in zijn gezicht heeft gegeven en dat verdachte haar op een rustige manier tot bedaren probeerde te brengen. Ten slotte is op de in de lift gemaakte camerabeelden te zien dat [slachtoffer] verdachte in het gezicht slaat.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [slachtoffer] verdachte niet alleen die nacht in januari, maar ook in de daaraan voorafgaande maanden, in fysiek en mentaal opzicht heeft getergd. De rechtbank benadrukt echter dat dit niet kan leiden tot de minste rechtvaardiging voor het uiteindelijke handelen van verdachte. Wel ziet de rechtbank in dit patroon in de relatie - zonder uit het oog te verliezen dat verdachte hierin een eigen aandeel heeft gehad - na de maandenlang door verdachte opgekropte emoties, een (begin van een) verklaring voor de plotselinge explosie van geweld.
De gedragskundige rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op de met betrekking tot de verdachte uitgebrachte rapporten, te weten:
- het Milieurapport van GGZ Palier te Den Haag d.d. 19 april 2012, opgesteld door reclasseringswerker […], onder supervisie van […], leidinggevende,
- het Pro Justitia rapport d.d. 20 april 2012 van psychiater T.V. van Lent,
- het rapport van Reclassering Nederland te Almelo d.d. 27 april 2012, opgesteld door […], reclasseringswerker onder supervisie van […], leidinggevende,
- het Pro Justitia rapport d.d. 16 mei 2012 van psycholoog dr. M. ten Berge.
De rechtbank acht zich op grond van deze rapporten voldoende geïnformeerd over de persoonlijkheid en de geestvermogens van verdachte voor en ten tijde van het gepleegde delict.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder acht geslagen op de navolgende overwegingen en conclusies van de gedragsdeskundigen die hieronder zakelijk samengevat zijn weergegeven.
Uit de rapporten van de psychiater en de psycholoog komt naar voren dat verdachte zich opvallend afhankelijk opstelt in relaties en hij conflictvermijdend is in zijn gedrag. Hij heeft moeite met het uiten van gevoelens en emoties. Amnestisch blijkt dat de belangstelling en het gedrag van verdachte zich dermate sterk kan focussen dat gesproken kan worden van een abnormale beperking van de belangstelling, hetgeen blijkt uit de fixatie op zijn vriendin, [slachtoffer], welke (kennelijk) in de plaats is gekomen voor zijn jarenlange gokverslaving. De psychiater en de psycholoog concluderen dat er weliswaar sprake is van afhankelijke en vermijdende trekken, maar niet zodanig dat gesproken kan worden van een (psychiatrische) stoornis. Beiden concluderen dat verdachte als volledig toerekeningsvatbaar moet worden aangemerkt en zij achten de kans op herhaling gering. De psychiater verwoordt het in zijn rapport aldus dat verdachte, na een uitputtende nacht waarin hij langdurig is uitgedaagd en bedreigd en zijn oplossingsstrategie niet bleek te werken, zijn opgehoopte angst en woede niet meer kon beheersen. Vervolgens zijn bij verdachte alle remmen los gegaan, waarbij hij 'buiten zinnen' is geraakt en er van de eerste tot de laatste messteek een partiële amnesie van de gebeurtenissen is ontstaan.
De conclusies uit het Milieurapport en het reclasseringsrapport komen grotendeels overeen met de conclusies van de psychiater en psycholoog. De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare.
Houding van verdachte
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank voorts in aanmerking genomen dat verdachte zichzelf kort na het drama op het politiebureau heeft gemeld. Hij heeft ter terechtzitting vastgehouden aan zijn bekennende verklaring, inzicht getoond, de volledige verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en zijn spijt betuigd. Verdachte heeft niet geprobeerd verzachtende omstandigheden aan te voeren en hij heeft uitdrukkelijk geen beroep gedaan op straf- of schulduitsluitingsgronden.
Hoewel verdachte - naar de rechtbank begrijpt, voor zover mogelijk - volledige openheid van zaken heeft gegeven en heeft meegewerkt aan de totstandkoming van bovengenoemde rapportages - is het exacte motief voor de doodslag niet bekend geworden.
De rechtbank heeft tenslotte bij de straftoemeting betrokken het feit dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 16 januari 2012, niet eerder voor enig strafbaar feit met politie en justitie in aanraking is gekomen.
De straf
De rechtbank benadrukt (nogmaals) dat geen straf, ongeacht de duur, het leed dat de nabestaanden van [slachtoffer] door verdachte is aangedaan, zal kunnen verzachten. Immers, zij krijgen hun dierbare hiermee niet terug.
Alle hiervoor genoemde - strafverzwarende en strafverminderende - omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien en met inachtneming van de genoemde adviezen, komt de rechtbank tot de slotsom, dat er geen aanleiding is om af te wijken van het genoemde uitgangspunt van 8 jaren. Met name de mate van het toegepaste geweld staat aan matiging van de straf in de weg. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van die duur passend en geboden.
7. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op artikel:
- 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (ACHT) JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. Poustochkine, voorzitter,
mrs. M.M. Meijers en R.G.C. Veneman rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E. Noorlander, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2012.
mr. Veneman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PL2012/011612 "dossier Apollovlinder 15BRR12060", van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen.
2 Proces-verbaal van aanhouding d.d. 15 januari 2012, blz. 3 (Verdachte Dossier, doorgenummerd blz. 1 t/m 23).
3 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2012, blz. AH 1 t/m 3 (Bijlage Ambtshandelingen bij Algemeen Dossier 0/opv, doorgenummerd blz. AH 1 t/m 23).
4 Proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 januari 2012, blz. AH 31 (Bijlage Ambtshandelingen bij Algemeen Dossier 1/opv, doorgenummerd blz. AH 24 t/m 62).
5 Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, d.d. 26 maart 2012, Nederlands Forensisch Instituut, zaaknummer 2012.01.13.095, overledene [slachtoffer], opgesteld door P.M.I. van Driessche, arts en patholoog, blz. 321 en 324 bovenaan (Forensisch Dossier Apollovlinder doorgenummerd blz. 1 t/m 459).
6 Proces-verbaal van tweede verhoor verdachte [verdachte] d.d. 15 januari 2012, blz. 20 (Verdachte Dossier [verdachte], doorgenummerd blz. 1 t/m 23) en de verklaring van verdachte ter terechtzitting op 10 juli 2012.