ECLI:NL:RBSGR:2012:BX2327

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
410960 HA RK 12-14 Wrakingnummer 2012/1
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek tegen een kantonrechter in een strafzaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank 's-Gravenhage op 13 februari 2012 een mondeling verzoek tot wraking van de kantonrechter afgewezen. Het verzoeker, die betrokken was bij een strafzaak, had de kantonrechter gewraakt op basis van vermeende partijdigheid. De wrakingskamer oordeelde dat de door verzoeker aangevoerde feiten en omstandigheden geen grond gaven om te vrezen dat de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbrak. Verzoeker had gesteld dat de kantonrechter hem en zijn raadsman op intimiderende wijze had behandeld en dat er geen excuses waren aangeboden voor de vertraging in de behandeling van zijn zaak. De kantonrechter had echter de orde in de rechtszaal moeten handhaven en had het recht om het woord aan de raadsman te ontnemen toen deze zich niet aan de procedure hield.

De wrakingskamer benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De aangevoerde feiten waren onvoldoende om aan te nemen dat de kantonrechter vooringenomen was of dat er een schijn van partijdigheid bestond. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd genomen met inachtneming van de noodzaak voor rechtzoekenden om vertrouwen te hebben in de onpartijdigheid van de rechterlijke macht. De procedure in de hoofdzaak werd voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
wrakingnummer 2012/1
rekestnummer: 410960 HA RK 12-14
parketnummer: 96-200506-10
datum beschikking: 13 februari 2012
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
raadsman: mr. A.K. Ramdas,
tegen
mr. M. Nijenhuis,
rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage, locatie Gouda, sector kanton,
hierna te noemen: de kantonrechter.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop
Op 14 december 2011 heeft ten overstaan van de kantonrechter de terechtzitting plaatsgevonden in de strafzaak van verzoeker. Verzoeker heeft ter zitting voornoemde rechter gewraakt. Het onderzoek ter zitting is vervolgens geschorst en het wrakingsverzoek is voorgelegd aan de wrakingskamer. Bij fax van 15 december 2011 heeft de raadsman het verzoek toegelicht.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
Op 30 januari 2012 is ter openbare terechtzitting het wrakingsverzoek behandeld. Verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman, is ter zitting verschenen. Het wrakingsverzoek is zowel door verzoeker als door de raadsman toegelicht. De kantonrechter heeft bij brief van 12 januari 2012, ter griffie ingekomen op 16 januari 2012, zijn standpunt met betrekking tot het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt en tevens meegedeeld niet op de zitting te zullen verschijnen. Van de Officier van Justitie is geen reactie ontvangen.
3. Het standpunt van verzoeker
Het wrakingsverzoek komt, kort en zakelijk weergegeven, op het volgende neer. Verzoeker stelt dat zijn zaak op 14 december 2011 om 11.00 uur geappointeerd stond. Om 11.45 uur was zijn zaak nog steeds niet behandeld, terwijl hij om 11.00 uur ook aanwezig had moeten zijn bij de kantonrechter in Rotterdam voor een vergelijkbare zaak. Hij heeft de bode verzocht om de kantonrechter te verzoeken om zijn zaak aan te houden. Toen bleek dat geen aanhouding werd verleend, wilde de raadsman persoonlijk een toelichting geven, maar de kantonrechter heeft geweigerd hiernaar te luisteren en heeft de raadsman op intimiderende toon gemaand de zittingszaal te verlaten. Om 12.30 uur is vervolgens een aanvang gemaakt met de behandeling van de zaak zonder dat de kantonrechter zijn excuses voor de opgelopen vertraging heeft aangeboden.
4. Het standpunt van mr. Nijenhuis
Het standpunt van mr. Nijenhuis komt, kort en zakelijk weergegeven, op het volgende neer. Omstreeks 11.00 uur bereikte hem via de bode het verzoek om de zaak van verzoeker eerst te behandelen. Dat werd geweigerd. Vervolgens kwam de raadsman toch de zaal in en nam het woord. Hij heeft de raadsman toen het woord ontnomen, omdat de zaak van verzoeker niet aan de orde was. De raadsman ging echter verder met spreken. Mr. Nijenhuis heeft hem toen wederom het woord ontnomen en gezegd dat hij op zijn beurt moest wachten en de zaal uit moest indien hij hem nogmaals zou onderbreken. Op het moment dat de zaak van verzoeker aan de orde was, rond 12.30 uur, heeft verzoeker opnieuw uitstel gevraagd. Mr. Nijenhuis heeft toen gezegd dat, nu hij aanwezig was, geen uitstel werd verleend.
5. De beoordeling
5.1. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van art. 6 lid 1 EVRM dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
5.2. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, omdat rechtzoekenden in het rechterlijke apparaat vertrouwen moeten kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
5.3. De door verzoeker aan zijn verzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden zoals hiervoor onder 3. weergegeven, geven geen grond te vrezen dat het deze rechter aan onpartijdigheid ontbreekt noch is ten aanzien van hem de schijn van partijdigheid gewekt. De aangevoerde feiten en omstandigheden hebben in feite betrekking op de bejegening door de kantonrechter. Daaruit blijkt echter niet dat het de kantonrechter aan onpartijdigheid ontbreekt. De omstandigheid dat de kantonrechter, om de orde te bewaren, de advocaat het woord heeft ontnomen toen de zaak van zijn cliënt nog niet aan de orde was, maakt dat niet anders.
5.4. Derhalve zal als volgt worden beslist.
6. De beslissing
De wrakingskamer:
wijst het verzoek tot wraking af;
bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
• de verzoeker p/a zijn raadsman mr. A.K. Ramdas;
• de officier van justitie mr. C. Ceuninck van Capelle-Willems;
• de kantonrechter mr. M. Nijenhuis.
Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2012 door mr. G.P. Verbeek, voorzitter, en mrs. K.M. Braun en H.M.D. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M. Schreuder als griffier.