VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
zaaknummer: AWB 12/3798 BESLU
uitspraak ingevolge artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op het verzoek om een voorlopige voorziening van
de besloten vennootschap Mega Scoot B.V., te Zoetermeer, verzoekster,
ten aanzien van het besluit van 7 mei 2012 van de algemeen directeur van de Dienst Wegverkeer (RDW), verweerder, waarbij de erkenning bedrijfsvoorraad en de daarbij behorende bevoegdheden van verzoekster zijn ingetrokken.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief van 7 mei 2012 een bezwaarschrift bij verweerder ingediend. Tevens heeft zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek om voorlopige voorziening is op 18 juni 2012 ter zitting behandeld.
Namens verzoekster zijn verschenen [A] en [B].
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. F.H.G. Frielink.
I Overwegingen
1.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
1.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2 Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat bij een controle op 6 april 2012 is geconstateerd dat verzoekster:
1. bij de verkoop van het voertuig met kenteken [a] het voertuigbewijs (deel I A) niet onder zich heeft gehouden totdat zij het vrijwaringsbewijs heeft ontvangen, hetgeen des te zwaarder weegt omdat het voertuig fysiek niet meer in verzoeksters macht was;
2. de voertuigen met de kentekens [b] en [c] in bedrijfsvoorraad heeft aangemeld, zonder in het bezit te zijn van bijbehorende kentekenplaten;
3. de voertuigen met de kentekens [d] en [e] geparkeerd stonden aan de Argonstraat te Zoetermeer.
3 Verzoekster kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Verzoekster erkent de eerste twee overtredingen maar stelt met betrekking tot de derde overtreding dat deze scooters voor de winkel op eigen terrein stonden en dus niet aan de openbare weg. Ter onderbouwing van deze stelling heeft verzoekster foto's en een kadastrale kaart overgelegd.
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de intrekking van de erkenning bedrijfsvoorraad en de daarbij behorende bevoegdheden een onevenredig zware maatregel is gelet op het feit dat de derde overtreding dient te komen te vervallen.
4.1 Ingevolge artikel 62, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) kan de Dienst Wegverkeer aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze gerechtigd is motorrijtuigen en aanhangwagens, waarvan hij de eigendom heeft verkregen, in zijn bedrijfsvoorraad op te nemen.
Ingevolge het vierde lid van dit artikel kunnen bij ministeriële regeling voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld.
4.2 Ingevolge artikel 65, tweede lid, aanhef en onder c, van de WVW 1994 kan de Dienst Wegverkeer een erkenning intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend handelt in strijd met een of meer andere uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.
4.3 Ingevolge artikel 9, achtste lid, van de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad (hierna: de Regeling) draagt het erkende bedrijf er zorg voor dat van voertuigen waarvoor nog geen kentekenbewijs of een nog niet tenaamgesteld kentekenbewijs is afgegeven, alsmede van voertuigen die in de bedrijfsvoorraad van het erkende bedrijf zijn opgenomen, geen gebruik wordt gemaakt van de openbare weg zonder dat zij zijn voorzien van een aan het bedrijf opgegeven handelaarskenteken.
5.1 Met betrekking tot het toezicht op de erkenning bedrijfsvoorraad voert de RDW het beleid dat is neergelegd in de Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW van 1 oktober 2011.
5.2 In Hoofdstuk 4 (Overtredingen en sancties) van het Algemeen Deel van de Toezicht-beleidsbrief is onder paragraaf 4.5 (Categorisering overtredingen en stroomschema, meervoudige overtreding) bepaald:
"In het stroomschema is uitgegaan van een enkelvoudige overtreding. Het kan voorkomen dat er bij u, bij één bedrijfsbezoek of steekproefcontrole verschillende overtredingen worden geconstateerd. Als bij u verschillende overtredingen zijn geconstateerd, zal in beginsel de volgende regel worden toegepast:
Wanneer tijdens één bedrijfsbezoek of controle meerdere overtredingen worden geconstateerd, dan wordt dit beschouwd als een meervoudige overtreding. Hierbij geldt als uitgangspunt dat de categorieën van de verschillende overtredingen bij elkaar worden opgeteld en dat een sanctie wordt opgelegd overeenkomstig de som van de categorieën. Is echter sprake van maximaal twee overtredingen, beide van de categorie I of II, dan worden de categorieën niet opgeteld maar wordt een sanctie opgelegd overeenkomstig de categorie behorend bij de zwaarste van de twee overtredingen (zie voorbeelden schema).
In alle gevallen wordt uw historie meegeteld bij het bepalen van de sanctiezwaarte."
5.4 In paragraaf 4.6 (Soorten sancties) is bepaald dat de RDW verschillende sancties kent, waaronder de intrekking voor onbepaalde tijd. Dit betekent dat de erkenning is ingetrokken. Om weer in aanmerking te komen voor een erkenning moet een nieuwe aanvraag worden ingediend bij de RDW.
6.1 De voorzieningenrechter stelt vast dat verzoekster overtreding één en twee erkent en dat deze overtredingen derhalve vast staan. In geschil is of de voertuigen met de kentekens [d] en [e] (hierna: de scooters) in strijd met de regelgeving, zonder geldig kentekenbewijs, geparkeerd stonden aan de openbare weg en verweerder derhalve tot intrekking van de erkenning bedrijfsvoorraad kon overgaan.
6.2 De voorzieningenrechter overweegt dat door het aanvaarden van een erkenning bedrijfsvoorraad de erkenninghouder een bedrijfsvoorraad mag voeren via een speciale overschrijvingsprocedure. Deze bedrijfsvoorraad is vrijgesteld van een aantal aan de voertuigregistratie verbonden verplichtingen. Op de erkenninghouder die deze voordelen geniet, rust ingevolge artikel 9, achtste lid, van de Regeling onder meer de plicht om te zorgen dat door voertuigen die in de bedrijfsvoorraad zijn opgenomen, geen gebruik wordt gemaakt van de openbare weg zonder dat zij zijn voorzien van een handelaarskenteken.
6.3 Ter onderbouwing van verzoeksters stelling dat zij de scooters op eigen terrein heeft geparkeerd, heeft verzoekster foto's en een kadastrale kaart overgelegd. Voorts heeft verzoekster ter zitting nader toegelicht dat zij het bedrijfspand destijds heeft gehuurd juist vanwege de mogelijkheid om buiten, op eigen terrein, scooters te kunnen parkeren en dat zij een bijdrage betaalt voor de kosten van het onderhoud van het terrein. Ten slotte heeft verzoekster gesteld dat bij eerdere controles er ook scooters buiten stonden geparkeerd, maar dat daar destijds niets van is gezegd.
6.4 De voorzieningenrechter is van oordeel dat niet op voorhand vast staat wat de status is van het deel van de weg waar de scooters geparkeerd stonden. Verzoekster is van mening dat sprake is van eigen terrein en heeft haar mening met stukken onderbouwd. Verweerder heeft enkel gesteld dat sprake is van openbare weg. Gelet op het feit dat het ten aanzien van verzoekster gaat om de zwaarste sanctie uit de Toezichtbeleidsbrief 2011 is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat, gelet op het ontbreken van duidelijkheid over de status van het deel van de weg waar de scooters geparkeerd stonden, de sanctie thans onevenredig moet worden geacht in verhouding tot de ernst van de geconstateerde overtreding.
7 De voorzieningenrechter is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat het besluit van 7 mei 2012 niet deugdelijk is gemotiveerd en niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen.
8 Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt derhalve toegewezen in die zin, dat het besluit van 7 mei 2012 wordt geschorst tot zes weken na de datum van bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
II Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage
1 wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in die zin dat het bestreden besluit van 7 mei 2012 wordt geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
2 bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 310,- vergoedt.
De uitspraak is gedaan door mr. A.H. Bergman, rechter, in aanwezigheid van
mr. C.M.A. Demetriadis, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2012.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.