Parketnummer: 09/711672-11
Datum uitspraak: 13 juli 2012
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 4],
geboren op [geboortedatum] 1984 te [geboorteplaats],
thans preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting "Utrecht", locatie "Nieuwersluis" te Nieuwersluis.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 29 juni 2012.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.J. Mos en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.R. Ali, advocaat te 's-Gravenhage, en door de verdachte naar voren is gebracht.
[X]] (hierna ook: [X]) heeft zich als benadeelde partij gevoegd.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij:
op of omstreeks 02 november 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan privéhuis "[privéhuis]" gevestigd in perceel [adres], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen:
- zich met medeneming van een vuurwapen en/of een 2e vuurwapen, althans een daarop gelijked voorwerp en/of een mes en/of een ijzeren staaf naar dat pand heeft begeven en/of
- (vervolgens) met (bivak)mutsen op en/of de kra(a)g(en) van zijn/hun trui(en) voor zijn/hun gezicht(en) dat perceel is binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [X], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- met een mes en/of (een) vuurwapen(s) en/of een 2e vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp en/of een ijzeren staaf in zijn/hun hand(en) op die [X] aflopen en/of
- vechten met die [X] en/of
- met een vuurwapen tegen het hoofd en/of lichaam van die [X] slaan en/of
- maken van slaande bewegingen met die ijzeren staaf in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [X];
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte 1] en/of [verdachte 2] en/of één of meer andere perso(o)n(en) op of omstreeks 02 november 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan privéhuis "[privéhuis]" gevestigd in perceel [adres], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte 1] en/of [verdachte 2] en/of één of meer andere perso(o)n(en)en/of verdachte
- zich met medeneming van een vuurwapen en/of een tweede vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp en/of een mes en/of een ijzeren staaf naar dat pand heeft/hebben begeven en/of
- (vervolgens) met (bivak)mutsen op en/of de kra(a)g(en) van zijn/hun/haar trui(en) voor zijn/hun/haar gezicht(en), dat perceel is/zijn binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [X], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- met een mes en/of een vuurwapen en/of een tweede vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp en/of een ijzeren staaf in zijn/hun hand(en) op die [X] aflopen en/of
- vechten met die [X] en/of
- met een vuurwapen tegen het hoofd en/of lichaam van die [X] slaan en/of
- maken van slaande bewegingen met die ijzeren staaf in de richting van het hoofd en/of het lichaam van die [X];
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 02 november 2011 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland opzettelijk behulpzaam is geweest door een stuk karton, althans enig voorwerp, te plaatsen ter hoogte van het slot van de toegangsdeur van dat perceel, waardoor die deur niet (meer) in het slot viel.
Deze zaak gaat om een gebeurtenis die heeft plaatsgevonden op 2 november 2011 omstreeks 22.30 uur in privéhuis "[privéhuis]" (een bordeel) te 's-Gravenhage. Drie gemaskerde mannen hebben, bewapend met op vuurwapens gelijkende voorwerpen, een mes en een staaf, geprobeerd met geweld tegen [X] goederen en/of geld uit voornoemd pand weg te nemen. Twee van de mannen zijn in gevecht geraakt met voornoemde [X], de bedrijfsleider die toen aldaar aan het werk was. Door zijn optreden heeft [X] ervoor gezorgd dat de daders niets hebben kunnen wegnemen. [X] heeft als gevolg van deze vechtpartij letsel opgelopen. Van de gebeurtenis zijn camerabeelden beschikbaar. De camera's stonden opgesteld in het privéhuis. De beelden zijn op de televisie en internet vertoond. Op deze beelden zijn onder meer op een gegeven moment twee van de mannen zonder gezichtsbedekking te zien. De aangever heeft namelijk tijdens het gevecht het bivakmuts van het hoofd van één van de mannen afgetrokken. Deze man is later gebleken de medeverdachte [verdachte 2] (hierna ook: [verdachte 2]) te zijn die ook een bekennende verklaring heeft afgelegd. Verdachte wordt verweten dat zij tezamen met haar mededaders heeft getracht een overval te plegen (primaire feit). Als dat niet bewezen kan worden wordt verdachte verweten dat zij anderen behulpzaam is geweest bij het plegen van het feit, door een stuk karton, althans enig voorwerp, te plaatsen ter hoogte van het slot van de toegangsdeur van dat perceel, waardoor die deur niet (meer) in het slot viel (subsidiaire feit).
De door de rechtbank te beantwoorden vraag is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aan haar tenlastegelegde feit. Verdachte heeft iedere betrokkenheid ontkend.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat op grond van de verklaringen van de aangever, de verklaring van de medeverdachte [verdachte 2], het proces-verbaal van bevindingen inhoudende de beschrijving van de camerabeelden en het feit dat verdachte zichzelf op de camerabeelden heeft herkend, vast staat dat verdachte een stuk karton heeft geplaatst ter hoogte van het slot van de toegangsdeur van het perceel waardoor die deur niet meer in het slot viel. Door deze handelwijze van verdachte, drie minuten voor de komst van de overvallers, heeft zij het de overvallers mogelijk gemaakt om zonder vooraankondiging het pand te betreden. Gelet op het korte tijdsbestek tussen haar vertrek en de komst van de overvallers, kan het niet anders dan dat verdachte het één en ander met de overvallers heeft besproken. Haar bijdrage heeft de overval vergemakkelijkt, maar was niet cruciaal, nu door aan te bellen de deur toch vanzelf zou zijn opengegaan. Verdachte heeft wel op een slinkse wijze anderen de mogelijkheid gegeven om heimelijk het pand binnen te komen, zonder zich te vergewissen wat het exacte doel daarvan was. Dit veronderstelt in ieder geval voorwaardelijk opzet op hetgeen de anderen daar zouden gaan doen, inclusief het geweld. Bovenstaande is onvoldoende om het primair ten laste gelegde, te weten medeplegen, wettig en overtuigend bewezen te kunnen verklaren. Met haar handelen heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het subsidiair ten laste gelegde, te weten de medeplichtigheid - het behulpzaam zijn - aan de poging tot diefstal met geweld, aldus de officier van justitie.
De officier van justitie heeft dan ook gevorderd dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het primair ten laste gelegde feit en dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van al hetgeen aan verdachte is tenlastegelegd bepleit. Daartoe heeft hij betoogd dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de poging tot diefstal, nu van opzet geen sprake is. Conform de vordering van de officier van justitie dient verdachte dan ook vrijgesproken te worden van het primaire feit. Ten aanzien van het subsidiaire feit heeft de raadsman aangevoerd dat het plaatsen van een stuk karton ter hoogte van het slot van de toegangsdeur van dat perceel, waardoor die deur niet meer in het slot viel, totaal geen nut had, nu de deur na het aanbellen vanzelf openging. De hulp die verdachte geboden zou hebben had derhalve geen betekenis en is dan ook niet strafbaar. Ook van het subsidiaire feit dient verdachte dan ook te worden vrijgesproken.
3.4 De beoordeling van de tenlastelegging
Vrijspraak ten aanzien van het primaire feit
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting - met de officier van justitie en de raadsman - niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding primair is ten laste gelegd, zodat zij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank gaat bij haar beoordeling uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden. Deze feiten en omstandigheden vinden hun oorsprong in de bewijsmiddelen die in de voetnoten staan genoemd.1
Op 2 november 2011 omstreeks 22:30 uur zijn drie mannen met bivakmutsen het pand van privéhuis "[privéhuis]", gevestigd in perceel [adres] te 's-Gravenhage, binnengedrongen en de trap opgerend. De aangever zag dit op de monitor van de camera´s die aanwezig zijn in het pand en is vervolgens naar de trap gerend.
In de hal, boven de trap, is hij in gevecht geraakt met dader 1. Dader 1 had een ijzeren staaf bij zich. Dader 1 begon hiermee direct op de aangever in te slaan. Op een gegeven moment heeft dader 1 de ijzeren staaf laten vallen en is hij tijdens het gevecht met de aangever over de trapleuning naar beneden gevallen. Hierop is de aangever in gevecht geraakt met dader 2 die een mes bij zich had. Tijdens dit gevecht heeft de aangever de bivakmuts van deze dader van zijn hoofd afgetrokken. De drie mannen zijn vervolgens het pand uitgerend.2
Als gevolg van de vechtpartij met de twee daders heeft de aangever een scheurwond aan zijn linkervoorhoofd en in het midden van zijn achterhoofd en een hersenschudding opgelopen. Voorts zijn er hematomen over zijn linkertaille en bij zijn rechterschouder geconstateerd.3
Op 2 november 2011 is door de politie op de plaats delict een ijzeren staaf, een mes, een pet met oorkleppen en een sportschoen aangetroffen.4 Voorts lag er ter plaatse in het halletje achter de voordeur een stuk langwerpig karton5. Op 7 november 2011 is ter plaatse door de politie op aanwijzen van de schoonmaakster van het privéhuis op de hiervoor genoemde trap, achter een openstaande tussendeur een zilverkleurige revolver aangetroffen.6
Proces-verbaal van bevindingen bekijken van camerabeelden door de politie7
De aangifte van [X] wordt ondersteund door de camerabeelden. De verbalisant heeft gerelateerd dat onder meer het volgende op de beelden, vanuit verschillende posities, is te zien:
- drie gemaskerde mannen komen de trap oprennen;
- verdachte 3, staande beneden aan de trap in de gang, haalt een pistool uit zijn broeksband en loopt de trap op;
- verdachte 1, die met een mes in zijn hand het privéhuis binnenrende, raakt in gevecht met de aangever en valt achterover over de trapleuning naar beneden;
- verdachte 1 rent de trap af naar de voordeur, doet vervolgens de voordeur open en staande in de deuropening trekt hij zijn bivakmuts van zijn hoofd, draait zich om en kijkt recht in de camera;
- de aangever raakt vervolgens in gevecht met verdachte 2;
- verdachte 2 slaat de aangever diverse malen met een revolver in zijn hand hard tegen zijn achterhoofd, op zijn rug en tegen zijn voorhoofd;
- verdachte 2 probeert de aangever met een staaf op zijn hoofd te slaan;
- de aangever ziet kans de staaf van verdachte 2 af te pakken en probeert zich daarmee te verdedigen tegen de slagen met de revolver door verdachte 2;
- de aangever trekt de bivakmuts c.q. houthakkerspet af van het hoofd van verdachte 2;
- tijdens het gevecht met de aangever verliest verdachte 2 zijn schoen;
- verdachte 2 rent de trap af zonder bivakmuts op en verliest de revolver bij het vastpakken van de trapleuning op zijn vlucht naar beneden;
- verdachte 2 draait zich onderaan de trap om, loopt de trap weer op en kijkt recht in de camera.
Vanuit andere posities ter plaatse zijn ook camerabeelden gemaakt die door een andere verbalisant zijn uitgekeken. Deze verbalisant heeft onder meer het volgende waargenomen en in een proces-verbaal gerelateerd8.
- Beelden van de camera die gedeeltelijk zicht geven vanuit de trap in het pand op de toegangsdeur:
Om 23:24:52 uur komt een vrouw de trap aflopen. Met de linkerhand doet zij de deur open. Op het moment dat zij om de deur draait en met het lichaam buiten staat houdt zij haar linkerhand aan de zijkant van de deur, ter hoogte van het sluitwerk. Tussen de hand en het gedeelte alwaar het sluitstuk zit houdt zij vermoedelijk een stuk karton dan wel papier vast. Zij houdt dit op de plaats terwijl zij de deur sluit.
- Beelden van de camera die gedeeltelijk zicht geven vanaf de voordeur op het pad dat doorgang geeft naar de voordeur:
Om 23:25:00 uur komt voornoemde vrouw het pand uit. Op het moment dat zij de deur dicht doet, draait zij haar lichaam en gezicht naar de voordeur en kijkt zij in de richting van de deurknop. Hierop draait de vrouw zich om en loopt ze weg.
- Beelden van de camera die gedeeltelijk zicht geven vanuit de trap in het pand op de toegangsdeur:
Op het moment dat de drie verdachten te 23:28:44 uur het pand binnen komen en de deur opendoen, valt het door de eerder beschreven vrouw geplaatste papier dan wel karton, tussen het sluitwerk en de deurkozijn op de grond.
De rechtbank overweegt dat het tijdstip op deze beelden klaarblijkelijk een uur later is afgesteld, nu vast staat dat het incident omstreeks 22:30 uur heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt voorts dat hiervoor reeds is weergegeven dat ter plaatse in het halletje achter de voordeur een stuk langwerpig karton is aangetroffen.
Verdachte heeft van meet af aan ontkend de aan haar ten laste gelegde feiten te hebben gepleegd. Wel heeft zij toegegeven de vrouw op de hiervoor weergegeven beelden te zijn9.
Eigen waarneming van de rechtbank
De rechtbank heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting de betreffende beelden bekeken. Evenals de raadsman was de rechtbank door de officier van justitie in de gelegenheid gesteld de beelden ook vóór de zitting te bekijken, van welke gelegenheid de rechtbank gebruikt heeft gemaakt. Bij die gelegenheid waren de beelden, die op het scherm van een laptop waren te zien, duidelijker dan toen zij op de zitting werden vertoond.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank - bij monde van de voorzitter - medegedeeld dat hetgeen zij op de beelden heeft waargenomen overeenkomt met wat door de verbalisanten is gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen, p. 223-224 respectievelijk p. 269-260.
De rechtbank heeft ter terechtzitting in het bijzonder het volgende op de beelden waargenomen:
verdachte doet de voordeur open en gaat naar buiten. Vervolgens draait verdachte zich om, richting de deur, en plaatst iets ter hoogte van het slot van de toegangsdeur van dat perceel en de deurpost waarna zij de deur sluit. Drie gemaskerde mannen komen drie minuten later aanrennen en duwen, zonder aan te bellen, de toegangsdeur in één keer open, waarna het door verdachte geplaatste voorwerp op de grond valt. De mannen stormen hierop het pand binnen.
Verklaring van de medeverdachte [verdachte 2]
De medeverdachte [verdachte 2] heeft tegenover de politie een bekennende verklaring afgelegd, inhoudende dat hij samen met twee anderen betrokken is geweest bij de onderhavige poging tot diefstal met geweld en dat hij een pistool (de rechtbank begrijpt: revolver) bij zich had, waarmee hij aangever heeft geslagen. Het wapen had hij tussen de railing laten vallen; zijn muts en een schoen is hij op de plaats delict kwijt geraakt.
Ten aanzien van de vooraf gemaakte afspraken met zijn mededaders heeft [verdachte 2] verklaard dat hij door twee gasten, die van plan waren een overval te plegen, is benaderd om mee te doen. Het was de bedoeling met zijn allen naar boven te gaan, geld te pakken en weer naar beneden te gaan. Over de verdeling van de buit was afgesproken dat deze door drie zou worden gedeeld10.
Conclusie van de rechtbank
Gelet op de aangifte van [X], de verklaring van verdachte dat zij de vrouw op de beelden is, de processen-verbaal van bevindingen van de verbalisanten ten aanzien van het bekijken van de camerabeelden, de eigen waarneming van de rechtbank, zoals hiervoor weergegeven, het aantreffen van de hiervoor genoemde voorwerpen op de plaats delict en de verklaring van de medeverdachte [verdachte 2], acht de rechtbank bewezen dat verdachte het aan haar subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan. Verdachte heeft door een stuk karton te plaatsen ter hoogte van het slot van de toegangsdeur van het perceel, waardoor die deur niet meer in het slot viel, het de overvallers vergemakkelijkt om de pand binnen te treden. Het feit dat de deur na het aanbellen automatisch opengaat maakt niet dat de handelwijze van verdachte geen nut had voor het plegen van de overval, zoals de raadsman heeft betoogd. Door de handelwijze van verdachte hoefden de overvallers zich immers niet aan te kondigen en konden zij snel en heimelijk het pand binnentreden. Gelet op de omstandigheid dat de overvallers reeds drie minuten na het vertrek van verdachte het pand zijn binnengestormd, moet verdachte vooraf het één en ander met de overvallers hebben besproken. Derhalve heeft zij zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan de poging tot een gewelddadige overval, waarbij in ieder geval sprake is van voorwaardelijk opzet.
De rechtbank acht, met verbetering van type- en/of taalfouten, door welke verbeteringen verdachte niet in haar belangen is geschaad, te diens aanzien wettig en overtuigend bewezen dat:
Subsidiaire feit
[verdachte 1] en [verdachte 2] en een andere persoon op 2 november 2011 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen goederen en/of geld van hun gading, toebehorende aan privéhuis "[privéhuis]" gevestigd in perceel [adres],
- zich met medeneming van op vuurwapens gelijkende voorwerpen en een mes en een ijzeren staaf naar dat pand hebben begeven en
- vervolgens met bivakmutsen op dat perceel zijn binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [X], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan andere deelnemers de vlucht mogelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het:
- met een mes en op vuurwapens gelijkende voorwerpen en een ijzeren staaf in hun handen op die [X] aflopen en
- vechten met die [X] en
- met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd en lichaam van die [X] slaan en
- maken van slaande bewegingen met die ijzeren staaf in de richting van het hoofd en het lichaam van die [X];
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 2 november 2011 te 's-Gravenhage opzettelijk behulpzaam is geweest door een stuk karton te plaatsen ter hoogte van het slot van de toegangsdeur van dat perceel, waardoor die deur niet meer in het slot viel.
4. De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaren en als bijzondere voorwaarden, conform het advies van de reclassering: meldingsgebod, behandelverplichting en deelname aan Exodus of een soortgelijke begeleidende woonvorm.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de eis van de officier van justitie geen recht doet aan de zeer beperkte rol van verdachte. Hij heeft verzocht - bij bewezenverklaring - aan verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook indien dit inhoudt dat verdachte zal deelnemen aan Exodus. Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies en de brief van Exodus Nederland is het van belang dat verdachte op korte termijn wordt opgenomen in Exodus.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte is anderen behulpzaam geweest bij een poging tot een gewelddadige overval in een privéhuis (een bordeel), door de toegangsdeur van het pand zodanig te manipuleren dat drie overvallers zonder zichzelf aan te kondigen het pand konden binnendringen. De overvallers zijn gemaskerd en bewapend met op vuurwapens gelijkende voorwerpen, een mes en een ijzeren staaf het privéhuis binnengedrongen met het doel goederen en/of geld weg te nemen. Zij hebben daarbij uitsluitend oog gehad voor hun eigen financieel gewin. De bedrijfsleider [X] is in gevecht geraakt met twee van overvallers. Door zijn kordate optreden heeft [X] kunnen voorkomen dat de overvallers goederen en/of geld hebben weggenomen waardoor het bij een poging is gebleven. [X] had - naar eigen zeggen - het gevoel dat hij moest vechten voor zijn leven. Door deze vechtpartij heeft hij letsel opgelopen; per ambulance moest hij naar het ziekenhuis worden vervoerd waar hij aan zijn verwondingen is behandeld. Thans - zeven maanden later - ondervindt [X] nog steeds nadelige lichamelijke en psychische gevolgen van het handelen van de daders; hij heeft een litteken in zijn gezicht en sinds die bewuste dag is hij alert en angstig en voelt hij zich niet meer veilig op zijn werkplek. Verdachte heeft met haar handelen dan ook grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van [X]. Op het moment van de overval waren ook andere mensen in het pand aanwezig die enorm zijn geschrokken. Eén van de vuurwapens - met patronen - is een aantal dagen na het incident in voornoemd pand aangetroffen, nabij de plek waar één van de overvallers in gevecht was geraakt met [X].
Aldus is sprake van een zeer ernstig feit, dat verdachte volledig kan worden toegerekend en dat uitsluitend kan worden bestraft met een straf die een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. Een dergelijk strafsoort doet recht aan de geschokte gevoelens in de maatschappij en wordt tevens geacht een normbevestigend effect te hebben.
Voor wat betreft de hoogte van die straf overweegt de rechtbank als volgt.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank ook rekening met de persoon van verdachte. Hieromtrent heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie d.d. 30 december 2011 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in 2001 is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten; hiermee zal echter geen rekening worden gehouden bij het bepalen van de straf, nu dit een veroordeling betreft van meer dan vijf jaar geleden. Verdachte is dan ook als first-offender aan te merken.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 25 juni 2012 betreffende verdachte. Uit dit advies komt onder meer het volgende naar voren. Verdachte heeft een turbulent leven achter de rug. Verdachte staat open voor hulp en begeleiding vanuit de reclassering of een andere zorginstelling om haar verleden een plaats te geven. Er zijn problemen op het gebied van huisvesting, inkomen/schulden, sociaal netwerk en emotioneel welzijn. Over de inschatting van het recidiverisico kan de reclassering geen directe uitspraak doen, nu verdachte het feit ontkent. Op basis van de statische gegevens acht de reclassering het recidiverisico laag gemiddeld. Op grond van het recidiverisico en de criminogene factoren - verdachte heeft problemen op het gebied van huisvesting, inkomen/schulden, sociaal netwerk en emotioneel welzijn - is een toezicht op bijzondere voorwaarden geïndiceerd. Geadviseerd wordt aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met de bijzondere voorwaarden: meldingsgebod, behandelverplichting bij de GGZ of soortgelijke ambulante forensische zorg en deelname aan Exodus of een soortgelijke begeleidende woonvorm.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de inhoud van de door de raadsman van verdachte ter terechtzitting overgelegde brief d.d. 28 juni 2012 van Exodus Nederland betreffende verdachte. Uit deze brief komt naar voren dat verdachte nog geen intakegesprek heeft gehad, maar dat de intaker van Exodus verdachte op korte termijn zal uitnodigen voor een gesprek. Indien uit het intakegesprek blijkt dat verdachte een goede kandidaat is voor het programma en in het vonnis het Exodusprogramma als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke straf expliciet wordt vermeld, wordt een opname van verdachte in Exodus gegarandeerd.
De rechtbank zal, alles afwegende, van de op te leggen gevangenisstraf een deel voorwaardelijk opleggen, conform het advies van de reclassering en de eis van de officier van justitie opleggen. Aan dit voorwaardelijk strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden. De voorwaardelijke straf strekt er mede toe om verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen aanleiding van de eis van de officier van justitie af te wijken, voor wat betreft de duur van de aan verdachte op te leggen straf.
7. De vordering van de benadeelde partij
7.1 De vordering van de benadeelde partij
[X] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van een vordering tot schadevergoeding, groot € 7.613,47. De benadeelde partij vordert aan immateriële schade een bedrag van € 2.500,00 en aan materiële schade een bedrag van € 5.113,47. Dit bedrag bestaat uit:
- kledingschade ten bedrage van € 250,00;
- kosten rugmassage ten bedrage van € 240,00;
- kosten schoonheidsbehandeling ten bedrage van € 750,00;
- kosten plastisch chirurgie ten bedrage van € 3.300,00;
- eigen risico ziektekosten 2012, ten bedrage van € 220,00;
- reiskosten ten bedrage van € 353,47.
Tevens wordt door de benadeelde partij de wettelijke rente gevorderd alsmede de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien aan de benadeelde partij niet rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
7.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht de vordering af te wijzen, nu hij met de officier van justitie van oordeel is dat aan de benadeelde partij geen rechtstreekse schade is toegebracht door het subsidiaire feit. Subsidiair - indien de rechtbank van oordeel is dat aan de benadeelde partij wel rechtstreekse schade is toebracht door het bewezenverklaarde feit - heeft de raadsman betoogd dat, voor wat betreft de materiële schade, slechts de kledingschade en de kosten rugmassage voor toewijzing in aanmerking komen, nu deze posten voldoende zijn onderbouwd. De overige posten zijn onvoldoende onderbouwd en worden dan ook betwist. Ten aanzien van de immateriële schade is de raadsman van mening dat een bedrag van maximaal € 500,= kan worden toegewezen en dat de vordering voor het overige dient te worden afgewezen.
7.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien aan de benadeelde partij niet rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
8. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 45, 48 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het bij dagvaarding primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplichtigheid aan poging tot diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 4 (vier) maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 (twee) jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften haar te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, in dit geval het Leger de Heils te Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt:
- een meldingsgebod;
- deelname aan een behandeling bij de GGZ of een soortgelijke ambulante forensische zorg;
- deelname aan Exodus of een soortgelijke begeleidende woonvorm;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
bepaalt dat de benadeelde partij [X] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. du Pon, voorzitter,
mrs. A.J.J.M. Weijnen en M.T. Renckens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Moese, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juli 2012.
mr. Weijnen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van het proces-verbaal met het nummer PLPL1521 2011232356, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd pagina's 1 t/m 623).
2 Proces-verbaal van verhoor benadeelde d.d. 3 november 2011, inhoudende de op 2 november 2011 afgelegde verklaring van [X], p. 169-170; proces-verbaal van aangifte d.d. 4 november 2011, inhoudende de op 4 november 2011 afgelegde verklaring van [X], p. 173-174, en twee foto's van de aangever p. 176-177; proces-verbaal van verhoor aangever d.d. 5 december 2011, inhoudende de op 5 december 2011 afgelegde verklaring van [X], p. 179-180.
3 Een geschrift, te weten een geneeskundige verklaring betreffende [X] d.d. 8 november 2011, p. 178.
4 Proces-verbaal, p. 8-9.
5 Proces-verbaal van bevindingen, p. 401, en twee foto's, p. 402 en 403.
6 Proces-verbaal van bevindingen en een aantal overzichtfoto's, p. 216-221.
7 Proces-verbaal van bevindingen, p. 223-224.
8 Proces-verbaal van bevindingen, p. 259-260, en een viertal stills, p. 261-262.
9 Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 juni 2012.
10 Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte 2], p. 125-133.