ECLI:NL:RBSGR:2012:BX2331

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
411007 HA RK 12-15 Wrakingnummer 2012/2
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in een civiele procedure

In deze zaak heeft verzoeker een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend tegen kantonrechter mr. J.P. Mulder, omdat hij meende dat de rechtbank een vooringenomen positie inneemt en hem onvoldoende gelegenheid biedt om zijn zaak te verdedigen. Het wrakingsverzoek werd ingediend na een comparitie van partijen op 15 december 2011, waarbij verzoeker op 4 januari 2012 zijn verzoek indiende. De wrakingskamer heeft beoordeeld of het verzoek tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet tijdig had gehandeld, aangezien hij pas na de zitting en na ontvangst van het zittingsverslag op 29 december 2011 zijn verzoek indiende. Verzoeker had bovendien pas ter zitting de gronden voor zijn wrakingsverzoek aangevoerd, wat volgens de rechtbank niet in overeenstemming was met de vereisten van artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierdoor werd verzoeker niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, wat betekende dat de rechtbank niet meer aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak toekwam. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 13 februari 2012 door de wrakingskamer, bestaande uit voorzitter mr. G.P. Verbeek en de rechters mrs. K.M. Braun en H.M.D. de Jong.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
wrakingnummer 2012/2
rekestnummer: 411007 HA RK 12-15
zaaknummer: 1093878 / 11-6251
datum beschikking: 13 februari 2012
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
tegen
mr. J.P. Mulder,
rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage, locatie Leiden, sector kanton,
hierna te noemen: de kantonrechter.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop
Verzoeker is op 11 augustus 2011 gedagvaard door Renault Trucks Commercial Nederland B.V., tevens handelend onder de naam Renault Trucks Amsterdam (hierna: Renault) die heeft gevorderd verzoeker te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.688,82 met rente en kosten in verband met een door Renault aan verzoeker verkochte auto. Verzoeker heeft vervolgens een reconventionele vordering ingesteld. Op 15 december 2011 heeft ten overstaan van de kantonrechter de comparitie van partijen plaats gevonden. Na de zitting heeft verzoeker bij brief, ter griffie ingekomen op 20 december 2011, verzocht om toezending van het zittingsverslag en heeft hij zijn voornemen kenbaar gemaakt om verdere stappen te ondernemen omdat vooringenomen feiten naar voren waren gekomen. Bij brief van 29 december 2011 zijn de zittingsaantekeningen aan verzoeker toegezonden. Verzoeker heeft vervolgens bij brief van 4 januari 2012 voornoemde rechter gewraakt. Het wrakingsverzoek is voorgelegd aan de wrakingskamer.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 30 januari 2012 is ter openbare terechtzitting het wrakingsverzoek behandeld. Verzoeker is in persoon ter zitting verschenen. Het wrakingsverzoek is door hem aan de hand van door hem overgelegde pleitaantekeningen toegelicht. De kantonrechter heeft bij brief van 23 januari 2012, ter griffie ingekomen op 24 januari 2012, zijn standpunt met betrekking tot het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt en tevens meegedeeld niet op de zitting te zullen verschijnen. Namens Renault is mr. D. Greve ter zitting verschenen.
3. Het standpunt van verzoeker
Het wrakingsverzoek komt, kort en zakelijk weergegeven, op het volgende neer. Verzoeker is van mening dat de rechtbank een vooringenomen positie inneemt en hem onvoldoende gelegenheid geeft om zijn zaak te verdedigen. Bovendien geeft het zittingsverslag niet alles weer wat de rechter heeft besproken.
4. Het standpunt van mr. Mulder
Het standpunt van mr. Mulder komt, kort en zakelijk weergegeven, op het volgende neer. Het is hem niet duidelijk wat de omvang is van het wrakingsverzoek. In de onderhavige zaak tegen Renault heeft verzoeker voldoende gelegenheid gehad om zijn standpunt naar voren te brengen en zijn zaak te verdedigen. Door verzoeker zijn bovendien geen concrete feiten en omstandigheden gesteld waaruit vooringenomenheid of partijdigheid zou blijken. Het zittingsverslag geeft een goed beeld van wat ter zitting aan de orde is geweest. Hij ziet dan ook geen gronden voor toewijzing van het verzoek.
5. De beoordeling
5.1. Aan de orde is in de eerste plaats de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Artikel 37 eerste lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) schrijft voor dat een verzoek tot wraking wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Ingevolge artikel 37 derde lid Rv dient de partij die wraking verzoekt bovendien alle feiten en omstandigheden tegelijk voor te dragen. Verzoeker heeft hieromtrent ter zitting verklaard dat hij over het indienen van een wrakingsverzoek wilde nadenken en dat hij niet wist dat hij reeds bij het indienen van het verzoek alle gronden moest aanvoeren. De wrakingskamer is van oordeel dat dit omstandigheden zijn die voor risico van verzoeker dienen te blijven en niet het tijdsverloop tussen de zitting en het wrakingsverzoek rechtvaardigen. Nu verzoeker pas op 4 januari 2012 een ongemotiveerd wrakingsverzoek heeft ingediend, terwijl de comparitie op 15 december 2011 heeft plaatsgevonden en hij op 29 december 2011 over het zittingsverslag beschikte, is de rechtbank van oordeel dat verzoeker het wrakingsverzoek niet tijdig heeft ingediend. Bovendien heeft verzoeker eerst ter zitting de aan het wrakingsverzoek ten grondslag liggende gronden aangevoerd. Het vorenstaande leidt er toe dat verzoeker niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek.
5.2. Het voorgaande betekent dat de rechtbank niet meer aan een inhoudelijke beoordeling toekomt.
6. De beslissing
De wrakingskamer:
verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt toegezonden aan:
• verzoeker;
• verweerder in de hoofdzaak;
• de kantonrechter mr. J.P. Mulder;
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2012 door mr. G.P. Verbeek, voorzitter, en mrs. K.M. Braun en H.M.D. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M. Schreuder als griffier.