ECLI:NL:RBSGR:2012:BX1210

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/7175
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning voor arbeid als zelfstandige

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 30 mei 2012 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een Turkse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor het doel 'arbeid als zelfstandige', welke door de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel was afgewezen op 17 februari 2012. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze afwijzing en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet totdat er op zijn bezwaar was beslist. De zitting vond plaats op 16 mei 2012, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat zijn werkzaamheden een wezenlijk Nederlands economisch belang dienden, wat leidde tot de afwijzing van zijn aanvraag. Verzoeker deed een beroep op de standstill-bepaling van het Aanvullend Protocol tussen de EEG en Turkije, en voerde aan dat zijn onderneming levensvatbaar was en een positieve bijdrage leverde aan de Nederlandse economie. De voorzieningenrechter oordeelde dat de door verzoeker overgelegde gegevens, waaronder een ondernemingsplan en facturen, voldoende waren om aan te nemen dat het belang van verzoeker om niet te worden uitgezet zwaarder woog dan het belang van de verweerder bij directe uitzetting.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en verweerder verboden verzoeker uit te zetten tot vier weken na de beslissing op het bezwaar. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 874,- en werd het betaalde griffierecht van € 156,- aan verzoeker vergoed. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 12 / 7175
uitspraak van de voorzieningenrechter van 30 mei 2012 in de zaak tussen
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum], van Turkse nationaliteit,
verzoeker,
(gemachtigde: mr. A.C.M. Nederveen, advocaat te Amsterdam),
en
de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, verweerder,
(gemachtigde: mr. A.J. Hakvoort, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te
’s-Gravenhage).
Procesverloop
Bij besluit van 17 februari 2012 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor het doel “arbeid als zelfstandige” afgewezen.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Hij verzoekt verweerder te verbieden hem uit te zetten tot vier weken nadat verweerder op het bezwaar heeft beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2012. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Indien voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank tegen een besluit bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen op de volgende gronden. Verzoeker heeft onvoldoende stukken ter onderbouwing van de aanvraag overgelegd, waardoor door de Minister van EL&I niet kan worden beoordeeld of met de werkzaamheden van verzoeker een wezenlijk Nederlands economisch belang wordt gediend. Daarom is de aanvraag niet voor advies voorgelegd aan de Minister van EL&I. Nu niet is aangetoond dat verzoeker voldoet aan de voorwaarden voor een vergunning als zelfstandig ondernemer dient hij te beschikken over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Verzoeker is niet in het bezit van een geldige mvv en kan niet worden vrijgesteld van het mvv-vereiste. Voorts leidt toepassing van het mvv-vereiste volgens verweerder niet tot een onbillijkheid van overwegende aard.
3. Verzoeker doet een beroep op de standstill-bepaling van artikel 41, eerste lid, van het Aanvullend Protocol, op 23 november 1970 ondertekend en gehecht aan de overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de EEG en Turkije, 23 november 1970, Trb. 1971/70 (het Aanvullend Protocol) en voert aan dat zijn eenmanszaak voldoet aan het criterium wezenlijk Nederlands belang, aangezien hij met zijn bedrijfsactiviteiten een positieve bijdrage levert en de onderneming levensvatbaar is. Ter onderbouwing verwijst verzoeker naar diverse stukken, zoals opdrachten, facturen, ondernemingsplan en een uittreksel van de Kamer van Koophandel (KvK). Verzoeker heeft in bezwaar ter nadere onderbouwing van zijn aanvraag verdere gegevens aan verweerder overgelegd en hij heeft aangegeven zo spoedig mogelijk nog meer gegevens te overleggen. Tevens heeft hij verweerder verzocht de gegevens voor advies voor te leggen aan de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (het ministerie voor EL&I).
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op de door verzoeker bij zijn aanvraag overgelegde gegevens (een ondernemingsplan, een kopie inschrijving kamer van Koophandel en een kopie van zijn paspoort) en de door hem in bezwaar overgelegde nadere gegevens (onder meer een bijgewerkt ondernemingsplan, correspondentie van opdrachtgevers en facturen van verrichtte werkzaamheden), alsmede de toezegging van verzoeker dat gegevens van de omzetbelasting en inkomstenbelasting nog ingebracht worden in de bezwaarfase, het belang van verzoeker om niet te worden uitgezet in de bezwaarfase thans zwaarder dient te wegen dan het belang van verweerder bij directe uitzetting van verzoeker voordat op het bezwaar is beslist. Daarbij wijst de voorzieningenrechter ook op de overwegingen in bijgevoegde uitspraak van de meervoudige kamer voor vreemdelingenzaken van deze rechtbank en nevenzittingsplaats van 25 april 2012 (AWB 11 / 19347), mede gelet waarop mag worden aangenomen dat verweerder de aanvraag van verzoeker in bezwaar alsnog ter beoordeling zal gaan voorleggen aan de minster van EL&I.
5. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening toewijzen.
6. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) verweerder veroordelen in de kosten die verzoeker heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 874,- (1 punt voor het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
7. De voorzieningenrechter zal met toepassing van artikel 8:82, vierde lid, Awb dat verweerder het betaalde griffierecht moet vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder verzoeker uit te zetten tot vier weken nadat verweerder op het bezwaarschrift heeft beslist;
- veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 874,- te betalen aan verzoeker;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 156,- aan verzoeker te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2012.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.