ECLI:NL:RBSGR:2012:BX1746

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
379450 - HA RK 10-611
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap op basis van valse personalia

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 juni 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap van de verzoeker. De verzoeker, die op 18 januari 1992 Nederland is ingereisd met een Brits paspoort, heeft aangevoerd dat hij bij Koninklijk Besluit van 2 augustus 1997 het Nederlanderschap heeft verkregen. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft echter betoogd dat de verzoeker gebruik heeft gemaakt van valse persoonsgegevens en dat hij daarom het Nederlanderschap niet heeft verkregen. De rechtbank heeft de procedure gestart op basis van een verzoekschrift dat op 3 november 2010 is ingediend, en de mondelinge behandeling vond plaats op 26 april 2012.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de IND van mening is dat verzoeker niet de persoon is aan wie het Nederlanderschap is verleend, omdat er geen registratie van zijn geboorte in het Verenigd Koninkrijk is aangetroffen. De verzoeker heeft een 'Certified Copy of an Entry of Birth' overgelegd, maar de rechtbank heeft geconcludeerd dat deze akte niet authentiek is, gezien het onderzoek van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de verzoeker geen verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van de registratie van zijn geboorte en dat hij niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden zijn die zijn verzoek zouden kunnen rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verzoeker niet de persoon is aan wie bij Koninklijk Besluit van 2 augustus 1997 het Nederlanderschap is verleend. Het verzoek is afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs is dat de verzoeker de juiste identiteit heeft en er geen bijzondere omstandigheden zijn die een andere conclusie rechtvaardigen. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door de rechters R.J. Paris, M.E. Groeneveld-Stubbe en C.W. de Wit.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 379450 / HA RK 10-611
Beschikking van 7 juni 2012
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
advocaat mr. H.K. Jap-A-Joe te Utrecht,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
verder te noemen: 'IND',
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. J.L. Lips.
1.De procedure
1.1.Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 3 november 2010 ingekomen verzoekschrift;
- de brief van mr. Jap-A-Joe van 17 maart 2011;
- de brieven van de IND van 20 december 2010 en 20 juni 2011.
1.2.De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 april 2012. [verzoeker] is verschenen, vergezeld van mr. Jap-A-Joe. Namens de IND is mr. J.L. Lips verschenen. De officier van justitie heeft schriftelijk te kennen gegeven geen prijs te stellen op een mondelinge behandeling.
2.De feiten
2.1.Verzoeker is op 18 januari 1992 Nederland ingereisd. Hij was daarbij in het bezit van een Brits paspoort op naam van [verzoeker], afgegeven te Liverpool op 20 augustus 1987. Tevens was hij in het bezit van een gewaarmerkte kopie van de inschrijving van de geboorte van [verzoeker], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1956, afgegeven door de Britse autoriteiten op 9 februari 1956. Bij Koninklijk Besluit van 2 augustus 1997 is op verzoek van verzoeker aan [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk) het Nederlanderschap verleend.
2.2.Bij brief van 18 maart 2009 heeft de IND mr. Jap-A-Joe bericht van oordeel te zijn dat verzoeker het Nederlanderschap niet bij Koninklijk Besluit van 2 augustus 1997 heeft verkregen, omdat hij - kort samengevat - gebruik heeft gemaakt van valse persoonsgegevens. Nadat verzoeker in zijn tegen deze beslissing ingediende bezwaarschrift niet-ontvankelijk was verklaard heeft deze rechtbank, sector bestuursrecht, het door verzoeker ingestelde beroep bij uitspraak van 17 februari 2010 ongegrond verklaard.
3.Het verzoek
Verzoeker verzoekt de rechtbank vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. Hij voert daartoe aan dat de Minister in weerwil van hetgeen verzoeker in zijn zienswijzen naar voren heeft gebracht, niet kon concluderen dat verzoeker niet de Nederlandse nationaliteit verkreeg. Hij houdt staande dat hij [verzoeker] is en dat aan hem bij Koninklijk Besluit van 2 augustus 1997 het Nederlanderschap is verleend.
4.Het standpunt van de IND en van de officier van justitie
4.1.De IND is van mening dat verzoeker een andere persoon is dan [verzoeker], aangezien uit onderzoek door het Ministerie van Buitenlandse Zaken is gebleken dat in het Verenigd Koninkrijk nimmer aangifte van geboorte is gedaan van een persoon genaamd [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1956. Hieruit volgt volgens de IND dat verzoeker niet bij Koninklijk Besluit van 2 augustus 1997 het Nederlanderschap heeft verkregen.
4.2.De officier van justitie heeft schriftelijk medegedeeld zich aan te sluiten bij het advies van de IND.
5.De beoordeling
5.1.De Hoge Raad heeft bij beschikking van 30 juni 2006 (NJ 2007, 551) beslist dat onderscheid moet worden gemaakt tussen naturalisatiebesluiten die zijn genomen vóór de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) met ingang van 1 april 2003 en naturalisatiebesluiten van ná die datum. Voor de eerste groep geldt dat een naturalisatiebesluit waarin valse of fictieve persoonsgegevens zijn opgenomen de betrokkene - behoudens bijzondere omstandigheden - niet identificeert, en daarom geen rechtsgevolg heeft. Het Nederlanderschap is dan nooit verkregen. Voor de tweede groep geldt dat naturalisatiebesluiten geldig zijn en hun werking pas verliezen als zij door de minister worden ingetrokken. Nu aan verzoeker voor 1 april 2003 het Nederlanderschap is verleend dient de rechtbank te beoordelen of verzoeker de persoon is aan wie bij Koninklijk Besluit van 2 augustus 1997 met de personalia [verzoeker], geboren op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] (Verenigd Koninkrijk) de Nederlandse nationaliteit is verleend en of er eventueel sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank neemt daarbij het volgende in overweging.
5.2.Het kantoor van de British High Commission te Islamabad (Pakistan) heeft indertijd een anonieme brief ontvangen waarin wordt gemeld dat verzoeker in werkelijkheid [A] heet, dat hij in 1985 illegaal Groot-Brittannië is ingereisd, dat hij zich met een valse Britse geboorteakte een nieuwe identiteit heeft verschaft, dat hij erin is geslaagd om Britse identiteitsdocumenten te verkrijgen en dat hij is genaturaliseerd tot Brits staatsburger. Navraag door de High Commission bij de Britse immigratiedienst heeft opgeleverd dat [verzoeker] bij die dienst niet is geregistreerd.
5.3.Uit onderzoek door het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Groot-Brittannië is gebleken dat geen registratie van de geboorte van [verzoeker] op [geboortedatum] 1956 is aangetroffen in de geboorteregisters van Engeland en Wales over het eerste en het tweede kwartaal van 1956. Verzoeker heeft voor het ontbreken van deze inschrijving geen verklaring. Hij voert slechts aan dat er wellicht sprake is van een administratieve fout of dat er sprake is van hernummering van de akten. Verzoeker heeft dit echter niet in het Verenigd Koninkrijk nagevraagd en heeft ook zelf niet een afschrift van zijn geboorteakte in [geboorteplaats] opgevraagd, terwijl dit wel van hem had mogen worden verwacht.
5.4.Verzoeker heeft overgelegd een 'Certified Copy of an Entry of Birth' (met nummer [nummer]), afgegeven op 9 februari 1956, relaterende de geboorte op [geboortedatum] 1956 te [geboorteplaats] van [verzoeker]. De geboorte is volgens die akte geregistreerd op 9 februari 1956. De akte is voorgelegd aan het Verification Team van de General Register Office in Southport. Zij is verantwoordelijk voor de registratie van geboorten in Engeland en Wales. Zij heeft medegedeeld dat geen registratie van de geboorte van [verzoeker] is aangetroffen in de geboorteregisters van Engeland en Wales. Bovendien heeft zij opgemerkt dat het blanco certificaat met nummer [nummer] eerst op 16 maart 1989 werd geleverd aan de Register Office in Bradford. Hieruit valt af te leiden dat de het onmogelijk is dat de geboorte op 9 februari 1956 is geregistreerd, zoals op het door verzoeker overgelegde certificate staat vermeld.
5.5.Voorts is uit voormeld onderzoek gebleken dat de persoon die het certificate op 9 februari 1956 heeft ondertekend in het registratiedistrict Lancashire weliswaar bekend is als 'registrar', maar dat zij op genoemde datum nog een kind was en de akte derhalve onmogelijk in 1956 als 'registrar' kan hebben ondertekend. Verzoeker heeft aangevoerd dat het zo kan zijn dat er jaren geleden een persoon van dezelfde naam registrar was. Het komt de rechtbank echter hoogst onwaarschijnlijk voor dat dit bij het verificatieonderzoek in het Verenigd Koninkrijk door het Ministerie van Buitenlandse Zaken niet zou zijn gebleken.
5.6.De rechtbank komt, gelet op het vorenstaande, tot het oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat verzoeker niet [verzoeker] is aan wie bij Koninklijk Besluit van 2 augustus 1997 de Nederlandse nationaliteit is verleend. Nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden dient het verzoek te worden afgewezen.
6.De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.J. Paris, mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en mr. C.W. de Wit en in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2012.